De cheeta

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 1e klas vwo | 1973 woorden
  • 22 mei 2003
  • 151 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
151 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Inleiding

Ik doe dit werkstuk over de cheeta omdat ik het hele mooie dieren vind.
Er valt ook best veel over te vertellen.
Op t.v. heb ik ze ook een paar keer gezien, vooral de jonkies vind ik schattig, met hun pluizige koppies.
Hun snelheidsrecord is 120 km/uur.
Ik wist weet nog helemaal niks van de cheeta, hopelijk aan het eind van dit werkstuk wel.
Ik heb er best veel plaatjes van. Afdeling

De cheeta hoort bij de afdeling gewervelden.
Bij de klasse zoogdieren.
Bij de orde roofdieren.
Bij de familie katachtigen.
Bij het geslacht jachtluipaarden.
Onder familie, de katachtigen, komen er 4 geslachten voor: Felis (de kleine katten) met bijvoorbeeld de huiskat en de wilde kat, Panthera (de grote katten) met bijvoorbeeld de tijger en de leeuw, de Neofelis (de nevelpanter) met alleen de nevelpanter en als laatste de Acinonyx (de cheeta) met alleen de cheeta. De nevelpanter en de cheeta zijn aparte geslachten omdat ze allebei een aparte vorm hebben.
Hoe leeft de cheeta?

De cheeta is veel socialer dan de andere katten (de leeuw uitgezonderd).
Broers en zusters blijven zes maanden bij elkaar nadat ze onafhankelijk zijn geworden.
Dit gebeurt tussen de dertiende en twintigste maand. Ook jagen ze vaak samen.
Soms gebeurt het dat jongen van verschillende families samenwerken.
We moeten ons dus niet laten misleiden als we jonge cheeta's zien spelen onder het oog van hun schijnbaar onschuldig ouders: deze katten zijn gevaarlijke roofdieren.
Een dikke zwarte streep die langs zijn kaak naar beneden loopt, maakt dat de cheeta er droevig uitziet.
De meeste Cheeta’s zijn tegenwoordig alleen nog maar in Afrika te vinden.

De paring van de cheeta.

Er is geen vaste paartijd.
Tijdens de paring maakt de cheeta een jankend geluid en spint hij als een huiskat.
Na een drachttijd van 90 tot 98 dagen brengt het vrouwtje zes jongen ter wereld, die ze regelmatig verplaatst door ze in haar bek te nemen.
De cheeta wordt geboren met een ongewone uitrusting: een soort blauwgrijze cape van manen die de achterkant van zijn nek en rug bedekt.
Deze verdwijnt na twee en een halve maand.
Het sterftecijfer onder de jongen is heel hoog: 90% sterft voor ze volwassen zijn.
Velen worden gedood door roofdieren: leeuwen, hyena's, luipaarden en zelfs bavianen. Anderen gaan gewoon dood omdat hun moeders ze niet goed kunnen voeden.
De cheeta is geslachtsrijp tussen de tiende en veertiende maand.
Als de cheeta niet wordt gedood in de eerste maanden van zijn leven of gewond raakt tijdens de jacht, kan hij 14 jaar worden.

Andere soorten

Jachtluipaard, panter, jaguar, serval en ocelot, ze horen allemaal bij de familie van de katachtigen.
Net als onze huiskat.
Stuk voor stuk zijn het uitstekende jagers.
Ze zijn lenig en lopen heel sierlijk.
Op deze bladzijde word je iets over vier soorten verteld, die een prachtig gevlekte vacht hebben, net als het jachtluipaarden.
Juist daardoor is er jammer genoeg veel op hen gejaagd…

Panter of luipaard

De panter of luipaard uit Afrika en Azië is niet zo groot als de jachtluipaard, maar wel steviger gebouwd.
Hij klimt graag in bomen om uit te rusten of zijn prooi op te eten.
Ook bekijkt en bespringt hij zijn prooi vaak uit een boom.
Hij jaagt meestal ’s nachts.
Zijn vlekken staan in kringetjes.
Er bestaan ook zwarte panters.

De serval

De serval, die een stuk kleiner is dan de jachtluipaard, kun je herkennen aan zijn grote oren en zijn korte staart.
Hij heeft lange poten en zijn vlekken zijn netjes gerangschikt in lijnen.
Er zijn ook servals die helemaal geen vlekken hebben.
Servals leven in Afrika; in streken waar voldoende water en voedsel in de buurt is.
Net als onze poezen kunnen ze miauwen, spinnen en blazen.

De jaguar

De jaguar lijkt heel veel op de panter, maar hij is veel logger en heeft een zware kop en zware poten.
Zijn vlekken staan ook in kringetjes, maar zijn groter.
De panter en de jachtluipaard leven in Afrika en Azië.
Maar jaguars komen alleen voor in de wouden van Midden- en Zuid-Amerika.
Het zijn prima zwemmers.

De ocelot

De ocelot is een kleine kattesoort uit Midden- en Zuid-Amerika, met vlekken van verschillende grootte en vorm.
Ocelotten jagen ’s nachts op kleine knaagdieren zoals muizen en marmotten, maar ook op kleine apen, vogels en hagedissen.
Hoewel ze behoorlijk stinken, worden ze toch als huisdier gehouden.

De jongen

Mannetje en vrouwtje blijven niet lang bij elkaar.
Na de paring gaat ieder zijn eigen weg.
Het vrouwtje van de jachtluipaard verzorgd haar jongen alleen.
Ze moet daarbij ook nog zelf jagen.
Ze verbergt haar kwetsbare jongen bijna iedere dag op een andere plaats tussen het hoge gras.
Zo zijn ze veilig verborgen voor andere roofdieren als ze op jacht gaat.
Als het vrouwtje haar jongen naar een andere plaats brengt, draagt ze hen bij hun nekvel.
Net als poezen doen.
De belangrijkste bezigheid van een pasgeboren jachtluipaard is slapen en drinken.
Bij de geboorte weegt een jonge jachtluipaard nog maar zo’n 300 gram, dat is ongeveer evenveel als een flinke appel.
Jonge jachtluipaarden hebben op hun nek en rug lange, lichtgrijze manen.
Net dor gras.
Zo vallen ze niet op in hun omgeving.
Later raken ze die lange haren kwijt.
De jakhals zit roerloos op het goede moment te wachten voor een aanval op de jonge jachtluipaarden.
De jongen drinken meestal melk bij hun moeder tot ze minstens drie maanden oud zijn.
Maar al na een week of vier krijgen ze naast moedermelk ook vlees.
Een volwassen luipaard weegt zo’n 40 kilo, dat is dus tien keer meer als de jongen.
Die moeten dus heel wat inhalen om haar in te halen.
Als alles in orde is geeft de moeder haar jong een lik over z’n wang.

Spelen en leren

Als de droge tijd op de savanne aanbreekt wordt het gras dor.
De jonge jachtluipaarden bereiden zich al spelend voor op hun leven van volwassen roofdier.
Een jong springt in de boom en klemt zich vast met zijn klauwen.
Die zijn nu nog scherp.
Volwassen jachtluipaarden kunnen hun klauwen niet meer intrekken.
Die slijten dan af.
Jongen zijn als ze jong zijn onvermoeibaar, ze zitten elkaar achterna, rollen over elkaar heen en bijten in elkaars oren.
Dan is het allemaal nog spel.
Over een poosje gaan ze met hun moeder mee op jacht, maar dan is het echt…

kleine cheeta’s
Er worden natuurlijk veel cheeta’s geboren.
Een worp bestaat meestal uit 3 kleintjes.
Als ze nog klein zijn kunnen ze hun nagels ook nog intrekken, dat kunnen ze na 10 weken niet meer.
Dan verliezen ze ook de donzige zilveren manen.
Alleen de moeder zorgt voor de kleintjes.
Dat is een zware taak, want om op eten voor alleen haar zelf te jagen is al kan zijn hele leven jongen krijgen, als de cheeta geboren wordt weegt hij 250 tot 300 gram.
een zware taak, laat staan voor 3 kleintjes.
De welpen worden meestal verstopt in struiken of hoog gras, dat doet ze omdat de kleintjes nog prooi zijn.
De ogen gaan na 10 dagen open.
Als ze 12 dagen zijn staan ze stevig op hun pootjes. Pas na 3 weken krijgen ze ook vlees te eten.
Na zes weken krijgen ze geen moedermelk meer.
Dan volgen ze hun moeder ook bij het jagen. Na 17 tot 13 maand verlaten de vrouwtjes het nest de mannetjes blijven hun hele leven bij elkaar.
De cheeta is snel, soepel en de haren van zijn vacht zijn strak en kort.
Cheeta jongen zijn heel anders.
Het zijn echte pluizenbollen.
Zo vallen ze niet op in dat hoge gras.
Daar moeten ze wachten tot de moeder terugkomt, want ze kan haar kids bij de jacht even niet gebruiken.
De jongen moeten zich goed verborgen houden.
Want een leeuw of hyena kan het niet schelen dat cheeta-baby’s er zo lief uitzien.
Ze vinden ze vooral lekker.

De kunst van het jagen

In het begin, als de jongen nog klein zijn, hoeven ze nog niet zoveel vlees.
Ze willen dan nog iets kleins, zoals een haas…
Dus de moeder gaat op jacht, het heeft hoge poten, lange oren, en het wipt, rara wat is het?
Als zo’n klein haasje een cheeta ziet, weet hij dat het al te laat is, maar heel soms ontsnapt er een door nog net op tijd in het struikgewas te springen.
Een uitgehongerde cheeta laat zijn kans niet voorbij gaan.
In een paar sprongen is hij bij de haas en doodt hem.

Als de jongen groter zijn willen ze groter voer.
Bijvoorbeeld een gazelle.
Als ze gaan jagen houden ze een gazelle nauwkeurig in de gaten.
Ze nemen niet zomaar een gazelle, ze kiezen er een uit die kleiner en zwakker is dan de rest.
Ze sluipen dichterbij met hun nekspieren gespannen en hun lichaam tegen de grond gedrukt.
De meeste kunnen zich prima achter iedere graspol of andere oneffenheid verbergen.
Als de gazellen opkijken blijft de cheeta gewoon rustig zitten en wacht tot de gazellen weer verder gaan met grazen.
Dan sluipen ze weer dichterbij in de richting van de uitgekozen gazelle, als die niets in de gaten heeft en de cheeta is dichtbij genoeg dan….
Ongelooflijk: een cheeta kan een snelheid van wel meer dan 100 kilometer per uur halen.
Het zijn de snelste zoogdieren die op het land leven.
Maar lang houden ze zo’n sprint niet vol.
Na ongeveer 500 meter zijn ze buiten adem.
Bij het rennen zet de cheeta zijn achterpoten vóór zijn voorpoten.
Met een klas van de voorpoten brengt de cheeta de gazelle uit evenwicht.
Om de prooi te doden trekt de cheeta de kop van de gazelle zover naar achteren dat ze stikt.

Een geboren sprinter

De cheeta is het snelste landdier ter wereld, van uit stilstand komt hij in 3 seconden op volle snelheid!
Dat kan zelfs een F1 racer niet.
Hij is dan ook geboren om te sprinten, zijn lichaam is mager, zijn poten lang.
Zijn staart gebruikt hij om in evenwicht te blijven.
Zijn kop is klein en zijn oren zij kort en rond.
Zijn klauwen kan hij niet intrekken, maar ze zijn dan ook net zo stomp als die van bijvoorbeeld een hond.
Daardoor heeft hij heel veel grip op de grond, dan kan hij dus nog sneller.
Zijn ruggengraat is heel buigzaam daardoor kan hij zijn lichaam heel ver in en weer uitrekken.
Zo bereikt hij die enorme snelheid.
Hij kan dan wel zo snel, maar die snelheid vraagt wel veel energie.
Hij kan dan ook maar een paar honderd meter volhouden.
Na 300 meter is hij heel moe, hij moet dus snel een prooi pakken.
Omdat hij veel sneller is als zijn soortgenoten pakt hij het jagen ook een stuk anders aan.
De andere katachtige sluipen heel dicht op hun prooi af, als ze dicht genoeg bij zijn vallen ze aan.
De cheeta doet dat heel anders, hij zoekt iets lekkers uit, hij zet zijn turbo aan en meestal krijgt hij het hapje wel.
Gewoonlijk heeft de prooi van de cheeta weinig kans om te ontsnappen, tenzij deze er in slaagt de grote kat voor te blijven, omdat eerst het terrein en zoekt een slachtoffer uit.
Dit kan hij zelfs vanuit de verte, dankzij zijn bijzonder scherpe zicht.
Geruisloos gaat het dier naar voren.
Als de afstand ongeveer 25 meter bedraagt, sprint de cheeta naar voren en zet hij zonder aarzeling de jacht in om zijn prooi te vangen.
Hij slaat zijn slachtoffer neer met een slag van zijn klauw of grijpt het bij de flank en trekt het op de grond.
Dan grijpt hij het gewonde dier bij de keel en verstikt het. Zwaar hijgend van de inspanning wacht de cheeta tot het dier dood is, voordat hij aan zijn maal begint.
Hij geeft het goede nieuws door aan zijn jongen door een soort tjilpend geluid te maken.
De cheeta is veel socialer dan de andere katten (de leeuw uitgezonderd).

REACTIES

B.

B.

heey!! goed werkstuk! ik kan het goed gebruiken voor mijn werkstuk bedankt!!

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.