Inleiding
Ik vind het heel gek dat we een werkstuk over bomen moeten maken. Maar het lijkt me wel heel leuk want dan kom je meer te weten over de bomen. Ik heb vier bomen uitgekozen: de eik, de Berk, de Spar en de den of pijnboom.
Een eik is een loofboom en is niet groenblijvend. Eik, Het boomgeslacht Quercus (lat.,= eik) uit de beukenfamilie. Er zijn ca. 600 soorten, die voorkomen op het noordelijke halfrond, tot in de tropen. In het komvormige, met schubben, knobbels of borstels bezette napje bevindt zich slechts 1 vrucht: de eikel. De hangende mannelijke katjes zijn opgebouwd uit alleenstaande bloemen. In beide geslachten zijn de dichasiën dus eenbloemig. De meeste tropisch- Aziatische eiken worden thans meestal als afzonderlijke geslachten (lithocarpus, Pasania) beschouwd op de grond van o.a. hun rechtopstaande mannelijke katjes en hun meerbloemige dichasiën. In Nederland en België komen twee soorten in het wild voor. De zomereik is de meest algemene. Het is een grote boom met zeer kortgesteelde, gelobde, van boven dofgroene bladen, die van onderen kaal zijn of enkelvoudige haren bezitten. De zomereik wordt zeer veel aangeplant. De andere wilde soort, die ook in cultuur is, is de wintereik. Deze heeft langere bladstelen (1-1,5 cm) dan de vorige soort; de bladeren hebben sterharen op de onderzijde. Zomereik en wintereik hebben een rechte stam (diameter tot 90 cm), worden 30 a 40 meter hoog en 300 a 400 jaar oud ( maximaal meer dan 1000 jaar). Veel soorten van het geslacht “eik” worden min of meer algemeen als sierboom of struik aangeplant. De Amerikaanse eik, uit Noord-Amerika afkomstig, verwilderd ook vaak in onze bossen. Bij deze soort zijn de eikels erg groot (tot 2,5 cm lang); ze zitten in een ondiep napje en ze rijpen pas in het tweede jaar. De grote bladeren kleuren roodbruin in de herfst. De Moseik, Afkomstig uit Zuidoost-Europa en West-Azië, Wordt soms in parken aangeplant. De napjes zijn bezet met lange, stijve borstels. Ook bij deze soort rijpen de eikels pas in het tweede jaar. De steeneik wordt in onze streken zelden aangeplant, maar is in het Middellandse-Zeegebied een zeer algemene, altijdgroene boom. De bladen zijn leerachtig en hulstachtig ingesneden tot gaafrandig. De eikels zitten voor ongeveer de helft in het napje. Economisch belangrijk in het westelijke deel van het Middellandse-Zeegebied is de kurkeik. De flessenkurk is afkomstig van de dikke buitenste schorslagen van deze boom ( en zelden ook van een enkele andere Quercus-soort). Na het afsnijden groeit de kurklaag weer aan, zodat na ca. 15 jaar weer gesneden kan worden. De bast van diverse soorten levert looistoffen, evenals de gallen, die in grote verscheidenheid op eiken gevormd worden. Het hout heet eiken.
1. Bosbouw
Eiken zijn voor Nederland en België zeer belangrijke bosbomen. De eik, zowel de zomereik als de wintereik, heeft een goede groei tamelijk vruchtbare grond nodig, die niet te droog en goed los moet zijn; hij groeit echter ook op arme gronden. De eik heeft licht nodig en groeit niet onder schaduw van andere bomen. De boom heeft wel behoefte aan hulphoutsoorten, die in staat zijn om onder de eiken groeien en de grond voldoende af te schermen (zonder echter te veel dan concurrent op te treden), zodat daarop geen onkruidgroei optreed. De Amerikaanse eik stelt geringere eisen aan de grond en kan ook als onderzaaiing in slecht groeiende of te hol staande naaldboomopstanden worden toegepast, o.a. in het grove dennenbos.
Een berk is een loofboom en is niet groenblijvend. Berk, het plantengeslacht betula uit de berkenfamilie
1. Soorten
Er zijn 60 soorten, die voorkomen op het noordelijk halfrond. Het bloemdek van de mannelijke bloemen is tweetalig en er zijn twee diepgespleten meeldraden. De vrouwelijke dichasia tellen drie bloemen. De vruchtjes zijn gevleugeld, de schubben ( schutbladen) onder de vruchten laten los van de spil van het rijpe katje, dat dus- in tegenstelling tot dat van de els- geheel uiteenvalt.
