Katten

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 8333 woorden
  • 3 mei 2000
  • 504 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
504 keer beoordeeld

1 De geschiedenis van de kat. Hoe en wanneer verschillende soorten van de wilde kat precies huisdier werden, is moeilijk te achterhalen. Misschien leefden katten al meer dan 10.000 jaar geleden in landbouwnederzettingen in het Midden-Oosten. Afdoend bewijs is bekend uit het oude Egypte omstreeks 2000 v. Chr. Toen de mens van nomadische jager landbouwer werd, moest hij zijn voedselvoorraden tot de volgende oogst beschermen. Het graan werd opgeslagen in voorraadschuren, die echter niet volledig veilig waren tegen ratten en muizen die door de kleinste kieren kropen. Op zoek naar voedsel moeten wilde katten steeds in de nederzetting zijn beland, op jacht naar de talrijker wordende muizen en ratten. De mensen moeten al snel hebben gemerkt dat katten als knaagdierdoder en beschermers van graanvoorraden uiterst nuttig waren. Anders dan honden, die al veel eerder waren gevonden en gebruikt, waren katten bijzonder bruikbaar omdat ze juist 's nachts op jacht gingen, op het tijdstip waarop ratten en muizen zich aan de voorraden vergrepen. De boeren jaagden de katten niet weg, maar moedigden ze aan te blijven. Zo kwam de band tussen kat en mens tot stand. De kat paste toch al goed in de Egyptische godenwereld, waarin allerlei dieren werden vereerd. De kat werd het symbool van de vruchtbaarheid, in de persoon van de kattengodin "Bastet". Katten werden aanbeden en vertroeteld en vereeuwigd op fresco's en in beeldhouwwerken. Wie een kat schade toebracht, kreeg een zware straf. Op het doden van een kat stond de doodstraf. Voor een gestorven kat gingen mensen in de rouw en om hun verdriet te tonen, schoren ze hun wenkbrauwen af. Katten werden gemummificeerd en met veel ceremonieel bijgezet in vaak fraaie omhulsels van brons of hout. Al die goddelijke verering had echter ook nadelen. Inmiddels is duidelijk dat katten ook in grote getale als offergave werden gedood. Archeologen vonden enorme grafvelden, zoals die van Beni Hassan, waar meer dan 300.000 geofferde katten lagen begraven. Zeereizen

