Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Spijsvertering, verbranding en roken

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas vmbo | 2109 woorden
  • 7 april 2001
  • 237 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
237 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
2 Vertering
2.1 Wat is vertering? Als je eet worden de voedingsstoffen uit het voedsel in je bloed opgenomen. Sommige voedingsstoffen kunnen zo in het bloed worden opgenomen. Bijvoorbeeld glucose, vitamines, water en mineralen(zouten). Andere voedingsstoffen kunnen niet zomaar in het bloed worden opgenomen. Bijvoorbeeld eiwitten, de meeste koolhydraten(o.a. suiker en zetmeel) en vetten. Deze stoffen moeten daar eerst voor worden verteerd. Door de vertering van die voedingsstoffen ontstaan verteringsproducten. Vertering is het omzetten van voedingsstoffen die niet door de darmwand heen in het bloed kunnen worden opgenomen in verteringsproducten die wel in het bloed kunnen worden opgenomen. Voor de vertering heb je verteringssappen nodig. Deze sappen worden gemaakt door verteringsklieren. Een voorbeeld van een verteringssap is speeksel. Dat speeksel wordt gemaakt door speekselklieren. Bij vertering vinden scheikundige processen plaats. Hierbij worden voedingsstoffen omgezet in verteringsproducten. Veel verteringssappen bevatten stoffen die deze processen versnellen. Deze stoffen heten enzymen. De enzymen in verteringssappen hebben de taak te zorgen dat de vertering snel verloopt. 2.2 Speeksel
Wat is speeksel? Speeksel is het allereerste verteringssap waarmee je voeding in contact komt. De speekselklieren hebben al speeksel afgescheiden voordat er voeding in je mond belandt. Speeksel bestaat uit verschillende stoffen, namelijk: water, slijm en een enzym. Het slijm verhoogt de glijbaarheid van het voedsel, waardoor je makkelijker slikt. Het enzym in speeksel versnelt de vertering van zetmeel, waardoor het zetmeel in je mond al voor een deel wordt verteerd. 2.3 Het verteringsstelsel

