Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoe verloopt de ontwikkeling van het embryo?

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas havo | 3764 woorden
  • 5 april 2004
  • 107 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
107 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding: In dit werkstuk vind je allerlei informatie over het embryo. Elk mens is begonnen als een embryo en heeft zich intussen al ontwikkeld tot een puber of volwassene. Op de volgende bladzijden kan je lezen hoe je zelf eigenlijk ontstaan bent. De 9 maanden waarin het embryo zich ontwikkelt word je hier uitgebreid uitgelegd. Hoe komt het dat moeder en kind zoveel op elkaar lijken, hoe zit het met de erfelijke eigenschappen die het embryo met zich meebrengt? Ook zijn er complicaties die kunnen optreden tijdens de zwangerschap en de ontwikkeling van het embryo, ook dat wordt je in dit werkstuk uitgelegd.. Omdat wij je dit allemaal gaan uitleggen in het werkstuk is onze hoofdvraag dan ook: Hoe verloopt de ontwikkeling van het embryo? Hoe ontstaat een embryo? De zwangerschap wordt geteld vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie. In het echt ben je dan nog niet zwanger, want een bevruchting is pas halverwege de cyclus, en dus meestal ongeveer veertien dagen na de eerste dag van de menstruatie. Rond de veertiende dag van de cyclus vindt misschien een bevruchting plaats. Bij de bevruchting versmelten een eicel en een zaadcel. Dat gebeurt in de eileider. Vanaf het moment dat een eicel bevrucht is door een zaadcel, vindt de celdeling in een heel hoog tempo plaats. Van twee naar vier cellen, van vier naar acht enzovoort. In de vierde week komt het trosje cellen in de baarmoeder en daar gaan ze nog verder met de celdeling. Dat trosje cellen kunnen nog geen embryo genoemd worden, omdat het nog ontzettend klein is. Zes tot zeven dagen na de bevruchting nestelt het trosje cellen zich in de wand van de baarmoeder. Een deel van de cellen gaan de baby vormen. Een ander deel de vliezen en nog een ander deel de placenta. Je bent dan nog niet over tijd, en je weet dus nog niet of je zwanger bent. De vrucht is al wel heel kwetsbaar. Als er iets fout gaat bij de bevruchting of bij de eerste celdelingen sterft de vrucht binnen één tot twee weken af. Tegen het einde van de eerste maand is het bolletje met cellen nog niet eens zo groot als een rijstkorrel. Er is al wel een begin gemaakt met de vorming van het zenuwstelsel, het skelet en het hart.
Veranderingen lichaam tijdens zwangerschap: In het begin van de zwangerschap, vinden er veel veranderingen in het lichaam van de aankomende moeder plaats. Deze veranderingen hebben het doel: de omstandigheden van innesteling van de vrucht en later de groei en de ontwikkeling van het embryo zo goed mogelijk te laten verlopen. Als deze veranderingen niet op schema lopen, dan kan dat ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid van moeder en baby. De eerste verandering die plaatsvindt is het verslappen van de bloedvaten waardoor ze wijder worden. Daardoor daalt de bloeddruk van de moeder. Dat wordt verkomen doordat het hart van de moeder harder gaat pompen. Al het vocht in de bloedvaten neemt daardoor toe. Om deze toename te laten plaatsvinden wordt o.a extra zout en water vastgehouden. De hele bloedsomloop werkt dan op een veel hoger niveau. De bloedvaten en de bloedcellen worden hierdoor wel erg belast. Om de bloedvaten en bloedcellen te beschermen tegen deze belasting, komen er allerlei beschermingsmechanismen in werking. Ook het afweersysteem gaat heel anders werken. De baby en de moederkoek zijn erfelijk. De ene helft afkomstig van de moeder, en de andere helft van de vader. Ze