Inleiding
Hoofdstuk 1: wat is bloed
Hoofdstuk 2: bloedcellen
Hoofdstuk 3: bloeddonor
Hoofdstuk 4: ziektes
Hoofdstuk 5: de korst
Hoofdstuk 6: functies Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik er heel weinig van weet. Dit onderwerp leek me vooral leuk om te maken. En ik heb het ook interessant gevonden. Ik hoop dat u het ook leuk zal gaan vinden. De naslagwerken: Informatieboekje nr. 190
Informatieboekje nr. 163
Informatieboekje nr. 46
Informatieboekje nr. 830
De gebruikte internetsite’s: www.google.nl
www.bloed.nl
Het gebruikte lettertype: Times New Roman - 12
Aantal bladzijdes: 17
Bloed is een waterige vloeistof. In bloed zitten een heleboel kleine deeltjes. De waterige vloeistof heet bloedvloeistof of plasma. De deeltjes heten cellen. Cellen zijn de bouwstenen van je lichaam. Bloedcellen zijn niet de enige cellen wie er zijn. Je hebt nog veel meer verschillende soorten cellen in je lichaam. - spiercellen - botcellen - huidcellen - bloedcellen
Hierboven zie je de 4 belangrijkste cellen in je lichaam. Cellen kun je niet met je blote oog zien. Cellen kun je alleen zien met een telescoop. Een van de 4 belangrijkste cellen zijn bloedcellen. Maar in bloedcellen heb je weer 3 categorieën. - rode bloedcellen - witte bloedcellen - bloedplaatjes
In bloed zitten niet alleen bloedcellen. Bloed bestaat uit 45 % uit bloedcellen. De ander 55% bestaat uit plasma. Bloed heeft een rode kleur. De kleurstof in de rode bloedcellen maakt je bloed rood. Bloed stroomt door je hele lichaam. Er is geen plaats waar geen aders stromen. Het bloed word ook naar de organen gestroomd. Een orgaan is een deel van je lichaam met een aparte eigen taak. Je oog is ook een orgaan. Je oog zorgt er bijvoorbeeld voor dat je alles wat je om je heen kan zien ziet. Een orgaan heeft zuurstof en voedingstoffen nodig om zijn taak te doen. Deze voedingstoffen worden vervoerd door middel van het bloed. Bij elke hartslag word het bloed door de bloedvaten gepompt. De bloedvaten zijn buizen waar bloed doorheen stroomt. Dicht bij het hart zijn de bloedvaten groter en wijder dan op andere plekken in je
Lichaam.
Maar in het orgaan zijn ze heel erg dun.
Je kunt deze ’’haarvaten’’bijvoorbeeld in je wit van je oog zien.
Van de haarvaten stroomt het bloed weer terug naar het hart.
De grote bloedvaten heten aders en slagaders.
Aders zijn de vaten wie het bloed van de organen weer terugbrengen naar het hart.
Je kunt ze soms zien als blauwe lijnen op je hand, op je onderhand of op je benen maar bij sommige mensen zie je het helemaal niet, dat komt omdat die mensen dan veel vet hebben, en bij sommige mensen zie je het heel goed en dat komt dan natuurlijk omdat die mensen weinig vet hebben.
In werkelijkheid vind je overal in je lichaam aders en slagaders.
Maar sommige aders of slagaders zie je niet omdat ze meer dieper in je lichaam zitten.
Dat geldt ook voor de haarvaten die in je voeten zitten.
Je hebt drie soorten bloedcellen zoals :
- rode bloedcellen
- witte bloedcellen
- bloedplaatjes
Rode bloedcellen zien er rood van kleur uit. Ze zien er uit als kleine balletjes en met aan beide zijde een ingedeukt stukje. In 1 druppel bloed zit ongeveer 5.000.000 rode bloedcellen. Als je alle rode bloedcellen van een volwassen man/vrouw bij elkaar zou optellen zou je een oppervlak hebben van ongeveer 3.000 vierkante meter hebben. Dat is ongeveer even groot als het oppervlak van een half voetbalveld. De rode bloedcellen vervoeren zuurstof. Ze nemen de zuurstof van de longen mee naar de organen. In rode bloedcellen zit een rode kleurstof waardoor de kleur rood word. Deze kleurstof heet : hemoglobine. Deze kleurstof houdt de zuurstofdeeltjes vast en laat ze weer los waar het je lichaam nodig
is. Als er genoeg hemoglobine en ijzer in je bloed zit. Brengen de rode bloedcellen overal in het lichaam steeds voldoende zuurstof. Hemoglobine werkt alleen als er genoeg ijzer in je lichaam zit. Rode bloedcellen kunnen 4 maand leven. Dan zijn ze oud, lek en kapot. Dan spat de rode bloedcel. Ze moeten opgeruimd worden. dat is de taak van lever en van de milt. Dat zijn 2 organen in je lichaam. Er worden dan direct nieuwe bloedcellen aangemaakt. Het deel van de rode bloedcel wat niet meer te gebruiken is moet weg uit je lichaam. Het verlaat je lichaam via je urine. In je lichaam gaan 8 miljard rode bloedcellen per dag dood. Deze bloedcellen moeten ook weer aangemaakt worden. De botten in je lichaam maken alle bloedcellen weer aan. In je botten zit beenmerg. Dat kan op sommige plaatsen een gele kleur hebben. Bloedcellen met een rode kleur bestaan ook. Het rode beenmerg maakt de rode bloedcellen. Elk uur worden er 8 miljard nieuwe rode bloedcellen aan gemaakt. Er kunnen 188 miljard rode bloedcellen aangemaakt worden per dag. Dus in verhouding kunnen er veel meer bloedcellen aangemaakt worden, dan er dood gaan. Maar het word alleen nieuw bloedcellen aangemaakt als je bloedcellen verliest. Je verliest per dag 8 miljard bloedcellen, daarnaast als je een diepe snee hebt gaan er ook zo 50 miljard bloedcellen uit je lichaam. Conclusie: ze vervoeren lucht. Witte bloedcellen kun je herken je meteen onder een microscoop. Ze zijn rond als een aardappel