Het verteringsstelsel bestaat uit een groot kanaal van mond tot anus. Dat heet het darmkanaal. In het darmkanaal heb je een aantal verteringsklieren die voor de verteringssappen zorgen. Voorbeelden zijn: de speekselklieren, de maagsapklieren, de lever, de alvleesklier en de darmsapklieren. Het voedsel dat wij eten gaat door het darmkanaal. In de dunne darm worden de meeste voedingsstoffen in het bloed opgenomen. De voedingsstoffen die niet door de dunne darm in het bloed worden opgenomen verlaten je lichaam via de anus. In de wand van het gehele darmkanaal zitten kring en lengtespieren. Deze spieren trekken afwisselend samen. Deze beweging heet darmperistaltiek. De voedselbrij wordt hierdoor verplaatst, gekneed en met verteringssappen gemengd. Hoe werkt darmperistaltiek? Vlak voor de voedselbrok ontspannen de kringspieren zich en trekken de lengtespieren zich samen. Het darmkanaal wordt dan plaatselijk wijder. Als de kringspieren zich achter de voedselbrok samentrekken en de lengtespieren zich ontspannen wordt het plaatselijk wijder. Voedingsvezel bevordert het poepen en de darmperistaltiek. Voedingsvezel is een verzamelnaam voor alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel. Deze stoffen bevorderen de werking van de spieren in de wand van het darmkanaal. 2.4 keelholte en slokdarm
Met je duw je het voedsel vanuit de mondholte via je keelholte in de slokdarm. Bij het slikken sluit je automatisch je neusholte af met de huig, en je luchtpijp met je strotklepje. Zodat het voedsel dan alleen je slokdarm in kan. Door de darmperistaltiek wordt het voedsel via je slokdarm je maag ingeduwd. In je slokdarm worden geen verteringssappen aan je voedsel toegevoegd. 2.5 de maag
Je maag is vrijwel altijd in beweging. Dat komt door de kring en lengtespieren. Aan het eind van je maag zit een kringspier, die heet het maagportier. Het maagportier is in staat om voedsel door te laten en om het tegen te houden. Als het wat doorlaat zijn het telkens maar kleine beetjes voedsel. Dat wordt naar de twaalfvingerige darm geleidt. De maag heeft dus ook een functie als tijdelijke opslagplaats. Er zitten ook maagsapklieren in de maagwand, die produceren maagsap. Door de beweging van de maagwand wordt het voedsel gekneed en gemengd met maagsap. Waar bestaat maagsap uit? Maagsap bestaat uit water, zoutzuur en een enzym. Zoutzuur heeft de taak om bacteriën te doden die met het voedsel meekomen. Het enzym in maagsap zorgt ervoor dat eiwitten voor een deel worden verteerd. 2.6 Twaalfvingerige darm, lever, galblaas en de alvleesklier
De afvoerbuizen van de lever en de alvleesklier komen in de twaalfvingerige darm uit. De lever maakt gal aan. Dat geproduceerde gal wordt tijdelijk opgeslagen in de galblaas. Als het nodig is wordt er via de galbuis gal naar de twaalfvingerige darm gevoerd. Daarom is de galblaas geen klier, maar een tijdelijke opslagplaats. Vetten mengen zich niet met water, maar vormen druppels. Gal emulgeert (in kleine druppels) vetten worden niet verteerd door gal. Door het emulgeren van de vetten wordt de oppervlakte daarvan sterk vergroot, waardoor enzymen er beter op in kunnen werken. De alvleesklier zorgt voor het aanmaken van alvleessap. Dit verteringssap bevat verschillende enzymen die helpen bij het verteren van eiwitten, koolhydraten en vetten. 2.7 de dunne darm
Bij de mens is de dunne darm ca. 6 meter lang. In de wand van de dunne darm liggen darmklieren die darmsap produceren. Darmsap bevat verschillende enzymen die de vertering van eiwitten en koolhydraten afmaken, waarna de verteringsproducten kunnen worden opgenomen in het bloed. In het darmkanaal komen verschillende verteringssappen bij de voedselbrij. Alle verteringssappen bevatten veel water. Het water in de voedselbrij en in de verteringssappen worden opgenomen in de dunne darm en dikke darm en gaat naar het bloed. De wand van de dunne darm is sterk geplooid. En op die plooien staan weer darmvlokken. In die darmvlokken bevinden zich weer bloedvaten. De wand van de darmvlokken is heel dun. Verteringsproducten van voedingsstoffen die niet hoeven te worden verteerd (glucose, vitamines, water en mineralen) kunnen door de wand van de darmvlokken heen. Ze worden opgenomen in het bloed. Door de darmplooien en de darmvlokken heeft de dunne darm een heel groot oppervlak, waardoor de opname van stoffen snel kan plaatsvinden. Het bloed vervoert de stoffen naar de cellen. 2.8 blinde darm, dikke darm en de endeldarm
Vlak bij de plaats waar de dunne darm in de dikke darm uitkomt, ligt de blinde darm. Er zit een uitstulping aan de blinde darm, het wormvormig aanhangsel. Als je een blindedarm ontsteking hebt, is dit deel ontstoken. De dikke darm is ongeveer 1,5 meter lang. Vanuit de dunne darm komen voedselresten die niet verteerd zijn in de dikke darm. Deze brij bevat nog veel water. Bijna al het water dat nog in het voedsel zit wordt door de dikke darm opgenomen, waardoor de brij dik wordt. Als dat niet zou gebeuren zou je veel te veel vocht verliezen en krijg je diarree. Door de darmperistaltiek gaan de ingedikte en onverteerde voedselresten naar de endeldarm. Daar worden ze verzameld en opgeslagen. De anus sluit het darmkanaal af, de anus is een kringspier. Van tijd tot tijd ontspant deze spier zich en wordt de endeldarm geleegd. Dit heet ontlasting. 3 roken
inleiding: Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik niet echt iets wist. Maar ik zag het opeens op internet dus ik koos roken. 3.1 van tabaksplant naar sigaret
Tabak wordt gemaakt van de tabaksplant. De echte naam van de tabaksplant is Nicotiana, vernoemd naar de Fransman Jean Nicot, die in de geschiedenis van tabak een belangrijke rol speelt. De tabaksplant heeft grote groene bladeren. Deze moeten worden geplukt en gedroogd. Dit drogen kan gedaan worden door de bladeren in de zon te leggen, door ze in een oven te stoppen of boven een vuur of onder een afdak te hangen. Om ervoor te zorgen dat de tabak niet gaat schimmelen en dat er geen beestjes in komen, worden er allerlei bestrijdingsmiddelen aan toegevoegd. De tabak die je dan hebt is vaak een beetje bitter. Om de smaak te verbeteren worden verschillende tabakssoorten met elkaar gemengd en worden er allerlei geur- en smaakverbeteraars aan toegevoegd. bijvoorbeeld: suikerstroop, honing, chocolade, pepermunt, enz. Om sigaren te maken worden de bladeren opgerold en in een vorm gedaan. Voor pruimtabak, pijptabak, sjek en sigaretten worden ze fijngesneden. 3.2 het verbouwen van tabak
Het meeste wordt verbouwd in Azië. De voornaamste producenten in dit werelddeel zijn China, India, Turkije, Japan en Indonesië. In Noord- en Zuid Amerika, waar de tabaksplant vandaan is gekomen wordt hij nu ook nog steeds verbouwd. Hier zijn de grootste producenten de VS, Brazilië, Canada, Argentinië en Mexico. In Europa wordt er ook een beetje tabak verbouwd, dat gebeurt in Italië, Griekenland, Bulgarije en Polen. 3.3 Waar worden de sigaretten gemaakt? Meestal wordt er van de tabak niet meteen sigaretten gemaakt. Grote balen tabak worden in schepen vervoerd naar landen waar sigarettenfabrieken. Hieronder heb ik de landen gezet waar de sigaretten het meest gemaakt worden: tabel: aantal sigaretten die per jaar gemaakt worden