zijn dus heel erg lichaamsvreemd. Het afweersysteem werkt zo hard, dat de moederkoek en de baby niet lichaamsvreemd worden herkend. Daarom wordt de moederkoek en de baby niet door het lichaam van de moeder afgestoten. Deze veranderingen zorgen ervoor dat er voldoende bloed via de moederkoek bij de baby komt, en dat tegelijkertijd de bloedomloop van de moeder wordt aangepast, zodat die geen problemen oplevert. Placenta: Placenta (moederkoek) is erg belangrijk voor de zwangerschap. Het zorgt ervoor, dat je baby voeding en zuurstof krijgt. Placenta kan op iedere plaats in de baarmoeder liggen. Het maakt niet uit waar de placenta zit, zolang het maar niet over de baarmoedermond(de uitgang) zit. Als de baarmoeder groeit, dan groeit de placenta automatisch mee. Bloedvoorziening: Placenta bestaat uit twee delen: die van het kind, en die van de moeder. Dit houdt in dat de bloedstromen van beide kanten gescheiden blijven. Er is dus geen contact, tussen het bloed van de moeder en kind. Aan de placenta zit de navelstreng vast. De navelstreng naar de baby loopt. De bloedcirculatie gaat via de navelstrengvaten naar de placenta en weer terug. Op de weg van de placenta naar het kind, worden voedingsstoffen, zuurstof en antistoffen vervoerd. Op de terugweg worden afvalstoffen en koolzuur afgevoerd. Productie hormonen: De placenta produceert de hormonen oestrogeen, progesteron, HCG en HPL. - Oestrogeen stimuleert de groei van de baarmoeder, de ontwikkeling van de bloedvaten en de groei van de melkklieren in je lichaam. - Progesteron wordt doorgegeven aan de baby die er weer een ander hormoon van maakt. Progesteron voorkomt dat de baarmoeder zich samentrekt. Aan het einde van de zwangerschap neemt de productie van progesteron af, zodat de baarmoeder zich kan samentrekken. - HCG is een zwangerschapshormoon dat al een paar dagen na de bevruchting wordt gemaakt. Het is een hormoon dat aantoont dat je zwanger bent. HCG zorgt ervoor dat je voelt dat je zwanger bent, en zorgt o.a voor: misselijkheid, moeheid enz. HCG neemt na de tiende week af. Het blijft wel in het lichaam tot twee dagen na de bevalling. - HPL is vanaf de vierde week van de zwangerschap aanwezig in het lichaam. Het voorkomt uitstoting van de vrucht. HPL speelt ook een rol bij suikerstofwisseling en het remt een ander hormoon, prolactine, dat de borstvoeding stimuleert. Zolang HPL in het lichaam aanwezig is, kan er geen of weinig borstvoeding gemaakt worden. Erfelijkheid: Om erfelijkheid tussen kind en moeder te kunnen begrijpen, moeten je terug naar het begin: de bevruchting. Tijdens de bevruchting vindt de samensmelting plaats van een eicel en een zaadcel. In tegenstelling tot alle andere lichaamscellen, bevatten deze ei en zaadcel maar 23 chromosomen (een stof in de celkern die bevat informatie voor erfelijke eigenschappen). Na de bevruchting is er weer een cel ontstaan met 46 chromosomen. In die cel is dus de ene helft van de erfelijke kenmerken afkomstig van de vader en de andere helft van de moeder. Deze ouderlijke kenmerken samengevoegd, bepalen de uiteindelijke kenmerken van hun kind. Exacte kopieën: De cel die ontstaan is na het samensmelten van een eicel en een zaadcel, wordt ook wel een zygote genoemd. De zygote deelt zich door dan tot twee, vier, of acht cellen, enzovoort. Het delen van de zygote word ook wel mitose genoemd. Tijdens elke mitose deelt niet alleen de cel zich, maar ook de kern (waarin zich de chromosomen bevinden) van de cel. Voordat de kern zich deelt, verdubbelen de chromosomen zich, zodat er in elke nieuwe cel steeds weer 46 chromosomen zijn. Deze chromosomen zijn exacte kopieën van de chromosomen van de allereerste cel. Uiteindelijk groeit die eerste