Witte bloedcellen zijn groter dan rode bloedcellen. Er zitten ook veel meer rode als witte bloedcellen in je lichaam. Tussen duizend rode bloedcellen vind je 1 of 2 witte bloedcellen. Witte bloedcellen worden net als de rode gemaakt in het rode beenmerg. De witte bloedcellen verdedigen je lichaam. Ze verdedigen je tegen ziektes en bacteriën. Het maakt niet uit waar het virus zit. De witte bloedcellen komen er altijd. Maar of ze het virus tegen kunnen houden is niet zeker. Als er een virus in je lichaam is binnengekomen. Dan maken de witte bloedcellen die meteen onschadelijk. De witte bloedcellen kunnen niet alle virussen verwijderen. Als het een ernstige ziekte is kunnen de witte bloedcellen het niet aan. De witte bloedcellen gaan dood. Het virus blijft dan in je lichaam en verspreid zich. De witte bloedcellen kunnen kleine virussen bijvoorbeeld viezigheid wel verwijderen. Maar een zware ziekte kunnen ze niet verwijderen. Zonder witte bloedcellen zou je eigenlijk niet kunnen leven. Als je een ontsteking hebt zorgen de witte bloedcellen er voor dat het weer geneest. Maar het kan ook lang duren voordat het geneest. Dat licht eraan of je gezond bent. Als je gezond bent dan verdwijnen ontstekingen sneller. Als de witte bloedcellen een bacterie heeft verwijderd veranderd de witte bloedcel van vorm. Ze veranderen na een poos ( je) wel weer terug in de normale vorm. De witte bloedcellen zijn de het minste in je lichaam te vinden. Maar de witte bloedcellen zijn wel het belangrijkste. Conclusie: de witte bloedcellen zorgen dat wonden weer genezen
De bloedplaatjes zijn plat en zeshoekig van vorm. De bloedplaatjes zijn heel erg belangrijk in je lichaam. Ze zorgen samen met andere stoffen voor de stolling van het bloed van een wond. Als je een wond hebt die bloed, zou het zonder de bloedplaatjes oneindig doorstromen. Conclusie: de bloedplaatjes stoppen het bloeden. Al deze bloedcellen zijn alleen maar te zien onder microscoop. Je hebt van de rode bloedcellen het meest. Daarna komen de bloedplaatjes
En het minste heb je van de witte bloedcellen. Maar stuk voor stuk zijn ze hoogst belangrijk voor je lichaam. Zonder bloedcellen zou je niet kunnen leven. Je kan het hooguit 15 minuten met pijn overleven. Een bloeddonor is iemand die bloed afstaat voor iemand anders. Er zijn veel mensen wie willen optreden als bloeddonor. De mensen in het ziekenhuis wie bloed nodig hebben, zijn daar heel erg blij mee. Als je bloed afgeeft kan je mensenlevens redden. Veel mensen zijn bloeddonor. Zij geven 3 keer per jaar bloed af. Mijn vader gaf ook bloed af. Maar mijn vader mocht dat niet meer, omdat zijn bloed niet meer goed was. Als je bloeddonor bent word je bloed elk halfjaar getest. Je bloed moet aan een aantal eisen voldoen. Een bloedgroep bepaald of jou bloed gezond is. Je hebt verschillende bloedgroepen : - bloedgroep A - bloedgroep B - bloedgroep AB - bloedgroep O
Je mag nooit iemand bloed van bloedgroep B inspuiten terwijl diegene bloedgroep A heeft. Dat is levensgevaarlijk. Het bloed gaat dan klonteren. Waardoor het bloed vast blijft zitten en bepaalde lichaamsdelen geen bloed krijgen. In bloed zit ook veel zuurstof waar een lichaamsdeel ook niet zonder kan. Als een lichaamsdeel lang geen zuurstof krijgt sterft het lichaamsdeel af. Dat betekent dat het lichaamsdeel niks meer kan. Je kan het niet bewegen en er zit geen gevoel in. Als je bloeddonor wil zijn ( of al bent ) moet je je bloed afgeven bij de bloedbank. De bloedbank is een centrum waar bloed word afgenomen. Je bloed word dan naar het ziekenhuis meegenomen en bij mensen in het lichaam gespoten. Ze doen dat alleen als de mensen een ongeluk hebben gehad en bloed nodig is. Je kan bloed niet zo lang bewaren. Daarom word het bloed gecentrifugeerd. Centrifugeren is heel snel rond draaien. Daardoor zakken de bloedcellen naar beneden. En de bloedvloeistof blijft boven. De bloedvloeistof kan op deze manier heel lang bewaard blijven. In veel gevallen is het toedienen bloedvloeistof voldoende om de patiënt in leven te houden. Het bloed word via een infuus in het lichaam van de patiënt gebracht. Dat wordt bloedtransfusie genoemd. Een infuus is een vloeistof in een zak die met een slangetje verbonden is met een naald. Die naald word in een ader geprikt. Daarna word het bloed naar binnen gespoten. Je hebt ongeveer 5 liter bloed in je lichaam. Waarvan je in 1 keer ongeveer 1 liter kan missen. Je kan zelf uitrekenen hoe veel bloed je in je lichaam hebt: Je moet je gewicht maal 8 en de uitkomst delen door 100. Ik heb( zo uitgerekend ) 3.6 liter bloed in mijn lichaam. Je mag pas bloeddonor worden als je 5 of meer liter bloed in je lichaam hebt. Dat is gemiddeld vanaf je 16 de jaar. Als je 16 bent en 5 liter bloed in je lichaam hebt, mag je nog geen bloeddonor worden