In Nederland en België komen twee soorten in het wild voor, nl. de zachte berk en de ruwe of witte berk. Ze zijn niet altijd makkelijk te onderscheiden en ze bastaarderen ook met elkaar. Beide soorten zijn slanke bomen met veel dunne, sierlijke, afhangende twijgen en een satijnwitte schors en worden ook als sierboom geteeld en aangeplant. De zachte berk komt in het voorjaar ca. tien dagen later in blad dan de ruwe berk, maar houdt in het najaar ook ca. tien dagen langer zijn bladeren. Het zijn bomen van schrale gronden. Behalve de genoemde soorten worden ook nog andere, niet- inheemse soorten aangeplant, zoals de uit Noordoost-Azië afkomstig B. costata, waarbij de vruchtdragende katjes rechtop staan, de papierberk en de zwarte berk; beide laatste soorten zijn uit Noord-Amerika afkomstig. De dwergberk is een soort uit arctische en subarctische streken van Eurazië.
2. Bosbouw
De ruwe berk is de soort die in onze bossen het meest wordt aangetroffen. Als bosboom is hij vooral belangrijk in Noord-Europa. Hij wordt daar geëxploiteerd met een vaak lage omloop van 50-60 jaar. In Nederland en België is de bosbouwkundige betekenis niet groot. Hier wordt hij voornamelijk. Gebruikt in brandsingels en als voorcultuur op vorstgevaarlijke plaatsen voor soorten die in hun jeugd minder tegen vorst bestand zijn: spar, douglasspar e.d. De zachte berk vraagt meer vocht; hij is een zeer geschikte soort voor bebossing in de duinstreek, vooral in vochtige duinpannen.
Een spar is een naaldboom en is groenblijvend. Spar, het naaldbomengeslacht Picea (lat., =spar) uit de dennenfamilie. De naam spar vormt ook een onderdeel van veel samengestelde namen van andere bomen uit deze familie, o.a. in het geslacht zilverspar; De douglasspar en de Canadese hemlockspar behoren tot andere geslachten van de dennenfamilie.
Het geslacht spar ca. 40 soorten, die voorkomen op het noordelijke halfrond. De rijpe kegels hangen; zij vallen in hun geheel af. De in Nederland en België voorkomende soorten zijn er niet inheems. De sitkas, afkomstig uit Noord-Amerika, wordt wel als bosboom aangeplant en levert de houtsoort Sitka spruce. De blauwspar of blauwespar heeft opvallend blauwachtig witte naalden. De stamvorm van deze tot 20 m hoge sierboom is afkomstig uit Noord-Amerika. De witte spar, afkomstig uit Noord-Amerika, is een dichte, piramidale, tot 25 m hoge boom, die 4 tot 5 m breed kan worden. Deze kan veel wind verdragen. Het meest aangeplant wordt de in Europa inheemse fijnspar of fijne spar. Deze boom is de voornaamste bosboom van Scandinavië, Finland, Noord-Rusland, Oost- en Midden-Duitsland, de alpen en de Karpaten. Voor de Nederlandse bosbouw is deze naaldboom van weinig betekenisdoor zijn klimaateisen, in België echter neemt hij een belangrijke plaats in hij heeft een koud klimaat nodig en vochtige lucht. Hij is zeer gevoelig voor vorst in het voorjaar. De grond dient leemhoudend te zijn; in verband met zijn vlak wortelgestel is daarbij het vochtgehalte van grote betekenis. Het is een halfschaduwsoort; in de jeugd en op vochtige grond kan hij vrij veel schaduw verdragen. De fijnspar vindt toepassing voor het vaardigen van papier en zaaghout (vuren). De schors levert dennenschorsextract. Hoewel de leeftijd 200 tot 300 jaar kan bedragen, wordt de fijnspar voor normale exploitatie 80 tot 120 jaar na aanplanting geveld. Jonge fijnsparren worden als kerstboom gebruikt.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
A.
A.
dit kwam niet echt van pas.
kijk eerst ergens anders.
12 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
ik moest een werkstuk maken en een hoofdstuk moest over bomen gaan, sowieso 3 bladzijdes, dit is heel erg goed gelukt vooral met deze pagina.
10 jaar geleden
Antwoorden