cel door verdubbeling van de cellen uit tot een eigen celletje. In alle cellen zitten daarom dezelfde genen als in de bevruchte eicel. Voortplantingscellen: Er bevinden zich in voortplantingscellen slechts 23 chromosomen in tegenstelling tot alle andere cellen. Het verschil in het aantal chromosomen is een gevolg van een verschil in de delingen van de cel. Als een 'gewone' cel gaat delen tot een eicel of een zaadcel, zal er geen mitose, maar meiose plaatsvinden. De meiose is anders dan de mitose, omdat het aantal chromosomen gehalveerd wordt. Tijdens de meiose worden de chromosomen eerst verdubbeld, zodat er van elk chromosoom vier kopieën zijn (er zijn immers van elk chromosoom al twee kopieën aanwezig in de cel) . Deze kopieën worden daarna verdeeld over vier geslachtscellen. Elke geslachtscel bevat dan één kopie van elk chromosoom, in totaal zijn dat dus 23 chromosomen. Wordt het een jongen of een meisje? Of een bevruchte eicel uitgroeit tot een jongen of een meisje hangt af van het 23ste chromosomenpaar in de bevruchte eicel. Dat zijn de geslachtschromosomen. Dit paar is bij mannen en vrouwen verschillend. Een vrouw heeft twee X- chromosomen, één van haar vader en één van haar moeder. Een man heeft één X- chromosoom afkomstig van zijn moeder en één Y- chromosoom afkomstig van zijn vader. Dit alles betekent dat de man twee soorten zaadcellen zal maken. In de ene helft zit een X- chromosoom, in de andere helft een Y- chromosoom. Een vrouw heeft alleen maar eicellen met een X- chromosoom. Als een zaadcel met een Y- chromosoom een eicel bevrucht, ontwikkeld een jongetje zich. Als een zaadcel een X- chromosoom bevat, dan ontwikkeld er een meisje. Hoe groeit het embryo verder? De tweede maand: De cellen hebben zich zo erg vermenigvuldigd dat het bolletje cellen uitgegroeid is en dat lijkt op een garnaaltje. Het garnaaltje, heet ook wel embryo. Het embryo is in week zes, met zes millimeter zo groot als een appelzaadje. In deze maand, is de vrucht heel kwetsbaar. Er vormen zich kleine knobbeltjes op de plaatsen waar de armpjes en beetjes zullen komen. De celverdeling gaat ontzettend snel. Van een “ appelzaadje “ groeit het embryo in vier weken tijd naar ongeveer twee centimeter. Het hoofdje, nek, rug en de borstkas worden gevormd. In het verhouding met de rest van het lichaam, is het hoofd ontzettend groot! De inwendige organen, zoals nieren en lever liggen in de aanwezige buikholte op de goede plaats. In week zes waren er nog maar een paar knobbeltjes te zien, in week zeven zijn er al duidelijk armpjes en beentjes te zien! Het embryo is nu zeven millimeter. Ook is er een begin gemaakt van de oren, neus, mond en ogen. De hersenen, spieren en beenderen krijgen hun vorm. In de achtste week beginnen de hersenen te starten, en komen de orgaanfuncties zoals lever maag en nieren op gang. Het embryo is nu ruim 1 centimeter. Nu wordt er een begin gemaakt om het slappe vormpje een uit kraakbeen opgebouwd skelet te geven. In de negende week zijn er veel veranderingen opgetreden. Het embryo is nu bijna drie centimeter en weegt ongeveer twee gram! In de negende week zijn de armpjes en beentjes gegroeid en er komen nopjes op de handjes en voetjes die gaan groeien tot handen en voeten! In het begin van de bevruchting, stond het geslacht van het kindje al vast. In de negende week wordt pas een begin gemaakt met de vorming van de zaadballen of eierstokken. In week tien is het embryo al vijf centimeter en weegt ongeveer vijf gram. Het begint er al als een mens uit te zien. Alles is nog niet volgroeid maar alles is al wel compleet. In de kaken zitten al knobbeltjes die de melktandjes zullen gaan vormen. Op het hoofdje, groeit het eerste haar.