Land x miljoen sigaretten
Verenigde Staten 646.000
Russische Federatie 190.000
Duitsland 180.000
Engeland 155.000
Nederland 116.000
Polen 97.500
Spanje 76.500
Oekraïne 67.000
Italië 51.900
Frankrijk 42.500
Bulgarije 38.000
Griekenland 36.350
Roemenië 34.500
Zoals te zien is worden er in de Verenigde Staten de meeste sigaretten gemaakt. In Nederland worden ook heel veel sigaretten gemaakt; er zijn maar 4 landen die meer maken! 3.4 de geschiedenis van de tabak
Lang voordat tabak in Europa bekend was, werd het door indianen in Zuid Amerika al gebruikt. In het begin gebruikten deze indianen de bladeren van de in het wild groeiende tabaksplant waaschijnlijk om een vuurtje te maken om eten op te koken. Zij merkten dat de rook van het vuurtje prikkelend en zelfs verdovend was. Op een gegeven moment zijn de indianen de bladeren gaan gebruiken bij religieuze ceremoniëen en magische handelingen. Het ook werd gebruikt tegen allerlei kwalen. Om altijd genoeg tabak te hebben werd het rondom de dorpjes verbouwd. Toen Columbus in 1492 Amerika ontdekte, zag hij de indianen de vredespijp roken en maakte kennis met de tabaksplant. Toen Columbus weer naar Europa terugging heeft hij waarschijnlijk de tabaksplant meegenomen. De Spanjaarden waren de eerste Europeanen die de tabak gingen gebruiken. Zij dachten dat het een geneeskrachtig kruid was. Zij kauwden op de bladeren (pruimen), snoven de tabak door hun neus, of rookten het door middel van een pijp of sigaar. Pas toen andere Europese landen ook op ontdekkingstocht naar Amerika gingen, werd tabak bekend in heel Europa. Vanaf dat moment werd tabak steeds meer gebruikt. Dat kwam vooral doordat sommige doktoren dachten dat tabak een soort wondermiddel was tegen allerlei kwalen. Jean Nicot, een Fransman die werkte aan het Portugese Hof, stuurde het in 1560 zelfs naar zijn koningin (Catharina de Medici), om haar van haar hoofdpijn af te helpen. 3.5 Wat zit er allemaal in? In tabaksrook zitten meer dan 4000 stoffen. De meeste stoffen zijn schadelijk voor je gezondheid. Door te roken komen deze stoffen in je lichaam. Een filter op een sigaret houdt nauwelijks iets van deze stoffen tegen. De drie belangrijkste schadelijke stoffen in een sigaret zijn teer nicotine en koolmonoxide. Nicotine