Ook zeelieden moeten hun voedselvoorraden beschermen tegen ongedierte. Daarom namen ze katten aan boord. Verondersteld wordt dat de Grieken en Feniciers zo rond 1000 voor Chr. als eersten huiskatten naar het Midden-Oosten, wat nu Italië is, brachten. De huiskat verspreidde zich langzamerhand over heel Azië en Europa. Doordat ze nog steeds aan boord van schepen werden genomen, bereikten ze ook de Nieuwe Wereld toen rond 1600 ontdekkingsreizen en handel steeds belangrijker werden. Europa
Aanvankelijk waren katten in Europa zeer geliefd. De Romeinen beschouwden ze als het Symbool van de vrijheid en de beschermer van huis en haard. Als "heidense" vruchtbaarheid symbolen waren ze in het vroegere christendom echter niet populair. Daarom werden huiskatten in Engeland in de 14e eeuw beschouwd als Symbool van het kwaad. Men bracht ze in verband met hekserij en de duivel. Honderdduizenden katten werden levend verbrand, waarbij de kerk dat aanmoedigde en zelf het voorbeeld gaf. Toen katten daardoor zeldzaam werden, nam het aantal ratten explosief toe. Dit vormde een van de oorzaken van de pestepidemie van 1334. De "Zwarte dood" waarde door heel Europa. Mensen werden dodelijk besmet met deze ziekte door rattenvlooien. Het besef groeide dat de kat bij het onderdrukken van knaagdieren een belangrijke factor was, met het gevolg dat het aantal huiskatten weer toenam. Tegen het eind van de 17e eeuw was bijna elk huis in Frankrijk voorzien van een kattenluikje en de geliefde huiskat kon komen en gaan, zoals hem of haar dat uitkwam. Azië Katten werden ook in heel Azië bijzonder gerespecteerd. In sommige streken woonden ze in tempels om heilige geschriften tegen muizen te beschermen. Ook hielden ze ratten en muizen ver van de kostbare zijdecocons vandaan. De zijdehandel was van een enorm economisch belang voor China en Japan. In Siam, dat tegenwoordig Thailand heet, mochten ooit alleen de leden van de koninklijke familie katten bezitten. De Siamees stond dan ook bekend als de koninklijke kat van Siam. 2 Grote katten
Wat is een grote kat? De familie van de katachtige omvat over de hele wereld een stuk of veertig kattensoorten. Precies kunnen we het aantal soorten niet aangeven. De wetenschapsmensen zijn het er namelijk niet met elkaar over eens wat je allemaal een aparte kattensoort kan noemen. Sommige deskundigen spreken over 36 soorten, anderen komen tot 40 of 41. Ook over de indeling van de familie in geslachten lopen de meningen uiteen. De oorzaak van deze meningsverschillen is, dat alle leden van de kattenfamilie op elkaar lijken. De leeuw heeft natuurlijk zijn manen, de lynx zijn stompstaartje, de serval zijn gestippelde vacht en de jaguarundi zijn korte poten, maar zelfs voor een leek is onmiddellijk duidelijk dat het allemaal "Katachtige" dieren zijn. Bij andere dierenfamilies is dat lang niet altijd even duidelijk. Maar alle katten ter wereld zijn duidelijk familie van elkaar . Daarom kan men katten alleen maar indelen op grond van weinig opvallende lichaamskenmerken. En daardoor ontstaan de meningsverschillen tussen de kattenonderzoekers. We zullen ons niet mengen in de strijd van de geleerden. Wij gaan kijken naar een kattengoep die door de meeste deskundigen wel als groep wordt erkend: die van de "Grote katten." Er zijn 5 soorten grote katten: de tijger, leeuw, luipaard, jaguar en de sneeuwpanter. Deze 5 zal je verder in dit hoofdstuk nog zien voorkomen. Het elastische tongbeen
Het enige kenmerk waardoor alle grote katten zich onderscheiden van de kleine is hun tongbeen: een hoefijzervormig botje helemaal achteraan de tong. Met dat botje zit de tong aan de schedel vast . Bij de grote katten is een deel van dat tongbeen elastisch, maar bij de kleine katten is het helemaal verbeend. Dit lijkt onbelangrijk, maar het heeft toch een opvallend gevolg; dank zij dit elastische stukje in hun tongbeen kunnen de grote katten namelijk heel hard brullen. Ze rekken dat stukje dan uit. Het heeft echter ook tot gevolg dat ze alleen bij het uitademen kunnen spinnen, terwijl de kleine katten hun "Motortje" ononderbroken kunnen laten snorren. De grote meester in het brullen is de leeuw natuurlijk. Maar als je ooit 's nachts in het oerwoud een luipaard vlakbij had horen tekeergaan, zou je weten dat zijn gebrul er bepaald ook wezen mag. Merkwaardig genoeg is de sneeuwpanter hier ook weer een uitzondering: hij heeft wel zo'n elastisch tongbeen maar toch brult hij nooit. 3 De grote katten Soort voor soort De Tijger
De tijger hoort thuis in Azië. Hij is te vinden in de open naaldbossen van de Russische taiga en in de dichte bamboewouden van China, maar ook in de mangrovebossen van de monding van de rivier de Ganges en in de tropische oerwouden van Indochina. De tijger stelt namelijk geen hoge eisen aan zijn omgeving - als er maar genoeg prooi is. En natuurlijk moet er het hele jaar door water zijn, en voldoende beschutting om te kunnen jagen. Wat voor prooi het is en welke planten hem dekking bieden, kan hem eigenlijk niet zoveel schelen. Hij past zich gemakkelijk aan. Zoals bij bijna alle kattesoorten zijn de mannetjestijgers groter en zwaarder en hebben een dikkere kop dan de wijfjes. De tijger leeft en jaagt meestal in zijn eentje. Als er voldoende voedsel is, blijft hij heel lang op dezelfde plek wonen; meestal houdt hij zijn hele leven lang hetzelfde eigen jachtgebied. Hoe groot dat is, hangt af van de vraag hoeveel wild er zit: in India, waar de prooidieren dicht op elkaar leven, beperkt de tijger zich vaak tot een gebied van 30 tot 60 vierkante kilometer, maar in Siberië, waar niet zoveel wild zit, kan dat gebied wel duizenden vierkante kilometers groot zijn. Overal waar ze komen laten ze wat urine achter, en als een andere tijger dat ruikt weet hij: hier is het bezet. Hij loopt dan een andere kant op en voorkomt zo onaangename ontmoetingen. Van tijd tot tijd moeten de mannetjes en vrouwtjes natuurlijk bij elkaar komen om zich voort te planten. Om elkaar te kunnen vinden roepen ze elkaar in de stilte van de nacht door langgerekt te brullen: `Aaaoeng'. Dat is op kilometers afstand te horen. Kort na de paring gaan ze dan weer uit elkaar. Vader tijger hoeft namelijk niet voor de kleintjes te zorgen. Na een draagtijd van ongeveer 100 dagen brengt de tijgerin op een goed beschutte plek meestal twee tot vier jongen ter wereld. Net als bij alle pasgeboren katten zijn hun oogjes in het begin nog dicht. Pas na ongeveer een week gaan ze open. De jongen wegen bij hun geboorte maar ongeveer één kilo, maar ze worden snel groter en zwaarder. Met acht maanden gaan ze met hun moeder op strooptocht door het eigen gebied. Zo leren ze jagen. Als ze zo'n twintig maanden oud zijn, gaan ze bij hun moeder weg en staan voortaan op eigen benen. De tijger is vooral in de avondschemering en ‘s nachts actief. Net als bijna alle katten is hij een echte sluipjager. Langzaam en geluidloos sluipt hij door zijn jachtterrein, waarvan hij elke uithoek kent. Scherp luistert en kijkt hij in het rond of er ergens iets beweegt. Vaak legt hij in één nacht wel dertig kilometer af. Hij is ook niet bang voor water: beekjes en rivieren zwemt hij moeiteloos en zonder aarzelen over. Vaak zwemt hij zelfs de zee in, om bij dicht voor de kust liggende eilanden te komen. Ontdekt hij op zijn strooptocht een prooi - vaak een hert, een antilope, een wild zwijn of een ander middelgroot hoefdier-, dan sluipt hij zachtjes dichterbij, als het kan tot op tien tot vijftien meter van het dier. Door zijn zwartgestreepte vacht valt hij daarbij helemaal niet op tussen de planten. Hij vormt bijna één geheel met zijn omgeving. Vlak bij zijn slachtoffer, maakt de tijger gebruik van zijn geweldige kracht en stort zich met twee of drie enorme sprongen van wel vijf of zes meter, op de prooi. Hij grijpt het dier met zijn vlijmscherpe klauwen, trekt het tegen de grond en bijt met één krachtige hap de nek of keel kapot. Lang niet iedere poging van de tijger om een prooi te pakken slaagt. Vaak hoort het prooidier de tijger op tijd aankomen of ruikt hem op een afstand en kan dan vluchten. Als de tijger op een nacht al een paar mislukte pogingen heeft gedaan, neemt hij op den duur met iedere prooi genoegen. Hij grijpt dan ook stekelvarkens, kleine knaagdieren, vogels, waterschildpadden, kikkers, krabben of eet zelfs sprinkhanen, vogeleieren of bessen om zijn honger te stillen. Hij vernedert zich soms zelfs zover, dat hij een panter zijn buit afpikt. Is hij helemaal wanhopig van de honger, dan probeert hij soms zelfs volwassen wilde runderen, beren of olifanten aan te vallen, wat ook voor hemzelf niet ongevaarlijk is. Er gaan verhalen over tijgers die door een gaurstier (wilde stier) op de hoorns werden genomen en het niet overleefden. Uit dierentuinen is bekend dat een volwassen tijger per dag zo'n zes tot acht kilo vlees nodig heeft om op krachten te blijven. Dat komt per jaar overeen met zo'n zeventig prooidieren ter grootte van een hert. Over het algemeen gaat de tijger de mens zoveel mogelijk uit de weg. Maar een enkele keer komt het wel voor dat een tijger zijn natuurlijke schuwheid tegenover de ‘tweebeners’ verliest en menseneter wordt. Meestal zijn deze tijgers oud, ziek of gewond. Ze vallen mensen aan omdat die een gemakkelijke prooi zijn; mensen zijn namelijk weerloos en letten slecht op. Mensenetende tijgers bleken, nadat ze neergeschoten waren, vaak afgebroken of loszittende hoektanden te hebben. Er was er ook een die door een krokodil in zijn poot was gebeten en daardoor niet goed meer kon lopen. En weer een andere had stekels van een stekelvarken in zijn gezicht zitten. Gezonde, sterke tijgers zullen alleen mensen aanvallen als ze in hun eigen jachtgebied niet genoeg prooidieren meer vinden, bijvoorbeeld doordat die door de mens grotendeels zijn uitgeroeid. Helaas worden zulke ernstige, maar uiterst zeldzame gevallen vaak opgeblazen, zodat veel mensen denken dat tijgers een gevaar voor de mens vormen. De tijger wordt tegenwoordig met de ondergang bedreigd. Dat komt doordat zijn natuurlijke woongebieden steeds verder worden aangetast en zijn prooidieren steeds zeldzamer worden. Natuurlijk heeft de genadeloze jacht die op hem is gemaakt ook een rol gespeeld. Terwijl er aan het begin van deze eeuw in heel Azië nog minstens 100.000 tijgers leefden, schat men hun aantal tegenwoordig op niet meer dan 8000! Drie van de acht ondersoorten zijn al voorgoed van de aardbodem verdwenen: de Javaanse, de Balinese en de Kaspische tijger. Ook voor de Chinese tijger, waarvan er nog hoogstens dertig of veertig bestaan, is er nauwelijks meer hoop. Voor de Siberische tijger (300 tot 400 dieren), de Sumatraanse tijger (600 tot 800 dieren) en de Achterindische tijger (600 tot 2000 dieren) zijn de vooruitzichten niet erg veel beter. Alleen de Bengaalse of koningstijger in India heeft goede overlevingskansen. In de loop van de laatste vijftien jaar is het aantal koningstijgers gegroeid van 1800 tot ongeveer 5000. Dat is te danken aan het “Tijgerproject”, dat in 1973 door de Indiase minister-president Indira Ghandi te samen met het Wereldnatuurfonds is opgezet. Hiervoor werden onder andere vijftien grote natuurparken als reservaat voor tijgers aangewezen. Samen zijn die parken 24.700 vierkante kilometer groot, dat is tweederde van de oppervlakte van Nederland. In alle dierentuinen kun je tijgers vinden. Ze planten zich daar ook goed voort. In gevangenschap worden op het ogenblik zo'n 1000 Siberische tijgers, ongeveer 60 raszuivere koningstijgers en enkele Sumatraanse en Chinese tijgers gehouden. De leeuw
De leeuw, de “koning der dieren”, is het roofdier dat op de mens altijd de meeste indruk heeft gemaakt. Wat is er zo majesteitelijk aan de leeuw? We moeten waarschijnlijk in de eerste plaats denken aan de prachtige manen die de mannetjesleeuw om zijn kop en schouders heeft. Daardoor, en door zijn grote bruine ogen met hun rustige blik, krijgt hij een zeer waardig uiterlijk. Indrukwekkend is ook zijn gebrul, dat rolt als de donder, en dat 's nachts kilometers ver te horen is. Onze verre voorouders moeten vreselijk bang zijn geweest voor dat door merg en been dringende gebrul, als ze onderweg waren met alleen speren en pijl en boog om zich te verdedigen. De leeuw onderscheidt zich van alle andere katachtige dieren doordat hij niet in zijn eentje leeft, maar in troepen. Zo'n troep bestaat gewoonlijk uit twee of drie mannetjes en vijf tot tien wijfjes en hun jongen. Maar een troep kan een enkele keer ook wel uit veertig dieren bestaan. De belangrijkste dieren in zo'n troep zijn de volwassen leeuwinnen. Zij zijn naaste familie van elkaar, want ze leven vanaf hun geboorte samen in dezelfde troep en blijven die gewoonlijk ook tot hun dood trouw. Samen houden deze grootmoeders, tantes, zusters, dochters en nichten een eigen jachtgebied bezet. Zo'n gebied kan generaties lang onveranderd blijven. Afhankelijk van het aantal prooidieren dat ergens zit, kan het gebied zo tot 400 vierkante kilometer groot zijn. Als een vreemde leeuwin het waagt het gebied binnen te dringen, kan ze rekenen op een flinke schrobbering. Ze wordt weggejaagd, of soms zelfs gedood. De mannetjesleeuwen zijn meestal geen naaste familie van de leeuwinnen. Ze zijn eigenlijk meer te gast in het gebied. En zo gedragen ze zich ook: ze nemen niet deel aan de jacht op voedsel en bekommeren zich ook niet om de jongen. De mannetjes zijn echte luilakken, die zich door de “dames” laten onderhouden. Maar dat luie leventje duurt meestal niet zo lang. Ze moeten namelijk voortdurend de aanvallen van rondzwervende andere mannetjesleeuwen afslaan, die ook graag zo'n “harem” zouden willen hebben. Eens komt de tijd meestal al na twee of drie jaar - dat de ‘heer des huizes’ uit de troep wordt verdreven door een bende jonge, sterke leeuwen. Daarmee begint voor hem het harde leven weer. De jongeren die zijn plaats hebben ingenomen wacht na een paar jaar hetzelfde lot. Zo komen er om de paar jaar andere mannetjes bij de troep. Deze regeling is voor de leeuwen erg nuttig, want op die manier kunnen alleen de sterkste en gezondste leeuwenmannetjes zich voortplanten, zodat de leeuwen als geheel ook gezonder blijven. Bij gevechten tussen mannetjes kun je overigens zien dat hun manen niet alleen maar voor de sier dienen: ze vormen ook een goede bescherming tegen de klauwen van de tegenstander. Toch vallen er bij de gevechten vaak doden; de overwinnaar eet zijn gedode tegenstander soms zelfs op. Leeuwen kunnen zich het hele jaar door voortplanten. De moeder draagt haar jong zo'n 3en een halve maand mee in haar buik. Kort voordat het jong geboren moet worden, verlaat ze de troep en gaat naar een goed beschutte plek om daar haar twee of drie jongen te krijgen. De babyleeuwtjes zijn eerst gevlekt en doen nogal onbeholpen aan. Als ze zes tot acht weken oud zijn en ze al een beetje kunnen lopen, brengt hun moeder ze naar de troep. Daar worden ze voortaan ook door de andere leeuwinnen verzorgd. Iedere leeuwin zorgt natuurlijk vooral voor haar eigen jongen, maar vreemde jongen mogen ook meedrinken. Het komt vaak voor dat een baby van de ene “tante” naar de andere zwerft, tot zijn honger na drie of vier keer “tanken” gestild is. Ook leeuwinnen die zelf geen jong hebben, likken de jongen en houden ze in de gaten. En zelfs de “heren der schepping” dulden dat de leeuwenkindertjes met ze spelen, al blazen ze af en toe wel naar ze. Als ze drie maanden oud zijn mogen de jongen voor het eerst met de troep mee op jacht. Ze leren langzaam maar zeker het moeilijke vak van jager. Het duurt twee jaar voor ze volleerde jagers zijn; bij geen enkele andere kattesoort duurt dat zo lang. In hun vierde jaar zijn ze zelf klaar om jongen te krijgen, en met zes jaar zijn ze echt volwassen. De jonge leeuwinnen blijven gewoonlijk in de troep waarin ze geboren zijn. De jonge mannetjes moeten op een gegeven moment de troep verlaten. Als ze 3en een half jaar oud zijn, en ze manen krijgen, worden ze door de volwassen mannetjes weggejaagd. Samen met andere verjaagde jonge mannetjes vormen ze dan “bendes” die rondzwerven. Als ze vijf of zes jaar oud zijn beginnen deze vrijgezellen de mannetjes van andere roedels aan te vallen, tot ze er na vele mislukte pogingen in slagen een troep leeuwinnen over te nemen. Leeuwen wonen altijd in het grasland: in dicht bos voelen ze zich niet thuis. In de bergen kunnen ze wel tot op 4000 meter hoogte voorkomen. Het belangrijkste is echter of er ergens genoeg prooidieren zitten. De prooi bestaat vooral uit antilopen en gazellen, en ook zebra's en buffels. Buffels zijn echter wel een moeilijke prooi, want ze zijn soms wel drie of vier maal zo zwaar als de leeuw. Onervaren jonge leeuwen die een Kaapse buffel aanvallen moeten dat soms met hun leven bekopen. Leeuwen jagen bij voorkeur 's nachts. Overdag liggen ze meestal uit te rusten onder struiken of bomen, in de schaduw. Leeuwen zijn uitstekende sluipjagers. Geduldig besluipen ze hun prooi. Ze maken daarbij gebruik van iedere mogelijkheid tot dekking. Pas als ze vlakbij zijn springen ze op hun verraste slachtoffer af en slaan ze het tegen de grond. Bij zulke bliksemaanvallen kunnen de leeuwen snelheden bereiken van wel 60 kilometer per uur! Bij het jagen maken leeuwen ook wel eens gebruik van de volgende list: een deel van de troep verbergt zich in het hoge gras, terwijl de rest in een grote boog om de prooidieren heen sluipt. Als ze aan de tegenovergestelde kant van de buit zijn gekomen, vallen ze aan, waardoor de prooi regelrecht naar de verstopte groep wordt gejaagd. Het komt ook voor dat de leeuwen hun slachtoffers opwachten bij drinkplaatsen. En soms pikken ze ook wel de buit van hyena's, jachtluipaarden of andere roofdieren. Zoals we al gezien hebben laten de mannetjes het vangen van prooidieren meestal over aan de wijfjes. Ze wachten rustig af hoe de jacht afloopt en eisen dan hun deel op. De leeuwen binnen de troep gaan overdag heel gemoedelijk met elkaar om. Maar als de buit verdeeld moet worden, wordt het plotseling een heel gedrang. Ieder probeert met grommen, blazen en slaan een zo groot mogelijk deel van de prooi te veroveren. Pas wanneer iedereen zijn buik volgegeten heeft, keert de rust terug in de troep. Oorspronkelijk kwam de leeuw behalve in Afrika ook nog voor in het zuiden van Azië, van Turkije tot India. En zelfs in Zuidoost-Europa, op het Balkanschiereiland, leefden vroeger leeuwen. Maar er werd in Europa zo hevig jacht op de leeuw gemaakt, dat hij daar al rond het jaar 100 voor Christus uitgestorven was. En tussen 1850 en 1950 werd hij ook in Noord-Afrika, op de Zuid-Afrikaanse Kaap en in Voor-Azië uitgeroeid. In India konden, op het laatste moment, nog enkele leeuwen veilig worden ondergebracht in het daartoe opgerichte Gir-reservaat, anders was hij daar ook uitgestorven. In 1908 waren er nog maar dertien