De derde maand: Twee weken geleden zijn de oogleden ontstaan, maar nu pas in de elfde week bedekken ze het hele oog. Pas in de zevende maand, zullen de oogjes open gaan. Nu is het embryo ongeveer zes centimeter lang en weegt ongeveer tien gram. In week twaalf kan je het hartje horen kloppen. Het hoofdje begint al een beetje een gezicht te krijgen. De oogjes verplaatsen zich naar de zijkant van het hoofd: de voorkant. Ook de oortjes en het mondje worden zichtbaar. Het skelet dat nog alleen uit kraakbeen bestaat, wordt harder. De eerste botcellen ontstaan en het embryo wordt nu een foetus genoemd. De vingertjes en teentjes zijn helemaal gevormd, en de foetus rekt zich al af en toe uit. In de dertiende week is de foetus acht centimeter en weegt ongeveer dertig gram. Het circulatiesysteem begint te werken. Af en toe, plast hij/zij in het vruchtwater in de baarmoeder. Om de twee uur wordt dit vruchtwater ververst. De huid van de foetus wordt bedekt met donshaar, en er ontstaan nageltjes. De donshaartjes blijven tot ongeveer de zevenendertigste week zitten. In de veertiende week is de foetus negen centimeter, en weegt ongeveer zestig gram. De nageltjes en stembanden hebben zich helemaal ontwikkeld. De foetus begint al goed te bewegen in de baarmoeder. Na de derde maand begint de foetus pas echt te groeien. Dat kan je zien, omdat je buik dan ineens steeds dikker wordt. De eerste twee maanden waren vooral gericht op het vormen van het lichaam. De vierde maand: Na vijftien weken zijn de spieren helemaal ontwikkeld. De foetus kan zich helemaal bewegen. Het hoofdje is nog steeds veel en veel groter dan de rest van het lichaam. In week zestien begint de ongeboren baby al een beetje te horen. Het hoort alleen nog maar de geluiden van de baarmoeder. Ook kunnen de oogjes al wat licht van de baarmoeder zien. Vanaf de zeventiende week groeit de foetus gemiddeld twee centimeter per week, en het weegt nu ongeveer 150 gram. In de achttiende week zit alles van het gezicht op de goede plaats. Vanaf de laatste week van de vierde maand begint zich een wit, vettig laagje op de huid te ontwikkelen, dat de baby bij zich blijven houden tot het eind van de zwangerschap. Dit laagje geeft de dunne babyhuid bescherming tegen het liggen van het vruchtwater. De foetus kan nu ook de harde geluiden van buiten de baarmoeder horen. De vijfde maand: Rond de negentiende week wordt de foetus steeds actiever. Het heeft een waak en slaapritme. Als het wakker is, schopt en zwaait het met armpjes en beentjes. Er is genoeg ruimte in de baarmoeder, dus de foetus kan zich genoeg bewegen. Nu in de vijfde maand, zullen de donshaartjes weggaan, en er zullen grovere haartjes komen. De wenkbrauwen worden ook meer zichtbaar. Als de baby wordt geboren, zijn de meeste haartjes verdwenen. De foetus is in week negentien ongeveer tweeëntwintig centimeter lang en weegt ongeveer tweehonderdvijftig gram. Een week later is daar al honderd gram bijgekomen en nu is hij/zij ongeveer vijfentwintig centimeter lang. Ongeveer op de helft. In week tweeëntwintig beginnen de oren hun uiteindelijke vorm aan te nemen. Het gehoor is al aardig ontwikkeld. De foetus kan nu ook geluiden van buiten de baarmoeder horen. In deze week is de ongeboren baby, rond de achtentwintig centimeter, en weegt ongeveer vierhonderdvijftig gram. In de drieëntwintigste week kan de foetus al wat vastpakken. Nu is de foetus ongeveer negenentwintig centimeter lang en weegt ongeveer vijfhonderd gram. Nu kan de ongeboren baby ook al slikken en goed ademhalen. In en uit de longen wordt vruchtwater geademd. De zesde maand: In week vierentwintig ontwikkelen de bloedvaten in de longen zich verder. De foetus is nu ongeveer dertig centimeter lang, en ligt al ingedoken in de baarmoeder, omdat de ruimte daar steeds kleiner wordt. In de vijfentwintigste week is de foetus rond de tweeëndertig centimeter lang en weegt ongeveer zeshonderdvijftig gram. Rond de zesentwintigste week gaan de oogjes af en toe open. De ongeboren baby heeft een kort slaap en waak ritme. De foetus beweegt ontzettend veel in de buik. Rond de zevenentwintigste week is het de foetus rond de dertig en achtendertig centimeter. De ruimte in de baarmoeder is nu helemaal beperkt. De zevende maand: In week achtentwintig is de ongeboren baby gemiddeld vijfendertig en weegt ongeveer negenhonderd gram. Aan het einde van deze maand, is de foetus gegroeid tot rond de negenendertig centimeter, en weegt ongeveer achttienhonderd gram. Als de baby nu geboren zou worden, dan zou het in een couveuse moeten liggen. Dat komt omdat de longen nog niet helemaal ontwikkeld zijn, en de baby zichzelf niet warm kan houden.