Je moet ouder zijn dan 18 jaar om bloed af te mogen geven. Het is niet erg als je lichaam een beetje bloed verliest. Maar als een diepe snee een kwartier bloed dan moet je zorgen dat het niet meer bloed. Dan verliest je lichaam te veel bloed. Met een ongeluk verlies je vaak teveel bloed. Als je te veel bloed hebt verloeren moet je onmiddellijk nasar het ziekenhuis om een bloedtransfusie te ondergaan. Als je te veel bloed hebt verloren voel je je ziek. Je bent dan zwak en moe. Je kan bijna niks anders doen dan in bed liggen. Als bloed niet direct in het ziekenhuis nodig is word het eerst naar de bloedbank gebracht. Als je bij de bloedbank bent en je je bloed hebt afgegeven. Moet je nog eens terugkomen of alles goed is. Het bloed word dan naar het ziekenhuis gebracht als het nodig is. Als je je niet goed voelt ga je naar de dokter. De dokter zegt dan misschien dat je bloed moet worden afgenomen. Aan je bloed kan je zien of het een schadelijke bacterie is, of het een infectie is. Dan kan die infectie misschien met een medicijn weggehaald worden of er een tegenmiddel voor worden gegeven. Als er te veel witte bloedcellen zijn is er een ontsteking in je lichaam. Je hebt ook ernstige ziektes zoals : Bloedarmoede
Hemofilie
Leukemie
Stolstel
Aids
Al deze ziektes hebben met bloed te maken want er zijn natuurlijk nog duizenden andere ernstige ziektes. Bloedarmoede: Sommige mensen hebben te weinig rode bloedcellen in hun lichaam. Dan word er ook te weinig zuurstof aan de lichaamsdelen gegeven zodat ze hun taak niet kunnen voltooien . Zij hebben bloedarmoede. Iemand met bloedarmoede is gauw moe en duizelig. Je kunt ook bloedarmoede als er niet genoeg ijzer in de rode bloedcellen zitten. Je moet dan veel groenten eten. Groenten bevat ijzer. In spinazie zit b.v. veel ijzer. Soms zul je staalpillen moeten slikken. Staalpillen bevatten veel ijzer. Hemofilie: Hemofilie komt jammer genoeg alleen bij jongens voor. Het is een ziekte waarbij het bloed niet stolt. Dat kon vroeger ernstige gevolgen hebben. Iemand kan van een klein wondje al doodbloeden. Jongens met hemofilie brachten hun leven daarom voorzichtig in bed door. Jongens met hemofilie hadden ook geen lang leven. Ook al deden ze er heel voorzichtig mee. Inmiddels is er een uitstekend medicijn voor. Leukemie: Leukemie is een heel ernstige ziekte. Leukemie is erg dodelijk. Er zijn ook al veel mensen aan overleden. Als je leukemie hebt werken de witte bloedcellen niet goed. Er komen steeds meer witte bloedcellen in je bloed wie nog niet goed zijn. Die witte bloedcellen zijn niet in staat KM de ziekteverwerkers op te eten. Het is nog niet bekends hoe deze ziekte ontstaat. Een geneesmiddel is nog niet gevonden. Stolsel: Bij sommige mensen worden de binnenwanden van de bloedvaten minder glad. Als de bloedplaatjes er tegen aan botsen breken ze los. Er kan op die plaats een stolsel ontstaan. Dat is een soort propje waardoor het bloed niet meer stroomt. Als het propje losschiet dan gaat het mee met het bloed. Het gevaar hiervan is dat het voor altijd in een kleine bloedvaat blijft vastzitten. Hierdoor kan je gemakkelijk overlijden. Als zo’n propje bij je hart terecht komt heet dat hartinfarct. Als het propje in de hersenen terecht komt heet het herseninfarct. Aids: Aids is een heel bekende ziekte war heel veel mensen aan zijn overleden. Aids word veroorzaakt door het aids-virus. Dat virus word het HIV virus genoemd. HIV is de afkorting van Humaan Immunodeficiëntie Virus. Dat is een virus dat het afweersysteem ven de mens afbreekt. Bij gezonde mensen beschermt het afweersysteem je lichaam voor ziektes en bacteriën. Het lichaam van een besmet iemand word vatbaar door ziektes die hij normaal niet zou krijgen. Bijvoorbeeld een longontsteking en darminfecties en een bepaald soort huidkanker. Een aids-patiënt kan die ziektes makkelijk krijgen en het is soms ook nog wel dat deze ziektes samen in zijn lichaam zitten. Aids is daarom ook een verzameling van een aantal ziektes wie zich op de zelfde plaats bevinden. Aids is voor het eerst ontdekt in 1981. De ziekte had toen al veel langer bestaan maar de mensen wisten het, het eerst in 1981. Waar de ziekte het eerst is begonnen is dus ook niet bekend. Maar de eerste man was in 1959 op onbekende wijze gestorven op zee. De mensen wisten niet wat voor ziekte het was. Na 1970 deden er meer ongevallen voor op onbekende wijze. Artsen wisten er geen raad mee. Jonge mensen wie gezond waren kregen vreemde infecties en dat leidde tot sterven. Er werd al snel bekend at het allemaal homoseksuele mensen waren. In 1981 leden in de Verenigde Staten zeker 250 mensen aan die verschijnselen. Toen hebben de mensen de ziekte aids genoemd. Toen was al duidelijk dat het afweersysteem niet goed werkte. Door de jaren heen werden steeds meer middelen gevonden om tegen aids te gebruiken. Geen 1 van die middelen is goed genoeg om aids volledig te bestrijden. Er is nog steeds geen middel om aids volledig tegen et houden. Er gaat een gerucht rond dat aids in Afrika is begonnen. Een apensoort in Midden-Afrika draagt dergelijke virussen bij zich. Maar of het waar is, is niet bekend. Aids