Indische leeuwen, nu zijn er weer zo'n 200. Zij zijn de enige leeuwen die nog buiten Afrika in het wild leven. In Afrika ten zuiden van de Sahara wordt de leeuw momenteel niet echt bedreigd. Maar daar worden wel steeds meer savannen in weiland en akkers omgezet. Daardoor wordt het leefgebied van de leeuwen steeds kleiner en zal het aantal leeuwen nog verder afnemen. Luipaard
Van alle kattensoorten is de luipaard over het grootste gebied verspreid. Hij komt voor in geheel Afrika en het zuiden van Azië, en zelfs op de eilanden Sri Lanka en Java. In Azië heet hij panter. Net als de tijger stelt de luipaard weinig eisen aan zijn omgeving. Als er maar genoeg prooidieren rondlopen en er genoeg mogelijkheden zijn om zich te verbergen bij het jagen. Daarom vinden we dit dier in nogal uiteenlopende soorten terrein: van rotsige halfwoestijnen tot dichte regenwouden, van warme, vochtige riviermondingen tot nevelige bergwouden. Men heeft zelfs eens een dode luipaard gevonden op de berg Kilimandjaro, op 5638 meter hoogte: het beest was ingevroren! De vlekkenpatronen op het luipaardvel kunnen zeer verschillend zijn. Op de rug zijn de vlekken gewoonlijk tot rozetjes gegroepeerd. Maar er zijn ook luipaarden die, net als jaguars, grote ringvormige vlekken hebben met een stip in het midden. Weer andere zijn heel dicht met kleine vlekken bezaaid, net als de jachtluipaard. De ondergrond van het luipaardvel kan verschillen van bijna wit tot het zwart van de zwarte panter. Vanwege de vele verschillen in kleur, vlekken en haarlengte van de vacht heeft men de luipaarden onderverdeeld in niet minder dan 31 ondersoorten, Maar vele experts vinden deze opdeling onzin, want geen twee luipaardvellen zijn precies gelijk van tekening. Daardoor is het in de praktijk zeer moeilijk de ondersoorten echt uit elkaar te houden. Men heeft lang gedacht dat de zwarte panter een aparte soort was, maar dat is niet zo. Als je deze panter heel goed bekijkt kun je op zijn vel duidelijk de typische luipaardenvlekken zien. Bovendien heeft men bij het fokken in dierentuinen gemerkt dat in één en hetzelfde nest zwarte en gevlekte jongen geboren kunnen worden, De luipaard leeft gewoonlijk alleen. Overdag rust hij uit, in een boom of op een andere schaduwrijke plek. Pas tegen de avond wordt hij echt wakker en na zonsondergang gaat hij op zoek naar eten. De luipaard is een meesterjager, die bijna alles wat hij tegenkomt te pakken weet te krijgen. Het liefst eet hij, naast knobbelzwijnen en wilde varkens, antilopen, herten en wilde geiten. Daarmee kan hij zijn maag snel vullen. Maar ook hazen, apen, jakhalzen, knaagdieren, vogels, slangen, vissen en insecten versmaadt hij niet. Uit onderzoek is gebleken dat “kleine” dieren de hoofdmoot van zijn menu vormen. Hij vangt meestal niet meer dan twintig grote prooidieren per jaar. Door het jaar heen leven mannelijke en vrouwelijke luipaarden gescheiden, in jachtgebieden die 25 tot I200 vierkante kilometer groot zijn. Ze komen alleen bij elkaar om te paren. Dan doen ze een paar dagen lang erg aardig tegen elkaar en gaan ze ook gezamenlijk op jacht. Zo'n 90 tot 105 dagen na de paring brengt de moeder meestal twee tot drie jongen ter wereld. Ongeveer anderhalf jaar lang zorgt ze liefdevol voor haar kinderen, daarna worden ze zelfstandig. Echt volwassen zijn ze echter pas na drie of vier jaar. Het komt wel eens voor dat een luipaard zich gaat toeleggen op de mens, die een gemakkelijke prooi is. Net als bij de tijger gaat het daarbij meestal om gewonde of oudere dieren, die geen goed gebit meer hebben. Zulke mensenetende luipaarden kunnen veel onheil veroorzaken. Zo heeft de beruchte “panter van Rudaprayag”, die van 1918 tot 1926 huishield op een drukke pelgrimsroute in de Himalaya, meer dan 125 mensen gedood voor hij tenslotte door de beroemde grootwild-jager Jim Corbett afgeschoten kon worden. In de loop van deze eeuw zijn de aantallen luipaarden zeer sterk achteruitgegaan. De Sneeuwpanter
In tegenstelling tot de tropische jaguar is de sneeuwpanter, die vroeger ook wel irbis werd genoemd, een echte bergbewoner. Hij is te vinden in de Himalaya, de Pamir, de Hindoekoesj en andere bergketens diep in Azië. Daar leeft hij voornamelijk boven de boomgrens, op een hoogte van 3000 tot 4000 meter. Soms komt hij zelfs wel boven de 6000 meter. De sneeuwpanter is kleiner dan de normale panter (of luipaard). Hij ziet er ook duidelijk anders uit met zijn lichte, bijzonder dikke vacht met grote, rookgrijze ringvlekken, zijn lange staart en zijn brede voetzolen. Dat zijn allemaal aanpassingen aan het zware leven in de onherbergzame bergen. De dikke vacht beschermt hem tegen de bijtende kou en zorgt er ook voor dat hij niet opvalt tussen de rotsen. De lange staart helpt hem zich in evenwicht te houden als hij als een koorddanser over de rotsen loopt of wanneer hij verre sprongen maakt over afgronden. En dank zij zijn grote voetzolen kan hij zich ook op de steilste rotswanden staande houden en zakt hij niet te diep weg in de sneeuw. Tot voor kort was over de leefwijze van de sneeuwpanter zo goed als niets bekend. Dat is geen wonder. Doordat hij zo afgelegen woont, zo schuw is en zo weinig opvalt kregen zelfs de bewoners van die streken hem vrijwel nooit te zien. Maar sinds de onderzoeker Rodney Jackson hem van 1982 tot 1985 in Nepal heeft bestudeerd, weten we eindelijk wat meer over deze geheimzinnige grote kat. De sneeuwpanter leeft alleen. In de buurt van dorpen gaat hij alleen 's nachts op jacht. In afgelegen gebieden is hij echter vaak ook overdag actief. Hij gaat graag op een groot rotsblok zitten. Vanaf die plaats speurt hij dan de omgeving af naar buit. Meestal klimt hij niet echt op zo'n rotsblok maar springt er met één machtige sprong bovenop. De sneeuwpanter is echt een fantastische springer; hij maakt wel sprongen van 15 meter. Dat is in de dierenwereld een wereldrecord! Vroeger dacht men dat de sneeuwpanter een onvermoeibare zwerver was, die almaar door de eindeloze bergen van Midden-Azië trok. Dat is niet zo. Net als al hun familieleden hebben ook sneeuwpanters een vast jachtgebied. 4 Kleine katten
Verschillen in uiterlijk
Kattenlichamen variëren van korte, massieve, van “Cobby” tot de lange, slanke, oosterse Siamees. Tussen die oosterse en de Cobby zijn er nog duizenden verschillende soorten katten, stevige types, of gematigd slank. Koppen
De kopvorm bij katten worden ingedeeld in drie types: driehoekig, rond en rechthoekig. Siamezen en Oosters Kortharen zijn twee voorbeelden van rassen met een driehoekige kop. Rassen als de Abessijn en de Turks angora hebben een gematigde wig die wel drie hoekig is. Ogen
Ook al zijn alle ogen rond, toch lijken sommige katten een andere vorm van ogen te hebben, omdat de oogopening verschilt. Er zijn drie basisvormen: rond, amandelvormig en schuin (ook wel oosters genoemd). Ronde ogen sieren bijvoorbeeld Perzen, Exotics en Britse kortharen. Amandelvormige ogen kun je vinden bij de Abessijnen en Tonkinese; Siamezen, Balinezen, Oosters kortharen en Javanen hebben “oosterse”ogen, die soms zeer schuin zijn ingezet. Staarten