De achtste maand: Rond de tweeëndertigste week is er voor de foetus niet meer veel plaats in de baarmoeder. Nu heeft de nog ongeboren baby een lengte van veertig centimeter en het weegt nu rond de achttienhonderd gram. De foetus gaat nu een houding aannemen, waarin hij/zij geboren zal worden. De foetus moet met het hoofdje naar beneden liggen. Als het verkeerd om ligt, dan wordt dat een stuitligging genoemd. In week drieëndertig gaan de grovere haartjes die over het hele lichaam zitten weg. De huid is nog wel steeds bedekt met huidsmeer. Dat is een witte stof die de baby beschermt tegen infecties. Die laag verdwijnt in de laatste weken van de zwangerschap. In week vierendertig beginnen de nieren echt te werken! De baarmoeder is normaal zo groot als een appel, maar als er een baby inzit, is ie wel twintig keer zo groot! De baarmoeder zakt naar beneden. Rond de vijfendertigste week wordt het hoogste punt bereikt. De baarmoeder zakt tot onder de ribben en duwt de organen gewoon opzij. In week zesendertig zal het hoofdje van de foetus meer naar beneden zakken. De foetus is nu ongeveer vijfenveertig centimeter lang en weegt ongeveer negenentwintighonderd gram. De laatste maand: De foetus groeit in de laatste maand niet veel meer. Soms nog een paar centimeter, en er komt misschien nog een kleine vijfentwintig tot dertig gram bij. De foetus ligt zo goed als klaar in de baarmoederwand. Sommige foetus’ zijn in week achtendertig klaar om geboren te worden. De foetus is dan ongeveer achtenveertig centimeter lang en weegt ongeveer tweeëndertighonderd gram. Complicaties tijdens zwangerschap Als je zwanger bent, heb je ook kans op complicaties. Hieronder staat twee van die complicaties. Hoe ontstaat Pre eclampsie? Bloedvaten worden aan de binnenkant bekleed door cellen. Die cellen hebben een belangrijke rol bij het ontstaan van pre eclampsie. Bij pre eclampsie veranderen deze cellen waardoor de kans op bloedstolling enorm toeneemt. De bloedvaten krampen samen en de bloeddruk stijgt. De bloedvaatjes gaan klonteren, en er kunnen stolsels ontstaan. Die kunnen de vaatwandcellen beschadigen. Er ontstaan kleine openingen in de bloedvaatjes waar eiwit en vocht naar buiten toe kunnen lekken. Zo ontstaat een vochtophoping. De gevolgen van pre-eclampsie zijn: een bloeddrukstijging, eiwit verlies via de urine of oedeemvorming (dikke voeten, enkels, handen en gezicht). Door het klonteren van de bloedplaatjes, neemt na het ontstaan van de stolsels, het aantal bloedplaatjes af. Je lichaam gaat zich beschermen tegen pre eclampsie en het gaat de stof: fribinogeen maken. Die stof zorgt ervoor dat er geen groter stolsel ontstaat (trombose). Door het samenkrimpen van de vaten krijgen: nieren, lever en de baarmoeder te weinig zuurstof en voedingrijk bloedvoorziening door de bloedsomloop. Dit heeft voor de baarmoeder tot gevolg, dat de baby te weinig zuurstoffen en moederkoek kan krijgen. Bij de pre eclampsie krijgt de moederkoek aan het begin van de zwangerschap, al minder bloed en dat heeft tot gevolg, dat de bloedvaten die via de navelstreng de moeder en het kind met elkaar verbinden, zich minder goed kan ontwikkelen. Dat heeft ook tot gevolg dat de moederkoek en ook de baby later in de zwangerschap, een slechte bloedvoorziening hebben. Pre eclampsie kan je ook voorkomen. Hieronder staan de dingen waardoor je pre eclampsie kan voorkomen: - Stop met roken - Zorg voor een optimaal lichaamsgewicht - Beweeg zoveel mogelijk (maak veel wandelingen) - Zorg voor een gezonde voeding - Let op cholesterol Bekken instabiliteit: Wat is bekkeninstabiliteit ? Bekkeninstabiliteit houdt in een verzwakking of beschadiging van de banden die