kan je alleen oplopen via ander mensen. Je kan het virus bijvoorbeeld op lopen met open wonden wie in aanraking komen met een wond van iemand met aids. Dit lijkt niet waarschijnlijk maar het gebeurt regelmatig. Als je aids hebt en dat zelf weet dan houd je het wel goed in de gaten. Maar veel mensen weten niet dat ze aids hebben daarom is het virus zo gevaarlijk. Aids begint met allemaal ziekteverschijnselen. De patiënt is snel moe en hebben koorts en ze zweten al heel snel. Vaak is er ook droge hoest en benauwdheid wie niet overgaan. Aids begint met besmetting. Iemand wie het virus heeft kan er heel lang mee rondlopen terwijl hij/zei dat niet weet. In het begin merk je er niks van en voel je je ook niet ziek. De besmetting is alleen op te sporen met een bloedonderzoek. Gemiddeld zitten er zo’n acht jaar tussen de besmetting en het moment waar iemand de ziekte werkelijk krijgt. Soms duurt het nog veel langer en soms is de ziekte al na een paar maand in je lichaam. Dat licht eraan of je gezond bent en niet. Een patiënt met het aids-virus noem je seropositief. Dat betekent dat die mensen besmet zijn geraakt. Het aids-virus is hun lichaam binnengekomen. Bij iemand wie seropositief is zitten afweerstoffen in het bloed. Maar die stoffen zijn niet meer in staat om het aids-virus nog te bestrijden. Het virus blijft zo in je lichaam. Sommige geleerden bewijzen dat 50% van de besmette mensen werkelijk het aids-virus hebben. Mensen wie weten dat ze seropositief zijn leven in onzekerheid. Daarom willen mensen het liever niet weten. Maar als je er niks vanaf wilt weten kan je ook geen medicijnen krijgen en is je leven nog korter dan het al zal zijn. Maar als je er niks mee doet besmet je ook gemakkelijk andere mensen. Aids komt over de hele wereld voor. Het aantal aids-patiënten stijgt nog steeds. Het wordt vooral doorgegeven door mensen in arme landen. Mensen in arme landen kunnen er niets aan doen. Het land is te arm om medicijnen te leveren. In 1990 waren de aids-patiënten 5 tot 10 miljoen in de hele wereld. In sommige landen komt het aids-virus heel veel voor. Vooral in Afrikaanse landen zoals Zaïre Zambia en Zimbabwe. Ook in Midden-Nederland waren in het begin van 1990 meer dan 1100 aids-patiënten bekend. Er zijn ook mensen besmet geraakt door bloedtransfusie. Bloedtransfusie is dat je bloed van andere met een operatie krijgt. Dan is het bloed niet goed getest door de bloedbank. In Nederland hoef je niet bang te zijn dat je op die manier besmet raakt. In een land als Nederland word het op alle mogelijke manieren getest. In andere landen (armere landen) is er wel gevaar dat zoiets gebeurt. Ze hebben geen geld voor goed apparatuur. Besmettelijke ziektes zijn er altijd geweest. Vroeger waren ze natuurlijk gevaarlijker dan nu. In veel landen kwam epidemie voor. Epidemieën is als in korte tijd veel mensen dezelfde ziekte krijgen. Tegenwoordig komen epidemieën haast niet meer voor. Dat komt omdat geleerden al veel af weten van ziektes. Het komt ook doordat de hygiëne veel beter is. Dat betekent dat we minder besmettingen hebben. Vooral op ons lichaam. Dat komt omdat we fris kunnen douchen. Aids is een epidemie. Er zijn wel bepaalde medicijnen gevonden. Om het leven van aids-patiënten te verlengen. De doktoren noemen ziekteremmende middelen. Ze voorkomen dat de virussen worden verspreid. Veel aids-patiënten voelen zich er tijdelijk beter door. Ze proberen nu ook uit te vinden of zulke middelen werken bij besmette mensen die nog niet ziek zijn. Vermoedelijk krijgen ze minder snel het aids-virus als ze die ziekteremmers gebruiken. Ook daarom is het van handig om te weten of iemand het aids-virus heeft. Hoe meer mensen op de hoogte zijn wat er kan gebeuren met het aids-virus hoe beter. De mensen moeten alert zijn op wat ze doen. Er wordt veel aan voorlichting gegeven en uitgedeeld. Er worden veel boekjes in de stad uitgedeeld. Ook kan je zo’n boekje bij het postkantoor halen. Op de televisie is ook veel voorlichting voor aids. Je kan ook telefonisch contact opnemen. Dan bel je met de aids-infolijn. Ze geven telefonisch voorlichting. Heel wat organisaties steunen aids. Het zijn organisaties voor seropositieve mensen. Verenigingen wie aids-patiënten helpen noemen we buddies. Deze mensen helpen aids-patiënten bij dagelijkse huis klusjes. In armere landen worden aids-patiënten niet goed behandeld. Niemand wil ze helpen. Ze worden er niet goed voor betaald. En als ze goed behandeld worden kunnen ze het nooit lang betalen. Als je een wond ( je ) hebt gaat het bloed naar een tijdje stollen. Er komt dus een korstje op. Een korstje word gemaakt door de bloedvaatjes. Als het korstje er niet was zouden er veel meer bacteriën in komen. Tussen duizend rode bloedcellen vind je ongeveer 50 bloedvaatjes. Ze zijn de kleinsten van de drie soorten bloedcellen. Omdat de randen van de bloedcellen glad zijn stromen ze met het bloed mee. Als je een wond hebt glijden de bloedcellen er tegen aan en spatten kapot. Er stroomt dan een stof uit over de wond. Je kunt