Katten hebben ook verschil in staartlengten en staart vormen, van korte, dikke staarten van de Pers tot de staartloze Manx. De Japanse bobtail heeft wel een staartje maar dan zo klein als een pompon die niet langer is dan 5 centimeter, maar Siamezen en Oosters kortharen hebben een lange, dunne “Zwiepstaarten”. Oren
De grootte, vorm en plaatsing van de oren bij de kat verschillen soms enorm van ras tot ras. Ze variëren van groot tot klein, breed tot smal aan de basis, hoog op de kop geplaatst of juist op een heel laag punt oren of ronde oren, het varieert maar door en door. Er zijn kleine naar vorengevouwen oren (Scottisch Fold) en naar achteren gekrulde oren (American Curl). Perzen en Exotics hebben kleine, zeer wijd uit elkaar, bijna op de zijkant van de kop geplaatste oren. Middelgrote oren zijn te zien bij de Chartreux en de heilige Birmaan. De Cornish Rex heeft grote, recht op de kop, dicht bij elkaar geplaatste oren, die bijna ezelsoren lijken. Vacht Er bestaan bij katten een groot aantal vachttypes en vachtlengtes. Vooral bij de Sfinx, die bijna kaal is en de Pers, die een dikke, beeldige lange vacht heeft. 5. Katten in het algemeen. Bijna iedereen denkt dat onze huiskat afstamt van de Europese wilde kat. Maar dat is niet waar. Ze stammen af van de Nubische kat, die in Noord-Afrika voorkomt. Het waren dan ook de oude Egyptenaren die van deze kat hun huisdier maakten. Ze vereerden ze zelfs. De kat heette Baset, de godin met de poezenkop, ook wel Pusht genoemd. Daar komt ook het woord poes vandaan. Via de Grieken en de Romeinen, die Egypte veroverden, kwam de kat uiteindelijk in Europa en ook in ons land terecht. Ze werden in het begin niet echt met open armen ontvangen. In het middeleeuwse bijgeloof hoorde de kat zelfs bij de duivels, heksen en tovenaars. Vooral de zwarte kat werd als ongeluksbrenger gezien. De kat was haar leven zeker niet in die tijd. Met het verdwijnen van het bijgeloof werd de kat langzaam maar zeker een huisdier. Ze waren immers iets nuttigs, omdat ze muizen en ratten vingen, die er in overvloed waren. In ruil voor deze diensten kregen ze af en toe een schoteltje melk. En zo is het eigenlijk nog steeds. Al kan je kat nu hapklare brokjes uit een blikje krijgen, toch jagen ze nog steeds op alles wat beweegt. Je kunt katten niet laten gehoorzamen zoals honden dat doen. Honden vormen een speciale hiërarchie, waarvan je gebruik kunt maken door jezelf aan de top te plaatsen. Katten vormen een sociale groep uitsluitend uit noodzaak, en de rangorde is gebaseerd op respect voor territorium, en niet op de hoogste kat. Veel misverstanden met katten komen voort uit het feit dat men verwacht dat katten hetzelfde zullen reageren als honden. Sla de katten nooit en gebruik ook geen lichamelijke straffen want dan kunnen katten leren om bang voor je te worden. Je kunt je kat ongewenst gedrag afleren door een ander gedrag aan te leren. Omdat katten er niet van houden om verrast te worden, kun je de plantenspuit, in de handen klappen, sissen en andere plotselinge geluiden gebruiken om het ongewenste gedrag te stoppen. Maar deze methodes werken natuurlijk niet als je weg bent. Je kunt het beste als je kat jong is leren waaraan hij wel of niet aan mag krabben. Sta het krabben niet toe, ook al ziet het er zo “schattig” uit, omdat dit niet altijd zo zal blijven. Planten
Katten zijn in het algemeen onder de indruk van de (huiskamer) planten. Het kan zijn dat je dit niet wilt hebben. Het kan zijn dat katten gaan kauwen op de bladeren tot het plassen en graven in de plantaarde. Tegen dit kauwen kun je bitterspray op de bladeren spuiten. Cayenne peper strooien op de bladeren kan ook helpen. Je kunt ook speciaal kattengras laten groeien en de kat daar aan laten kauwen. Die planten geven bepaalde voedingstoffen die de katten nodig hebben. Het kan zijn dat je kat hier een gebrek aan heeft en aan de bladeren van de planten gaat kauwen. Tegen het plassen en graven in de planten kun je wat azijn aan de aarde toevoegen om de ammonia uit de urine te neutraliseren. Krabben
Om ongewenst krabben tegen te gaan, zorg je eerst voor een geschikte krabpaal of iets anders dergelijks. Zeg ook duidelijk “NEE” bij ongewenste voorwerpen. Je kunt bitterspray op de voorwerpen spuiten waar de katten hardnekkig krabben. Prijs en beloon je katten wanneer ze krabben aan het gewenste voorwerp. Doe je kat ook dagelijks voor hoe hij de krabpaal moet gebruiken door op en neer te gaan met je vingernagels, net als een kat en pak daarna voorzichtig zijn pootjes en strijk ze over de krabpaal. Ze zullen dit willen onderzoeken om het daarna zelf te gaan doen. Gordijnen
Indien mogelijk, gebruik een spanveer in plaats van vaste gordijnroeden. De spanveer zorgt ervoor dat het gordijn gewoon bovenop de kat valt als hij probeert in je gordijnen te klimmen. Anders, haal het gordijn van de roede en span een draad door de gordijnhaken, zodat ze net kunnen hangen. Als de katten erin klimmen valt het gordijn naar beneden. Als de gordijnen na enige tijd blijven hangen kun je zien dat het werkelijk heeft gewerkt, of je nu thuis bent of niet. Lamellen zijn erg handig; je katten kunnen er dan ook niet in klimmen. Kauwen
Als je kat kauwt op spullen doe er dan meteen iets onsmakelijks op bijvoorbeeld: tabasco saus, cayenne peper, bitterspray, nagellak tegen nagelbijten, sinaasappel of citroenschil. Als je kat nu nog kauwt op dergelijk spullen kun je er isolatie tape in verschillende kleuren opplakken. Bijten
Geef een scherpe, doordringende gil, net als een kat die gewond raakt zou doen. Haal de hand weg (of als er in dat geval schrammen ontstaan, laat je de hand helemaal slap hangen), draai je rug toe en negeer de kat enkele minuten. Bedenk wel, dat een kat die getraind is een mens niet als speeltje te gebruiken, betrouwbaarder is met een baby. Je kan sissen of blazen proberen als je kat blijft bijten. Afval

De beste manier om dit probleem te voorkomen is om een afvalbak te nemen met een stevig deksel. Begin niet met een afvalbak die gemakkelijk open te maken is, om vervolgens naar moeilijkere afvalbakken te gaan. Zo wordt je kat getraind in moeilijker wordende voorwerpen. Een afvalemmer, die geopend wordt met een voetpedaal, is doeltreffend en gemakkelijk. Een ander soort is de afvalbak met metalen handvaten, die je over de deksel klemt, zodat het afsluit. Het belangrijkste is dat de deksel afgesloten is. Een andere manier is om de afval bak buiten bereik van de katten te zetten. Aanrecht
Het is geen goed idee om je kat toe te laten op het aanrecht of op de tafel. Er zijn verschillende manieren om dit te voorkomen. Zet een aantal keukenvoorwerpen instabiel bij elkaar, of gebruik lege blikjes met wat kleingeld erin. Zet dit aan de rand van het blad, zodat dit eraf valt zodra de kat op of van het aanrecht of tafelblad springt. Katten houden niet van verrassende en harde geluiden. Laat wat afwaswater achter op het aanrechtblad, of gebruik wat afplakband met de plakkant naar boven. Laat geen dingen op het aanrecht staan waar katten van houden. (zoals rauw vlees) 6 Aard en karakter
Zoals je bij de meeste kattensoorten hebt gemerkt heeft elke kat weer zijn eigen karakter. De meeste katten houden niet van water en de andere springen weer in het water zonder angst: neem nou de Leeuw die springt het water zo in, maar dat zie je een Siamees niet zo snel doen. De Siamees
De Siamees is de meest extraverte huiskat die je je maar kan bedenken, met stemgeluid dat tot aan de buren reikt kun je hem moeilijk negeren. Hij is hoogst intelligent en hecht zich meestal zeer aan zijn baasje en soms zelfs zo sterk dat hij andere katten niet tolereert. Met zijn oosterse bouw en prachtige points en saffierblauwe ogen is dit een kat die altijd de aandacht trekt van de mensen. huis tuin en keuken katten
De huis- tuin- en keuken kat is bijna de meest extraverte huiskat zoals de Siamees, het stemgeluid van de huis- tuin- en keuken kat is verschillend per kat. Huis- tuin- en keukenkatten zijn hoogst intelligent en hechten zich meestal zeer aan zijn baasje. De huis- tuin- en keuken kat is lief, brutaal, nieuwsgierig soms lawaaierig, en vertederend. Met de brede en stevige bouw kun je hem niet ontwijken, een prachtig vachtje en geel groen blauwe ogen is dit een lieve kat die de aandacht van de mensen wil trekken. 7 Verwilderde katten
De laatste tijd verschijnen er meer verwilderde katten. Vooral rondom campings en boederijen, maar ook in de grote steden zwerven veel katten die geen baas meer hebben en nergens geregistreerd staan. In ons land zijn er ongeveer 2,3 miljoen katten die een eigenaar hebben. Daarnaast wordt er jaarlijks van 40.000 afstand gedaan door ze bij asielen aan te bieden. Tellen we hierbij de zwerfkatten dan komt het al gouw op 3 miljoen katten. Deze kunnen op allerlei manieren voor overlast zorgen. Waarom zijn er nu zoveel verwilderde katten? Vooral in het voorjaar en voor de grote zomervakantie worden veel jonge katten geboren bij boederijen en bij mensen thuis. Helaas moeten we ieder jaar opnieuw constateren dat er lieden zijn die hun “teveel” aan poezen in de vrije natuur uitzetten in plaats van deze te laten steriliseren of te kastereren of ook wel te laten *euthaniseren* bij de dierenarts. (* euthaniseren is inslapen, afmaken of een spuitje geven*) Ook gaan er regelmatig katten met hun baas mee op vakantie en lopen dan weg. Als een huiskat aan haar lot wordt overgelaten, gaat hij vrij snel zwerven en verwilderd zij gemakkelijk. Ook de half-wilde boerderijkatten kunnen zich heel gemakkelijk losmaken van de boederij en een totaal verwilderd bestaan gaan leiden. 8. De voortplanting Geslachtsrijp

Wanneer je naar jonge katten kijkt, zie je geen verschil tussen poezen en katers. Ook als katten volwassen worden is het lastig om de dames en heren uit elkaar te houden, maar als je goed kijkt zijn er zeker verschillen te ontdekken. Katers worden tussen de acht en de twaalf maanden geslachts rijp en onder invloed van de mannelijke geslachtshormonen begint hun uiterlijk langzaam te veranderen. Ze krijgen een dikkere nek, die ze beschermd bij gevechten en rivalen. Hun neus word langer, waardoor hun kop dikker lijkt. (leeuwen krijgen rond deze tijd hun manen.) hun teelballen worden wat groter, ze kunnen dan wat agressiever naar andere katers worden en ze beginnen op allerlei plaatsen urine te sproeien om hun territorium af te bakenen. Als je die doordringende geur ruikt, weet je zeker dat een kater geslachts rijp is. Katers die zijn gecastreerd, voordat ze de kans hebben gekregen om volwassen te worden , ontwikkelen al deze kenmerken niet. Volwassen poezen zijn fijner van bouw en meestal wat kleiner dan katers. Ze veranderen alleen van gedrag als ze krols zijn. De leeftijd waarop ze geslachtsrijp worden ligt gemiddeld tussen de zes en de twaalf maanden. Poezen zijn uiterst vruchtbare wezens en kunnen tot op hoge leeftijd een tot drie nesten per jaar krijgen. Als je bedenkt dat een poes per nest drie tot zes kittens produceert, die op hun beurt ook weer kleintjes zullen krijgen, kun je uitrekenen dat dat erg veel nieuwe katten betekend. Gelukkig zijn de meeste mensen tegenwoordig zo verstandig om hun katten te laten steriliseren of castreren Paartijd
De paartijd van de kat begint meestal in februari met de krolsheid van de poes, die gemiddeld vijf tot tien dagen duurt. Poezen die niet gedekt worden, kunnen vanaf dat moment om de drie a vier weken weer krols worden en dat kan zo doorgaan tot oktober. Als een poes wel kleintjes heeft gekregen, kan ze vrij snel daarna al weer zwanger worden. Sommige poezen kunnen zelfs krols worden en bevrucht worden als ze nog zwanger zijn. Er zijn daarentegen ook poezen die om de paar maanden of maar twee keer per jaar krols worden. (meestal gaat het dan om raskatten.) Omdat katten heel veel tijd besteden aan wederzijdse hofmakerij en ze zich daarbij beslist niet monogaam gedragen, hebben wij mensen in de loop der eeuwen het etiket “wellustig” opgeplakt. Voorspel en paring De krolse poes heeft er met haar geroep en haar geuren voor gezorgd dat alle beschikbare katers uit de wijde omtrek naar haar toe zijn gekomen. Dat leidt tot grote spanningen tussen de katers, die zich opeens er niet meer aan houden aan de stilzwijgende afspraak dat iedere kater respect moet hebben voor het territorium van de ander. De aanbidders heffen een dreigend krijgsgehuil tegen elkaar aan wat ze, vooral s’nachts uren lang kunnen volhouden. Meestal blijft het bij dreigen, maar breken er wilde gevechten uit, die gepaart gaan met een oorverdovend gekrijs en geschreeuw. Veel mensen denken dat al dit kabaal bedoeld is als liefdesserenade voor de poezen; in werkelijkheid is het puur agressief gedrag tussen de rivaliserende katers. Wanneer de katers onderling hebben uitgemaakt wie de baas is, gaan ze in een kring om de poes heen zitten. Zij rolt ondertussen over de grond heen en weer. Op een gegeven moment zal een van de katers, meestal de winnaar van de gevechten, naar de poes heen te gaan. Hij loopt daarbij de kans dat hij een paar fikse meppen van zijn aanbedene zal krijgen, want het is de poes die uitmaakt welk mannetje haar mag benaderen en dat hoeft helemaal niet de meest dominante te zijn. Die wel uitverkoren minnaar zal zijn geliefde heel voorzichtig benaderen, waarbij hij zachte en vragende geluidjes maakt. (een soort van liefdesliedje voor haar.) elke keer als je poes even de andere kant op kijkt, loopt hij een stukje vooruit. Op het moment dat ze haar hoofd weer toedraait, gaat hij meteen zitten doen alsof zijn neus bloedt en kijkt onschuldig naar alles behalve haar. Hij weet dat ze hem, als hij te snel in de buurt komt, dat zij dan zal slaan of er vandoor gaan en dan moet hij weer opnieuw beginnen. Als het hem gelukt is om bij haar te komen, pakt hij haar voorzichtig bij de losse huid in haar nek. Dat doet hij niet om zijn geliefde met geweld in bedwang te houden, want ze is sterk genoeg om zich om te draaien en hem alsnog aan te vallen. Elke kat, zowel poes als kater, houdt zich even stil als hij bij zijn nekvel gepakt wordt. Het is een reactie die nog stamt uit de kindertijd, toen het van levens belang was om je als kitten doodstil te houden als de moederpoes je in haar bek nam en naar een veiligere plek verhuisde. Katten raken deze reflex nooit helemaal kwijt en de kater maakt er tijdens de poging om zijn geliefde te bestijgen dankbaar gebruik van, om zichzelf tegen eventuele aanvallen te beschermen. De poes heeft ondertussen een paarhouding aangenomen; ze drukt haar borst tegen de grond, steekt haar achterlijf in de lucht en draait haar staart opzij, wat voor de kater het teken is dat hij met haar mag paren. Het kan heel lang duren maar als het eenmaal zover is, duurt de geslachtsdaad maar een paar seconden. Als de kater zich na de paring terugtrekt, schreeuwt de poes het uit en haalt woedend kaar klauwen naar hem uit. Na de paring wassen de twee katten zorgvuldig hun geslachtsorganen. Ze gaan iets van elkaar afzitten en kijken wat voor zich uit en soms naar elkaar. Na deze korte rustperiode geeft de poes een zacht tikje aan haar minnaar, waarmee ze aangeeft dat ze opnieuw gedekt wil worden. Wanneer de eerste kater uitgeput raakt, neemt de poes genoegen met de volgende kater, die met de andere aanbidders op zijn beurt staat de wachten. Dit proces kan zich dagen lang blijven herhalen en het resultaat ervan kan een nest jonge katjes van verschillende vaders zijn. Het komt overigens ook voor dat een poes maar door een bepaald soort kater gedekt wil worden, al heeft ze nog zoveel keus uit andere aanbidders. In uitzonderlijke gevallen accepteert de poes geen enkele kater. 9. De zwangerschap
zwangerschap
drie tot vier weken na de bevruchting beginnen de tepels van een zwangere poes rozerood te kleuren en iets op te zwellen. Ze slaapt wat langer dan anders en is misschien wat meer in zichzelf gekeerd of juist aanhankelijker dan normaal. Het is nooit goed om een poes bij haar buik op te pakken, maar nu is het zelfs gevaarlijk, omdat stevige druk op de buik de ongeboren katjes kan beschadigen. Bij een groot nest zal de poes aan het eind van de zwangerschap een opgezwollen buik hebben, maar wanneer ze maar een paar kittens draagt, ziet ze er alleen maar wat ronder uit dan anders. Behalve dat ze meer eten nodig heeft dan wanneer ze niet zwanger is, leidt ze een volkomen normaal leven en kan ze alles doen dat ze anders ook altijd doet. Tegen het eind van de zwangerschap kun je, als de poes bij je op schoot ligt, de ongeboren katjes voelen bewegen als je je hand zachtjes op de buik van de zwangere poes legt. Geef een zwangere poes geen medicijnen, behalve in noodgevallen. Ze mag in deze tijd beslist niet ingeënt worden tegen katten of niesziekte, omdat de entststoffen de kittens ernstig kunnen beschadigen.de meeste zwangerschappen verlopen probleemloos. Heel soms gaat er iets mis. De gemiddelde zwangerschap duurt negen weken, maar kan ook een paar dagen korter of langer duren. Katjes die voor de zestigste dag geboren worden, zijn meestal niet levensvatbaar en katjes die na de zeventigste dag geboren worden, zijn vaak veel te groot en kunnen grote problemen geven. Als de poes meer dan zeventig dagen zwanger is en geen aanstalten maakt om te gaan bevallen, kun je beter de dierenarts inschakelen. Voorbereiding voor de bevalling
Door haar neer te zetten op een rustige, warme en tamelijk donkere plek. Als de poes het met de gekozen plaats eens is, zal ze er af en toe gaan liggen slapen om het nest alvast haar geur te geven. Als ze weigert om in de doos te gaan liggen, kun je het beste samen met haar op zoek gaan naar een plaatsje dat haar wel bevalt. Een oud dekentje met daarop een laagje kranten is een goede bedekking voor in de doos. Soms vindt de poes het prettig om met haar bek de kranten in kleine stukjes te scheuren en er zo nog meer een nest van te maken. 10. De bevalling
De bevalling
Een aantal uren voor de bevalling wordt de aanstaande poezenmoeder onrustig. Zil wil niet eten en begint vaak haar nest om te woelen. Wanneer er een waterige afscheiding komt, is dat een teken dat de bevalling echt is begonnen. Sommige poezen, vooral ervaren moeders, trekken zich het liefst terug, om in alle rust hun kleintjes ter wereld te brengen. Maar een poes die een sterke band met haar baasje heeft, zal ze laten merken dat ze juist liever niet alleen gelaten wil worden. Zo’n poes vind het fijn als je bij haar blijft, haar aait en haar bemoedigend toespreekt. De ontsluitingsweeën De ontsluitingsweeën
Tijdens het eerste deel van de bevalling heeft de poes ontsluitingsweeën, die ervoor zorgen dat de baarmoedermond wordt geopend en de baarmoederhals zich verwijdt. Als je je hand op haar buik legt kun je voelen hoe die zich tijdens de weeën samentrekt en hard wordt. De poes zal dan sneller ademen en vaak ritmisch gaan spinnen. Niet van tevredenheid, maar van de pijn, want bevallen is zwaar werk. Tussen de weeën door likt de poes steeds haar vagina. Dat doet ze niet alleen om de boel schoon te houden, maar