de bekkengewrichten ondersteunen. Het bekken bestaat uit 3 botstukken. Namelijk uit: 2 darmbeenderen waar tussen het heiligbeen vast zit. De drie botstukken zijn op drie plaatsen door gewrichten met elkaar verbonden. Middenvoor tussen de schaambeenderen zit een gewricht (de symfyse). Aan beide kanten waar het heiligbeen de darmbeenderen ontmoet, zitten de zogenaamde sacroilicale, ook wel S.I. gewrichten. Vergelijkbaar met de knie worden deze 3 botten bij elkaar gehouden door banden. Als door sommige omstandigheden de banden hun werk niet goed kunnen doen wordt het bekken instabiel waardoor de beenderen gaan schuiven. Een instabiel bekken kan de volgende vervelende klachten veroorzaken: Lage rug pijn die soms ook pijn veroorzaakt in één of beide benen, pijn rond het schaambeen, pijn bij het lang zitten en/of een beurs of moe gevoel in de onderrug. In extreem ernstige gevallen kan bekkeninstabiliteit zelf ervoor zorgen dat degene invalide wordt. Hoe ontstaat een verzwakking van de banden (bekkeninstabiliteit)? Grof gezegd wordt het bekken gestabiliseerd door banden (ligamenten) en door spieren. Bekkeninstabiliteit kan dus voorkomen als: -de spieren niet sterk genoeg zijn om de rug en het bekken veel stevigheid te geven. -de banden uitgerekt of beschadigd raken b.v. door een sportblessure, ongeluk, of door zwangerschap/bevalling. Wat kan je er aan doen ? Er is geen behandeling die voor iedereen hetzelfde is. In het algemeen zijn er wel een aantal tips te geven waardoor de pijn minder wordt. -Het lichaam moet uitgerust zijn. Iemand die fit is heeft meer controle over zijn/haar spieren, waardoor de kans kleiner wordt dat de banden door een verkeerde beweging extra worden belast. -Hulp vragen bij een gespecialiseerde therapeut die de spieren kan versterken. -- -Om de pijn te verlichten en de banden minder onder druk te zetten bestaat er ook nog een bekkenband.
Taakverdeling: Marieke: - Voorkant - Inhoud - Inleiding - Deel van complicaties - Erfelijkheid
Linda: - Hoe ontstaat een embryo? - Veranderingen lichaam tijdens zwangerschap - Placenta - Hoe groeit het embryo verder? - Deel van complicaties - Taakverdeling - Over dit werkstuk - Bronnenlijst Eigen reactie: Wij vonden dit werkstuk leuk om te maken. Het is erg leuk voor de afwisseling. Toch hadden wij nog een aantal problemen bij het maken van dit werkstuk, omdat we in het begin niet veel informatie konden vinden. Ook hadden wij geen tijd om met elkaar af te spreken i.v.b met vakantie en de drukte met school. Daarom heeft de één wat meer gedaan dan de ander. Dat vonden wij zelf niet zo erg. Wij vonden ook dat wij een heel interessant onderwerp hadden, om dat je nu echt weet hoe het allemaal in elkaar zit. Ook zouden wij zo’n werkstuk wel vaker willen doen, maar dan ligt het wel aan het onderwerp. Wij hopen dat wij ons werkstuk goed gemaakt hebben, en er een goed cijfer voor krijgen. Bronnenlijst: Wij hebben allerlei informatie van internet gehaald. De sites staan hieronder. Ook hebben wij informatie uit het Biologie voor jou boek voor klas 2mhv gehaald. http://www.fdg.unimaas.nl/hellp/ontstaan.html#Erfelijkheid
http://www.factorvleiden.nl/hellp.htm
http://www.vruchtbaarheid.org/zwanger/zwanger7w.html
http://www.erfocentrum.nl/zwangerschap/index.php
http://www.czmedicinfo.nl/%7B2a490a7a-d8ad-411f-916c-b491fb870088%7D_listbox/d_placenta.xml/#top
http://www.erfocentrum.nl/erfelijkheid/doorgeven.php
http://www.als.nl/html/info.html
Naam boek: Biologie voor jou 2mhv
Schrijver(s): Gerard Smits en Ben Waas

Uitgever: Malmberg
Plaats van Uitgifte: Den Bosch
1e druk: 1999, ik heb de 4e druk gebruikt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.