het vergelijken met een slordig spinnenweb. Over de draadjes blijven rode en witte bloedcellen liggen. Dan trekken de vezels zich bij elkaar. Zo word het vocht uit de wond geperst. Er blijft dan een korstje over dat de wond keurig afsluit. Zo komt dat korstje erop. Bij een kleine verwonding duurt het ongeveer 8 minuten voordat het bloed begint te stollen. Maar als je een grote wond hebt dan duurt de stolling veel langer. Een wond waarbij de slagader kapot is, is zelfs levensgevaarlijk. Dat komt omdat je er dood van kunt bloeden. Ik heb nu al in de vorige hoofdstukken vertelt wat er allemaal in bloed zit. Maar ik heb nog niet uitgebreid vertelt wat voor functies het bloed nu precies heeft. Je bloed vervoert en transport stoffen in je lichaam. Het bloedvatensysteem kun je het beste voorstellen als een uitgebreide lopende band. Je bloed vervoert zuurstof van je longen naar je lichaamscellen. Als voedingstoffen en zuurstof bij elkaar komen ontstaat er warmte en kracht. De afvalgassen heten koolzuur. De koolzuur die bij de verbranding in je lichaam vrij komt word door de bloedbaan teruggevoerd naar de longen. Daar adem je de koolzuur uit. Een andere belangrijke functie van het bloed is de afvoer van afbraakstoffen. Dat is een eigenlijk gewoon afval. Als dit afval blijft rondcirkelen, zou jezelf vergiftigen. Gelukkig vervoert het bloed de afvalstoffen naar je nieren. Die ze met de urine laten weglopen. Naast het transport het bloed nog 2 ander belangrijke taken. 1. het onschadelijk maken van de ziektekiemen (bacteriën). 2. verspreiding van een warmte door je lichaam. Het onschadelijk maken van stoffen is al uitgelegd in 1 van de voorafgaande hoofdstukken. Het verspreiden van warmte is ook belangrijk. Je bloed verspreid warmte door je lichaam door naar elke orgaan warmte te brengen. In je aders zit niet alleen bloed maar ook warmte. Je hebt door je hele lichaam aders verspreid waardoor je warmte door je lichaam de warmte voelt. ik hoop dat u het leuk vond. Ik vond het in ieder geval leuk om te maken en hebt er veel van geleerd.
Hoofdstuk 1: wat is bloed
Hoofdstuk 2: bloedcellen
Hoofdstuk 3: bloeddonor
Hoofdstuk 4: ziektes
Hoofdstuk 5: de korst
Hoofdstuk 6: functies Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik er heel weinig van weet. Dit onderwerp leek me vooral leuk om te maken. En ik heb het ook interessant gevonden. Ik hoop dat u het ook leuk zal gaan vinden. De naslagwerken: Informatieboekje nr. 190
Informatieboekje nr. 163
Informatieboekje nr. 830
De gebruikte internetsite’s: www.google.nl
www.bloed.nl
Het gebruikte lettertype: Times New Roman - 12
Aantal bladzijdes: 17
Bloed is een waterige vloeistof. In bloed zitten een heleboel kleine deeltjes. De waterige vloeistof heet bloedvloeistof of plasma. De deeltjes heten cellen. Cellen zijn de bouwstenen van je lichaam. Bloedcellen zijn niet de enige cellen wie er zijn. Je hebt nog veel meer verschillende soorten cellen in je lichaam. - spiercellen - botcellen - huidcellen - bloedcellen
Hierboven zie je de 4 belangrijkste cellen in je lichaam. Cellen kun je niet met je blote oog zien. Cellen kun je alleen zien met een telescoop. Een van de 4 belangrijkste cellen zijn bloedcellen. Maar in bloedcellen heb je weer 3 categorieën. - rode bloedcellen - witte bloedcellen - bloedplaatjes
In bloed zitten niet alleen bloedcellen. Bloed bestaat uit 45 % uit bloedcellen. De ander 55% bestaat uit plasma. Bloed heeft een rode kleur. De kleurstof in de rode bloedcellen maakt je bloed rood. Bloed stroomt door je hele lichaam. Er is geen plaats waar geen aders stromen. Het bloed word ook naar de organen gestroomd. Een orgaan is een deel van je lichaam met een aparte eigen taak. Je oog is ook een orgaan. Je oog zorgt er bijvoorbeeld voor dat je alles wat je om je heen kan zien ziet. Een orgaan heeft zuurstof en voedingstoffen nodig om zijn taak te doen. Deze voedingstoffen worden vervoerd door middel van het bloed. Bij elke hartslag word het bloed door de bloedvaten gepompt. De bloedvaten zijn buizen waar bloed doorheen stroomt. Dicht bij het hart zijn de bloedvaten groter en wijder dan op andere plekken in je
Rode bloedcellen zien er rood van kleur uit. Ze zien er uit als kleine balletjes en met aan beide zijde een ingedeukt stukje. In 1 druppel bloed zit ongeveer 5.000.000 rode bloedcellen. Als je alle rode bloedcellen van een volwassen man/vrouw bij elkaar zou optellen zou je een oppervlak hebben van ongeveer 3.000 vierkante meter hebben. Dat is ongeveer even groot als het oppervlak van een half voetbalveld. De rode bloedcellen vervoeren zuurstof. Ze nemen de zuurstof van de longen mee naar de organen. In rode bloedcellen zit een rode kleurstof waardoor de kleur rood word. Deze kleurstof heet : hemoglobine. Deze kleurstof houdt de zuurstofdeeltjes vast en laat ze weer los waar het je lichaam nodig
is. Als er genoeg hemoglobine en ijzer in je bloed zit. Brengen de rode bloedcellen overal in het lichaam steeds voldoende zuurstof. Hemoglobine werkt alleen als er genoeg ijzer in je lichaam zit. Rode bloedcellen kunnen 4 maand leven. Dan zijn ze oud, lek en kapot. Dan spat de rode bloedcel. Ze moeten opgeruimd worden. dat is de taak van lever en van de milt. Dat zijn 2 organen in je lichaam. Er worden dan direct nieuwe bloedcellen aangemaakt. Het deel van de rode bloedcel wat niet meer te gebruiken is moet weg uit je lichaam. Het verlaat je lichaam via je urine. In je lichaam gaan 8 miljard rode bloedcellen per dag dood. Deze bloedcellen moeten ook weer aangemaakt worden. De botten in je lichaam maken alle bloedcellen weer aan. In je botten zit beenmerg. Dat kan op sommige plaatsen een gele kleur hebben. Bloedcellen met een rode kleur bestaan ook. Het rode beenmerg maakt de rode bloedcellen. Elk uur worden er 8 miljard nieuwe rode bloedcellen aan gemaakt. Er kunnen 188 miljard rode bloedcellen aangemaakt worden per dag. Dus in verhouding kunnen er veel meer bloedcellen aangemaakt worden, dan er dood gaan. Maar het word alleen nieuw bloedcellen aangemaakt als je bloedcellen verliest. Je verliest per dag 8 miljard bloedcellen, daarnaast als je een diepe snee hebt gaan er ook zo 50 miljard bloedcellen uit je lichaam. Conclusie: ze vervoeren lucht. Witte bloedcellen kun je herken je meteen onder een microscoop. Ze zijn rond als een aardappel
Witte bloedcellen zijn groter dan rode bloedcellen. Er zitten ook veel meer rode als witte bloedcellen in je lichaam. Tussen duizend rode bloedcellen vind je 1 of 2 witte bloedcellen. Witte bloedcellen worden net als de rode gemaakt in het rode beenmerg. De witte bloedcellen verdedigen je lichaam. Ze verdedigen je tegen ziektes en bacteriën. Het maakt niet uit waar het virus zit. De witte bloedcellen komen er altijd. Maar of ze het virus tegen kunnen houden is niet zeker. Als er een virus in je lichaam is binnengekomen. Dan maken de witte bloedcellen die meteen onschadelijk. De witte bloedcellen kunnen niet alle virussen verwijderen. Als het een ernstige ziekte is kunnen de witte bloedcellen het niet aan. De witte bloedcellen gaan dood. Het virus blijft dan in je lichaam en verspreid zich. De witte bloedcellen kunnen kleine virussen bijvoorbeeld viezigheid wel verwijderen. Maar een zware ziekte kunnen ze niet verwijderen. Zonder witte bloedcellen zou je eigenlijk niet kunnen leven. Als je een ontsteking hebt zorgen de witte bloedcellen er voor dat het weer geneest. Maar het kan ook lang duren voordat het geneest. Dat licht eraan of je gezond bent. Als je gezond bent dan verdwijnen ontstekingen sneller. Als de witte bloedcellen een bacterie heeft verwijderd veranderd de witte bloedcel van vorm. Ze veranderen na een poos ( je) wel weer terug in de normale vorm. De witte bloedcellen zijn de het minste in je lichaam te vinden. Maar de witte bloedcellen zijn wel het belangrijkste. Conclusie: de witte bloedcellen zorgen dat wonden weer genezen
De bloedplaatjes zijn plat en zeshoekig van vorm. De bloedplaatjes zijn heel erg belangrijk in je lichaam. Ze zorgen samen met andere stoffen voor de stolling van het bloed van een wond. Als je een wond hebt die bloed, zou het zonder de bloedplaatjes oneindig doorstromen. Conclusie: de bloedplaatjes stoppen het bloeden. Al deze bloedcellen zijn alleen maar te zien onder microscoop. Je hebt van de rode bloedcellen het meest. Daarna komen de bloedplaatjes
En het minste heb je van de witte bloedcellen. Maar stuk voor stuk zijn ze hoogst belangrijk voor je lichaam. Zonder bloedcellen zou je niet kunnen leven. Je kan het hooguit 15 minuten met pijn overleven. Een bloeddonor is iemand die bloed afstaat voor iemand anders. Er zijn veel mensen wie willen optreden als bloeddonor. De mensen in het ziekenhuis wie bloed nodig hebben, zijn daar heel erg blij mee. Als je bloed afgeeft kan je mensenlevens redden. Veel mensen zijn bloeddonor. Zij geven 3 keer per jaar bloed af. Mijn vader gaf ook bloed af. Maar mijn vader mocht dat niet meer, omdat zijn bloed niet meer goed was. Als je bloeddonor bent word je bloed elk halfjaar getest. Je bloed moet aan een aantal eisen voldoen. Een bloedgroep bepaald of jou bloed gezond is. Je hebt verschillende bloedgroepen : - bloedgroep A - bloedgroep B - bloedgroep AB - bloedgroep O
Je mag nooit iemand bloed van bloedgroep B inspuiten terwijl diegene bloedgroep A heeft. Dat is levensgevaarlijk. Het bloed gaat dan klonteren. Waardoor het bloed vast blijft zitten en bepaalde lichaamsdelen geen bloed krijgen. In bloed zit ook veel zuurstof waar een lichaamsdeel ook niet zonder kan. Als een lichaamsdeel lang geen zuurstof krijgt sterft het lichaamsdeel af. Dat betekent dat het lichaamsdeel niks meer kan. Je kan het niet bewegen en er zit geen gevoel in. Als je bloeddonor wil zijn ( of al bent ) moet je je bloed afgeven bij de bloedbank. De bloedbank is een centrum waar bloed word afgenomen. Je bloed word dan naar het ziekenhuis meegenomen en bij mensen in het lichaam gespoten. Ze doen dat alleen als de mensen een ongeluk hebben gehad en bloed nodig is. Je kan bloed niet zo lang bewaren. Daarom word het bloed gecentrifugeerd. Centrifugeren is heel snel rond draaien. Daardoor zakken de bloedcellen naar beneden. En de bloedvloeistof blijft boven. De bloedvloeistof kan op deze manier heel lang bewaard blijven. In veel gevallen is het toedienen bloedvloeistof voldoende om de patiënt in leven te houden. Het bloed word via een infuus in het lichaam van de patiënt gebracht. Dat wordt bloedtransfusie genoemd. Een infuus is een vloeistof in een zak die met een slangetje verbonden is met een naald. Die naald word in een ader geprikt. Daarna word het bloed naar binnen gespoten. Je hebt ongeveer 5 liter bloed in je lichaam. Waarvan je in 1 keer ongeveer 1 liter kan missen. Je kan zelf uitrekenen hoe veel bloed je in je lichaam hebt: Je moet je gewicht maal 8 en de uitkomst delen door 100. Ik heb( zo uitgerekend ) 3.6 liter bloed in mijn lichaam. Je mag pas bloeddonor worden als je 5 of meer liter bloed in je lichaam hebt. Dat is gemiddeld vanaf je 16 de jaar. Als je 16 bent en 5 liter bloed in je lichaam hebt, mag je nog geen bloeddonor worden
Je moet ouder zijn dan 18 jaar om bloed af te mogen geven. Het is niet erg als je lichaam een beetje bloed verliest. Maar als een diepe snee een kwartier bloed dan moet je zorgen dat het niet meer bloed. Dan verliest je lichaam te veel bloed. Met een ongeluk verlies je vaak teveel bloed. Als je te veel bloed hebt verloeren moet je onmiddellijk nasar het ziekenhuis om een bloedtransfusie te ondergaan. Als je te veel bloed hebt verloren voel je je ziek. Je bent dan zwak en moe. Je kan bijna niks anders doen dan in bed liggen. Als bloed niet direct in het ziekenhuis nodig is word het eerst naar de bloedbank gebracht. Als je bij de bloedbank bent en je je bloed hebt afgegeven. Moet je nog eens terugkomen of alles goed is. Het bloed word dan naar het ziekenhuis gebracht als het nodig is. Als je je niet goed voelt ga je naar de dokter. De dokter zegt dan misschien dat je bloed moet worden afgenomen. Aan je bloed kan je zien of het een schadelijke bacterie is, of het een infectie is. Dan kan die infectie misschien met een medicijn weggehaald worden of er een tegenmiddel voor worden gegeven. Als er te veel witte bloedcellen zijn is er een ontsteking in je lichaam. Je hebt ook ernstige ziektes zoals : Bloedarmoede
Hemofilie
Stolstel
Aids
Al deze ziektes hebben met bloed te maken want er zijn natuurlijk nog duizenden andere ernstige ziektes. Bloedarmoede: Sommige mensen hebben te weinig rode bloedcellen in hun lichaam. Dan word er ook te weinig zuurstof aan de lichaamsdelen gegeven zodat ze hun taak niet kunnen voltooien . Zij hebben bloedarmoede. Iemand met bloedarmoede is gauw moe en duizelig. Je kunt ook bloedarmoede als er niet genoeg ijzer in de rode bloedcellen zitten. Je moet dan veel groenten eten. Groenten bevat ijzer. In spinazie zit b.v. veel ijzer. Soms zul je staalpillen moeten slikken. Staalpillen bevatten veel ijzer. Hemofilie: Hemofilie komt jammer genoeg alleen bij jongens voor. Het is een ziekte waarbij het bloed niet stolt. Dat kon vroeger ernstige gevolgen hebben. Iemand kan van een klein wondje al doodbloeden. Jongens met hemofilie brachten hun leven daarom voorzichtig in bed door. Jongens met hemofilie hadden ook geen lang leven. Ook al deden ze er heel voorzichtig mee. Inmiddels is er een uitstekend medicijn voor. Leukemie: Leukemie is een heel ernstige ziekte. Leukemie is erg dodelijk. Er zijn ook al veel mensen aan overleden. Als je leukemie hebt werken de witte bloedcellen niet goed. Er komen steeds meer witte bloedcellen in je bloed wie nog niet goed zijn. Die witte bloedcellen zijn niet in staat KM de ziekteverwerkers op te eten. Het is nog niet bekends hoe deze ziekte ontstaat. Een geneesmiddel is nog niet gevonden. Stolsel: Bij sommige mensen worden de binnenwanden van de bloedvaten minder glad. Als de bloedplaatjes er tegen aan botsen breken ze los. Er kan op die plaats een stolsel ontstaan. Dat is een soort propje waardoor het bloed niet meer stroomt. Als het propje losschiet dan gaat het mee met het bloed. Het gevaar hiervan is dat het voor altijd in een kleine bloedvaat blijft vastzitten. Hierdoor kan je gemakkelijk overlijden. Als zo’n propje bij je hart terecht komt heet dat hartinfarct. Als het propje in de hersenen terecht komt heet het herseninfarct. Aids: Aids is een heel bekende ziekte war heel veel mensen aan zijn overleden. Aids word veroorzaakt door het aids-virus. Dat virus word het HIV virus genoemd. HIV is de afkorting van Humaan Immunodeficiëntie Virus. Dat is een virus dat het afweersysteem ven de mens afbreekt. Bij gezonde mensen beschermt het afweersysteem je lichaam voor ziektes en bacteriën. Het lichaam van een besmet iemand word vatbaar door ziektes die hij normaal niet zou krijgen. Bijvoorbeeld een longontsteking en darminfecties en een bepaald soort huidkanker. Een aids-patiënt kan die ziektes makkelijk krijgen en het is soms ook nog wel dat deze ziektes samen in zijn lichaam zitten. Aids is daarom ook een verzameling van een aantal ziektes wie zich op de zelfde plaats