ook om de opening soepeler te maken, zodat hij tijdens de geboorte wat makkelijker oprekt. Het kan uren duren voor de ontsluiting compleet is. De persweeën
Het tweede deel van de bevalling bestaat uit persweeën, die ervoor zorgen dat de kleine poesjes door het baringskanaal naar buiten worden geduwd. Deze weeën, die elkaar steeds sneller opvolgen, zijn erg pijnlijk. Sommige poezen proberen hurkend, alsof ze op de kattenbak zitten, te persen, andere gaan op hun zij liggen en zetten zich tijdens de weeën af tegen de rand van de bevallingsdoos.Als een poes langer dan anderhalf uur aan het persen is en er nog steeds geen kitten geboren is, moet je de dierenarts inschakelen. Bij een normale bevalling zal na ongeveer een half uur persen het eerste kleintje, nog in het vruchtvlies, zichtbaar worden. Maar vaak zal het vlies, zeker bij het eerste kitten, al tijdens of nog voor de geboorte breken, waardoor het katje zijn perfect gesmeerde “capsule” kwijt is. De geboorte kan hierdoor iets langer duren. De meeste katjes worden of met hun kop, of met hun achterpootjes naar voren geboren. Als het achterlijf en het staartje het eerst komen, kan de
poes erg veel pijn hebben en geprikkeld gaan ronddraaien terwijl ze probeert het beknelde kitten naar buiten te krijgen. In dat geval en wanneer het achterlijf en een van de achterpootjes het eerst naar buiten komen, kun je het best de hulp van de dierenarts inroepen. Probeer nooit, in geen enkel geval, de poes te helpen door zelf aan een halfgeboren kitten te gaan trekken, ook al is dat nog zo verleidelijk als je ziet dat de poes het moeilijk heeft. Dit soort hulp mag alleen door een dierenarts gegeven worden. DE EERSTE DAGEN NA DE GEBOORTE
Het eerste dat een pasgeboren kitten doet is beginnen met ademhalen en geluidjes maken. Zodra het dat gedaan heeft gaat het op zoek naar zijn eerste maaltijd. Een kitten moet zijn geboortegewicht van zo'n honderd gram in zeven dagen zien te verdubbelen en heeft dus geen tijd te verliezen. Hoe kleiner het katje is, hoe belangrijker het voor hem is om te eten. Voor hij dat kan doen moet hij op zoek gaan naar zijn moeder, bij haar zien te komen en dan ook nog een tepel zien te vinden. En dat is helemaal niet makkelijk, want zijn oren werken nog niet en zijn ogen zitten dicht. Bovendien kan hij niet lopen, Maar gelukkig doet zijn neus het prima, heeft hij tastgevoel en is hij in het bezit van een soort infrarood-radar waarmee hij de warmte van zijn moeder kan voelen. Hij schuift, terwijl hij zich met zijn pootjes afzet, net zo lang op zijn buik vooruit tot hij haar gevonden heeft. Dan worstelt hij zich naar een tepel toe en begint te drinken.