Nicotine is de stof die ervoor zorgt dat rokers verslaafd raken aan hun sigaret. Nicotine geeft de roker een kick, net als een drug. Wanneer er niet genoeg nicotine in het lichaam van een roker zit, vraagt het lichaam om meer. Rokers willen dan een nieuwe sigaret. Teer
Teer bestaat uit een mengsel van vaste stoffen. Die teer blijft in je longen plakken. Het zorgt ervoor dat je luchtwegen niet meer goed worden schoongemaakt. Teer veroorzaakt ook de bruine aanslag op de vingers en tanden van rokers. Ook in de gordijnen en op het behang in ruimtes waar veel gerookt wordt, kun je de bruine aanslag van de teer goed zien. Koolmonoxide
Koolmonoxide is een kleur- en reukloos gas. Het ontstaat bij de verbranding van tabak. Als je er heel veel tegelijk van inademt, kun je stikken. Een paar voorbeelden van wat er verder allemaal nog in zit: arsenicum veel gebruikt door moordenaars cyanide gas waarmee in Amerika geëxecuteerd wordt
aceton nagellak remover
ammoniak schoonmaak middel
acetic acid azijn
DDT bestrijdingsmiddel
polonium radioactief afval
benzeen uitlaatgassen
zwavelstoksulfide
methaan
Twee schadelijke stoffen uit tabaksrook staan op een sigarettenpakje: teer en nicotine. Er staat bij hoeveel van die stoffen in één sigaret zitten. Ook staat er een waarschuwing op de verpakking: 'Roken brengt de gezondheid ernstige schade toe.' Dat staat er natuurlijk niet zomaar. 3.6 roken is een verslaving
Volgens wetenschappers bestaan er twee soorten verslaving: lichamelijke verslaving en geestelijke verslaving. Rokers zijn meestal en lichamelijk en geestelijk verslaafd. Lichamelijke verslaving

Rokers zijn lichamelijk verslaafd aan nicotine. Dat betekent dat het lichaam van een roker een sterke behoefte heeft aan die nicotine. Wanneer er niet genoeg nicotine in het lichaam zit, krijgt de roker ontwenningsverschijnselen. Die ontwenningsverschijnselen kunnen bij iedereen verschillend zijn. Rokers hebben vaak last van één of meerdere van de onderstaande ontwenningsverschijnselen: prikkelbaar
rusteloos
angstig
last van slapenloosheid
concentratieproblemen
Ontwenningsverschijnselen zijn niet gevaarlijk, maar zorgen er vaak voor dat mensen zich heel rot voelen. Om de ontwenningsverschijnselen te laten stoppen, gaat de roker roken. Zo neemt hij weer voldoende nicotine in zijn lichaam. Geestelijke verslaving
Geestelijk verslaafd zijn heeft niets te maken met de nicotinebehoefte van het lichaam, maar met de gewoonte van het roken. Mensen roken namelijk vaak op vaste momenten of om een bepaalde reden. Voorbeelden van momenten waarop veel mensen roken: 's ochtends als ze wakker worden
tijdens pauzes
na het eten
op feestjes

REACTIES

J.

J.

zwavelstoksulfide = zwavelstofsulfide

te vinden bij de schadelijke stoffen die in tabak zitten

goed verslag

16 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.