Osmose bij planten
Inleiding
We onderzochten hoe de osmose bij planten werkt. We keken naar zes aardappelreepjes van allemaal rond de 5 centimeter.
Die deden we allemaal in een reageerbuisje. In buisje 6 zat 50% natriumchloride
In buisje 5 zat 25% natriumchloride
In buisje 4 zat 12,5% natriumchloride
In buisje 3 zat 6,25% natriumchloride
In buisje 2 zat 3, 125% natriumchloride
In het laatste buisje, buisje 1, zat 100% gedestilleerd water
Deze lieten we één uur staan en na een uur keken we naar de veranderingen van de aardappelreepjes in lengte en gewicht.
Probleemstelling Onze onderzoeksvraag is: zullen de reepjes aardappel korter en slapper worden, naarmate de sterkte van de zoutoplossing toeneemt? Onze verwachting is dat dat zal gebeuren, omdat het aardappelreepje zich in een hypertonische omgeving bevindt en het dus water zal afgeven.
Hypothese Wij denken dat de aardappelreepjes korter en slapper zullen worden, omdat ze zich in een hypertonische omgeving bevinden, namelijk de zoutoplossing van 0,8%. Is dit een verklaring? Dat mag namelijk niet.Als de hypothese waar is dat de reepjes korter en slaper worden, dan zal het resultaat van het experiment zijn dat het zesde reepje het slapst is en het eerste reepje niet. Door het afgeven van het vocht zullen de reepjes isotonisch worden aan de zoutoplossing. Dus als de vacuolen hun vocht zullen afgeven, zullen de aardappelreepjes slapper worden.
Werkwijze
Het gebruikte materiaal: Zes reageerbuizen (genummerd) Een natriumchlorideoplossing van 0,8% Een bekerglas met gedestilleerd water Een pipetje Een grote pipet van 10 ml Een frietsnijder Een snijplankje Een groenteschilmesje Een elektronische weegschaal ( tot twee decimalen) Liniaal Een aardappel
Methode: (Start van de proef 14.55)
Met de frietsnijder sneden we aardappelreepjes van allemaal rond de 5 centimeter. Die sneden we met het groentemesje op het snijplankje recht af. Met de liniaal meetten we de lengte van de reepjes
De lengtes van de aardappelreepjes waren:
Reepje 1 was 5,1 cm
Reepje 2 was 5,0 cm
Reepje 3 was 5,0 cm
Reepje 4 was 4,9 cm
Reepje 5 was 4,9 cm
Reepje 6 was 5,0 cm
Daarna wogen we de reepjes:
Reepje 1 was 5,10 gram
Reepje 2 was 5,08 gram
Reepje 3 was 4,84 gram
Reepje 4 was 4,96 gram
Reepje 5 was 4,97 gram
Reepje 6 was 5,07 gram
Daarna vulden we zes reageerbuisjes met natriumchloride en gedestilleerd water. Dit deden we met de pipetten Het percentage natriumchloride werd per buisje steeds 50% minder dan het percentage in het vorige buisje
De percentages waren als volgt:
In buisje 6 zat 50% natriumchloride
In buisje 5 zat 25% natriumchloride
In buisje 4 zat 12,5% natriumchloride
In buisje 3 zat 6,25% natriumchloride
In buisje 2 zat 3, 125% natriumchloride
In het laatste buisje, buisje 1, zat 100% gedestilleerd water
We lieten de aardappelreepjes in de reageerbuisjes zakken en lieten ze één uur staan ( vanaf 15.15 tot en met 16.15)
Resultaten
Na één uur haalden we de reepjes uit de buisjes en namen we de maten weer op:
Reepje 1 was 5,2 cm een toename van 0,1 cm
Reepje 2 was 5,0 cm een gelijk gebleven lengte
Reepje 3 was 4,9 cm een afname van 0,1 cm
Reepje 4 was 4,7 cm een afname van 0,2 cm
Reepje 5 was 4,7 cm een afname van 0,2 cm
Reepje 6 was 4,8 cm een afname van 0,2 cm
Reepje 1 was 5,35 gram een toename van 0,25 gram Reepje 2 was 5,17 gram een toename van 0,10 gram Reepje 3 was 4,57 gram een afname van 0,27 gram Reepje 4 was 4,15 gram een afname van 0,81 gram Reepje 5 was 3,85 gram een afname van 1,11 gram Reepje 6 was 4,10 gram een afname van 0,97 gram
We hadden achteraf ook nog de diameters op willen nemen, dus we hebben alleen de resultaten, we weten niet wat de diameters voor de proef waren. Reepje 1 was 1 cm Reepje 2 was 0,8 cm Reepje 3 was 0,9 cm Reepje 4 was 0,9 cm Reepje 5 was 0,7 cm Reepje 6 was 0,8 cm
Ook viel het ons op dat aardappelreepje één nog “knapperig”was. Daarentegen was het reepje in buisje 6 slap en had het een vieze bruine kleur. (Einde proef 16.30)
Vermeld alle meetresultaten in tabel(len). Vat deze samen in een overzichtelijke grafiek. Probeer de grafiek zo te maken dat het antwoord op het probleem, wat je wilt weten, op de x-as komt en de metingen, de gegevens die je verzameld hebt, op de y-as. Tekeningen kunnen ook verhelderend zijn.
Nabespreking De aardappelreepjes krompen inderdaad. Onze hypothese was dus juist.Dit kwam doordat de hypotonische aardappelreepjes zich in een hypertonische omgeving bevonden, namelijk de natriumchloride van 0,8%. Omdat het percentage zout isotonisch moest worden vond het volgende proces plaats: het vocht stroomde vanuit de vacuolen naar het cytoplasma. Het cytoplasma verloor zelf ook vocht. Hierdoor werd het volume van de cel kleiner. En nam de turgor af. Het gevolg was dat het reepje slapper en korter werd. Omdat het gedestilleerde water geen zout bevat en het aardappelreepje wel. Bevond het zich toen in een hypotonische omgeving (buisje 1) Het hypertonische aardappelreepje nam water op. En werd zo isotonisch. Dit verklaart de toename van lengte en gewicht in reepje 1. Wat fout ging bij de uitvoering was dat de diameter niet hadden opgenomen van de reepjes vóór ze in de reageerbuisjes.
Literatuur
Gerard Smits en Ben Waas
Biologie voor jou A, Malmberg Den bosch, derde druk.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden