1 Bloed
Bloed bestaat bij en volwassen persoon voor 5 a 6 liter uit bloedplasma, bloedcellen ( rode en witte) en bloedplaatjes. Als bloed een paar dagen heeft gestaan, zakken de bloedcellen en bloedplaatjes naar de bodem. Boven de bloedcellen en bloedplaatjes bevind zich bloedplasma. Bloedplasma, is een licht gele stof. Bloedplasma zit voor ongeveer 55% in het bloed.
Bloedplasma.
Voor het grootste deel bestaat bloedplasma, uit water. Het bevat eiwitten en stoffen, die je kunt oplossen in water. Bloedplasma vervoert veel stoffen. Bloedplasma, speelt ook een rol bij bloedstolling.
Rode bloedcellen.
De vorm van rode bloedcellen zijn, ronde schijfjes waarbij, het in het midden dunner is dan aan de rand. Rode bloedcellen hebben geen celkern. In rode bloedcellen, zit een rode kleurstof, hemoglobine genaamd. Rode bloedcellen, kunnen zo makkelijker zuurstof vervoeren. Bij bloedarmoede, heb je te weinig hemoglobine in je bloed. Daardoor, krijgen ze vaak hoofdpijn, en voelen ze zich steeds zwak en moe. In hemoglobine, zit ijzer. Mensen met bloedarmoede krijgen vaak te weinig ijzer en zouten binnen. Per mm³ bloed komen ongeveer
5 000 000 rode bloedcellen voor.
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen hebben een celkern, en kunnen van vorm veranderen, dus die hebben geen vaste vorm. Zo kunnen ze, door de kleinste openingen van de bloedvaten heen. En ze maken bacteriën en ziekteverwekkers onschadelijk. Er zijn verschillende witte bloedcellen. Sommige kunnen bacteriën tegen gaan. Als er bacteriën het lichaam inkomen, kunnen deze witte bloedcellen de bacteriën insluiten. Ze komen dan in de witte bloedcellen, en gaan dood. Meestal gaan de witte bloedcellen dan ook dood. Bij een wond die ontstoken is, komt er etter of pus uit. Dit bestaat uit, dode bacteriën en witte bloedcellen. Andere soorten witte bloedcellen, bestrijden ziekteverwekkers op een andere manier. Per mm³ bloed, komen er ongeveer 5 000 witte bloedcellen voor.
Bloedplaatjes.
Bloedplaatjes, zijn cellen die uiteengevallen zijn en hebben geen celkern. Bloedplaatje maken ook deel uit van bloedstolling. Want in bloedplaatjes zitten stoffen die er voor zogen dat de bloedvaten stollen. Er kan ook een bloedprop in een bloedvat ontstaan. Dit heet trombose. Soms kan een bloedvat afgesloten worden waardoor het bloed niet verder kan stromen. Per mm³ bloed komen er ongeveer 300 000 bloedplaatjes voor.
2 De bloedsomloop
Het bloedvatenstelsel van de mens, bestaat uit het hart en de bloedvaten. Er zijn kleine en grote bloedvaten, in elk lichaamsdeel. De weg die het bloed aflegt, noemen we de bloedsomloop. Het hart, is in twee helften verdeeld.
De tussenwand, scheid deze helften. Bij de kleine bloedsomloop, pompt de rechterhelft van het hart, bloed naar de longen. De longen, pompen het bloed weer terug naar het hart. De functie is, zuurstof opnemen in het bloed, en koolstofdioxide afgeven aan de lucht. Dit gebeurt in de longen. Bij de grote bloedsomloop, komt er bloed in de linkerkamer. Vanuit de kleine bloedsomloop. De linkerkamer, pompt het bloed door alle organen van het lichaam.
De organen zorgen dat het bloed weer terug stroomt naar, de rechterhelft van het hart. De functie van de grote bloedsomloop is, zuurstof, voedingsstoffen en een beetje glucose afgeven aan de cellen. Maar ook andere afvalstoffen en koolstofdioxide opnemen in het bloed. Bij een dubbele bloedsomloop, komt het bloed twee keer door het hart.
3 Het hart
Het hart, ligt in de borstholte, iets naar links onder het borstbeen. Het hart is, een spier. Bij de verbranding verbruikt de spier, zuurstof en voedingsstoffen. Hierdoor komt koolstofdioxide en andere afvalstoffen vrij. Het hart is hol vanbinnen. Kransaders en kransslagaders, zijn bloedvaten die over het hart lopen. Kransslagaders zorgen ervoor, dat er zuurstofrijk bloed en voedingsstoffen naar de hartspier stromen. Door de kransader stroomt koolstofdioxide en andere afvalstoffen, van de hartspier weg. Het hart bestaat uit, twee delen: de boezems en de kamers. De boezems, zitten op de kamers. De onderste en bovenste holle ader, komen in de rechterboezem uit. Zij krijgen zuurstofarm bloed binnen, vanuit de organen in het lichaam. De rechterboezem, zorgt dat het bloed in de rechterkamer komt. De rechterkamer, pompt het bloed in de, longslagader. De longslagader, splits zich dan in twee bloedvaten. Ieder bloedvat, gaat naar een andere long. Als het bloed in de longen komt, komt er zuurstof bij. Dit bloed, stroomt door de longaders, naar het hart. De longaders, komen in de linkerboezem uit. Via de linkerboezem, komt het bloed in de linkerkamer. De linkerkamer, pompt het bloed dan naar de aorta. De aorta, zorgt dat het bloed in de organen van het lichaam komt. In de organen, word het bloed zuurstofarm. Door de onderste en bovenste holle ader, stroomt het bloed weer terug, het hart in. De hartkleppen, zorgen ervoor dat het bloed niet terug stroomt, naar de kamers of de boezems. Halvemaanvormige kleppen, zitten er aan het begin van de aorta, en de longslagaders. Deze kleppen, zorgen ervoor dat het bloed niet terug stroomt in de kamers.
4 De bloedvaten.
Er zijn drie soorten bloedvaten, slagaders, haarvaten en de aders.
Slagaders
Het hart pompt bloed in de slagaders. De slagaders zorgen ervoor dat het bloed van het hart in de organen komt. De bloeddruk, in de slagaders is hoog, omdat het hart met veel kracht het bloed wegpompt. De wanden van de slagaders, zijn daarvoor dik, stevig en elastisch. De slagaders, zetten uit als het hart bloed perst. Als dat klaar is, veren de slagaders terug. De slagaders in je pols, liggen valk onder je huis. Maar de meeste slagaders, zitten veel dieper in je lichaam. Zo worden ze niet zo snel beschadigd.
Haarvaten.
De slagaders, vertakken zich in steeds dunnere bloedvaten. De wand wordt dan ook steeds dunner. De haarvaten zijn, de bloedvaten waarvan de wand nog maar 1 cellaag dik is. Al die haarvaten in een orgaan vormen samen , het haarvatennet. De bloeddruk in de haarvaten, neemt strek af. Doordat, de wand van de haarvaten dun is, kan vocht met zuurstof, en de voedingsstoffen terecht in de cellen. Bij verbranding van die cellen komt koolstofdioxide en afvalstoffen vrij, door zuurstof en voedingstoffen. Doordat de haarvaten zo dun zijn kan vocht met koolstofdioxide en afvalstoffen, in de haarvaten terecht. Alle haarvaten komen samen in grotere bloedvaten, gemaand de aders.
Aders
De bloeddruk in de aders, is laag doordat, het bloed in de aders wegstroomt van de organen, naar het hart. Hierdoor zijn de wanden van de aders dunner, dan die van de slagaders. Er is dan ook geen hartslag merkbaar, in de aders. De aders liggen niet in diep in het lichaam. Daarom, kun je ze zien onder je arm. Dit kan je zien als blauwe strepen. In de anders zitten kleppen. Die kleppen laten het bloed maar op een richting door. Deze kleppen zorgen ervoor, dat het bloed niet terug stroomt naar de organen. De kleppen helpen ook voor het terug voeren naar het hart.
5 Het bloedvatenstelsel.
De aftakking van de aorta, zorgt ervoor dat het bloed naar de organen toestroomt. Deze aftakkingen noem je, de slagaders. Dat komt doordat de meeste aders de naam krijgen, naar welke orgaan ze toestromen. De beenslagaders zorgen dat er, zuurstofrijk bloed naar de benen toestroomt. In de benen stroomt zuurstofarm bloed van de benen weg. Overal in de benen zitten haarvaten. Het bloed dat uit de, dunne wand wegstroomt is zuurstofarm. De darmwand heeft de zuurstof dan al verbruikt. Dit is een uitzondering. Bloed vanuit de dunne darm stroomt via de poortaders naar de lever. In de lever worden de voedingsstoffen tijdelijk opgeslagen. Het bloed komt binnen twee bloedvaten in de lever. De leverslagader, geeft zuurstofrijk bloed af. De poortader geeft zuurstofarm bloed hier af. Via de leverader stroomt, het zuurstofarm bloed de lever weg.
6 De bloeddruk.
Bloeddruk is de kracht, als het hart bloed wegpompt naar de aderen. Je bloeddruk meet je meestal, aan je linkerarm. Bij een lage bloeddruk hebben die mensen meestal vaak last van hoofdpijn. En duizeligheid als ze opstaan. Bij een hoge bloeddruk, hebben die mensen eerder kans op hart en vaatziektes.
7 Hart en vaatziekten.
Een hartinfarct krijg je als, de kransslagader of een aftakking verstopt raakt. Dit kan gebeuren doordat, de hartspier zonder zuurstof en voedingsstoffen zit. Hierdoor kan het afsterven. Bij iemand die gezonde bloedvaten heeft, is de binnenkant glad, en kan het bloed en goed doorheen stromen. Bij iemand met cholesterol worden de bloedvaten, langzaam ruwer.
Bij mensen zit al cholesterol in het bloed. Je hebt dit al doordat er, in vette dierlijke voedingsmiddelen zit. Dit hoeft niet erg te zijn want, de cholesterol kan tegen de binnenwanden van de bloedvaten afzetten. Als het bloed, niet hoog is kan de cholesterol weer loskomen van de wand. Als iemand een te hoge cholesterol gehalte heeft, wordt de cholesterollaag op de wand steeds dikker. Zo wordt het bloedvat steeds dichter, en kan het verstopt raken. Bij aderverkalking wordt er, kalk afgezet. Zo wordt de bloedvatwand steeds stijver en minder elastisch. Doordat de bloedvaten dichter worden, gaat de bloeddruk omhoog. Zo moet het hart een grotere kracht zetten om het bloed door de bloedvaten te pompen. Als er aderverkalking in een kransslagader komt, kan iemand hartinfarct krijgen.
Als de grote van een hartspier geen zuurstof en voedingsstoffen krijgt, sterft het af. Als dat groot is, is de hartinfarct dodelijk. De mensen die dit hebben krijgen een waarschuwing, van de dokter. Als de kleine aftakking van de kransslagader verstopt raakt, kan de andere aftakking die taak overnemen. Als dat het geval is, is er niks aan de hand. Als het hart geen goede conditie heeft, en de aftakking de taak niet over kan nemen, heb je eerder kans op een hartinfarct. Meestal komt een hartinfarct bij oudere mensen voor. Als die dat hebben krijgen hun, scherpe pijn in hun borst en ze krijgen het dan benauwd. Mensen gaan steeds slechter eten waardoor, mensen tussen de 30/35 eerder een hartinfarct krijgen.
Je kunt dit voorkomen door:
- Geen vette dingen te eten.
- Niet te gaan roken.
- Stress te vermeiden.
- En een beetje aan lichamelijke opvoeding te doen.
Maar het kan ook zijn dat je hiermee erfelijk belast bent. Dan kan je er niet veel tegen doen.
8 Uitscheiding
Uitscheiding is als, de afvalstoffen uit het bloed worden gehaald en dan uit het lichaam worden verwijderd. Deze uitscheiding vind laatst in de nieren. De nieren liggen links en rechts in je wervelkolom. Door de nierslagaders, stroomt het bloed met de afvalstoffen van de organen, naar de nieren. Dit bloed is zuurstofrijk. De nieren halen de afvalstoffen uit het bloed. De nierslagaders zorgen er voor dat het gezuiverde bloed uit de nieren wegstroomt. Een nier bestaat uit, nierschors, niermerg en nierbekken. Nierschors en niermerg halen stoffen uit het bloed. Dit bloed heet urine. De nierbekken, verzamelen die urine. Dan gaat de urine via de urineleiders naar de urineblaas. Daar wordt de urine in de urineblaas, opgeslagen. Zo hoef je niet heel de tijd te plassen. Heel langzaam in kleine beetjes word de urine naar de urineblaas, afgevoerd.
REACTIES
1 seconde geleden
W.
W.
precies hetzelfde als in het biologie boek
wel het bvj (biologie voor jou) boek
12 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
slecht
7 jaar geleden
Antwoorden