REACTIES

T.

T.

ik vindt dat er meer informatie moet komen over hoe de mens nou om moet gaan met de kat!!!!!!!

17 jaar geleden

B.

B.

beste meneer er stonden meer dan 12 fouten in ik ben er niet van gedacht er ooit nog op te kijken dit is niet vatsoen
groeten uit ........

18 jaar geleden

P.

P.

je hebt veel te veel!!!

22 jaar geleden

E.

E.

je werkstuk is te lang maar goed maar ik ga wee doegie.

22 jaar geleden

M.

M.

het is zo slecht dat ik hem niet uitprint!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

22 jaar geleden

C.

C.

Je hebt een mooi boeiend werkstuk gemaakt! Compliment! Als ik je een cijfer moest geven, kreeeg je van mij een 9 1/2! Ga zo door!

Groetjes, Charlotte!

22 jaar geleden

M.

M.

ik vond het leuk om je werksuk te lezen ik heb
er ereg veel aan gehad bedankt

marta

22 jaar geleden

B.

B.

fantastisch en goed uitgewerkt, wat was je cijfer?

21 jaar geleden

J.

J.

helle mooie werksukka maar nie heusssssssssss

21 jaar geleden

M.

M.

je hebt wel een mooie verschlag maar en zijn veelste moelijke woorden in
als ik deze versal inlever weet de meester het direcht dat ik het niet zelf heb gedaan

21 jaar geleden

H.

H.

Hoi ik vind je werkstuk erg leuk!!!!!!!

21 jaar geleden

S.

S.

Het was een geweldig werkstuk ik had een 7,6

THANKS !!!!!!!!!

21 jaar geleden

J.

J.

mooi verhaal

21 jaar geleden

J.

J.

Echt een super goed werkstuk man!! Wow!!
Waar haal je de intelligentie vandaan????
Jammer dat er niets over de vertering van kattenpoep instond, dit was een zware teleurstelling voor mij!
Heel veel liefs en kusjes van mij.

21 jaar geleden

M.

M.

slecht werkstuk, er stond helemaal niets in over de vertering van kattenpoep!!!
Dat raakte mij tot in het diepst van mijn ziel!

21 jaar geleden

K.

K.

goed

20 jaar geleden

D.

D.

eey propje jij hebt een hele hele hele hele hele hele goeie werkstuk door jouw krijg ik vast een tien bedankt maar ik ga nou doei

20 jaar geleden

M.

M.

Ik vond het heel erg boeiend om te lezen en ik heb er wel heel veel over geleerd.
Mijn complimenten hoor *Propje*!

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.