bevinden. Aids is voor het eerst ontdekt in 1981. De ziekte had toen al veel langer bestaan maar de mensen wisten het, het eerst in 1981. Waar de ziekte het eerst is begonnen is dus ook niet bekend. Maar de eerste man was in 1959 op onbekende wijze gestorven op zee. De mensen wisten niet wat voor ziekte het was. Na 1970 deden er meer ongevallen voor op onbekende wijze. Artsen wisten er geen raad mee. Jonge mensen wie gezond waren kregen vreemde infecties en dat leidde tot sterven. Er werd al snel bekend at het allemaal homoseksuele mensen waren. In 1981 leden in de Verenigde Staten zeker 250 mensen aan die verschijnselen. Toen hebben de mensen de ziekte aids genoemd. Toen was al duidelijk dat het afweersysteem niet goed werkte. Door de jaren heen werden steeds meer middelen gevonden om tegen aids te gebruiken. Geen 1 van die middelen is goed genoeg om aids volledig te bestrijden. Er is nog steeds geen middel om aids volledig tegen et houden. Er gaat een gerucht rond dat aids in Afrika is begonnen. Een apensoort in Midden-Afrika draagt dergelijke virussen bij zich. Maar of het waar is, is niet bekend. Aids kan je alleen oplopen via ander mensen. Je kan het virus bijvoorbeeld op lopen met open wonden wie in aanraking komen met een wond van iemand met aids. Dit lijkt niet waarschijnlijk maar het gebeurt regelmatig. Als je aids hebt en dat zelf weet dan houd je het wel goed in de gaten. Maar veel mensen weten niet dat ze aids hebben daarom is het virus zo gevaarlijk. Aids begint met allemaal ziekteverschijnselen. De patiënt is snel moe en hebben koorts en ze zweten al heel snel. Vaak is er ook droge hoest en benauwdheid wie niet overgaan. Aids begint met besmetting. Iemand wie het virus heeft kan er heel lang mee rondlopen terwijl hij/zei dat niet weet. In het begin merk je er niks van en voel je je ook niet ziek. De besmetting is alleen op te sporen met een bloedonderzoek. Gemiddeld zitten er zo’n acht jaar tussen de besmetting en het moment waar iemand de ziekte werkelijk krijgt. Soms duurt het nog veel langer en soms is de ziekte al na een paar maand in je lichaam. Dat licht eraan of je gezond bent en niet. Een patiënt met het aids-virus noem je seropositief. Dat betekent dat die mensen besmet zijn geraakt. Het aids-virus is hun lichaam binnengekomen. Bij iemand wie seropositief is zitten afweerstoffen in het bloed. Maar die stoffen zijn niet meer in staat om het aids-virus nog te bestrijden. Het virus blijft zo in je lichaam. Sommige geleerden bewijzen dat 50% van de besmette mensen werkelijk het aids-virus hebben. Mensen wie weten dat ze seropositief zijn leven in onzekerheid. Daarom willen mensen het liever niet weten. Maar als je er niks vanaf wilt weten kan je ook geen medicijnen krijgen en is je leven nog korter dan het al zal zijn. Maar als je er niks mee doet besmet je ook gemakkelijk andere mensen. Aids komt over de hele wereld voor. Het aantal aids-patiënten stijgt nog steeds. Het wordt vooral doorgegeven door mensen in arme landen. Mensen in arme landen kunnen er niets aan doen. Het land is te arm om medicijnen te leveren. In 1990 waren de aids-patiënten 5 tot 10 miljoen in de hele wereld. In sommige landen komt het aids-virus heel veel voor. Vooral in Afrikaanse landen zoals Zaïre Zambia en Zimbabwe. Ook in Midden-Nederland waren in het begin van 1990 meer dan 1100 aids-patiënten bekend. Er zijn ook mensen besmet geraakt door bloedtransfusie. Bloedtransfusie is dat je bloed van andere met een operatie krijgt. Dan is het bloed niet goed getest door de bloedbank. In Nederland hoef je niet bang te zijn dat je op die manier besmet raakt. In een land als Nederland word het op alle mogelijke manieren getest. In andere landen (armere landen) is er wel gevaar dat zoiets gebeurt. Ze hebben geen geld voor goed apparatuur. Besmettelijke ziektes zijn er altijd geweest. Vroeger waren ze natuurlijk gevaarlijker dan nu. In veel landen kwam epidemie voor. Epidemieën is als in korte tijd veel mensen dezelfde ziekte krijgen. Tegenwoordig komen epidemieën haast niet meer voor. Dat komt omdat geleerden al veel af weten van ziektes. Het komt ook doordat de hygiëne veel beter is. Dat betekent dat we minder besmettingen hebben. Vooral op ons lichaam. Dat komt omdat we fris kunnen douchen. Aids is een epidemie. Er zijn wel bepaalde medicijnen gevonden. Om het leven van aids-patiënten te verlengen. De doktoren noemen ziekteremmende middelen. Ze voorkomen dat de virussen worden verspreid. Veel aids-patiënten voelen zich er tijdelijk beter door. Ze proberen nu ook uit te vinden of zulke middelen werken bij besmette mensen die nog niet ziek zijn. Vermoedelijk krijgen ze minder snel het aids-virus als ze die ziekteremmers gebruiken. Ook daarom is het van handig om te weten of iemand het aids-virus heeft. Hoe meer mensen op de hoogte zijn wat er kan gebeuren met het aids-virus hoe beter. De mensen moeten alert zijn op wat ze doen. Er wordt veel aan voorlichting gegeven en uitgedeeld. Er worden veel boekjes in de stad uitgedeeld. Ook kan je zo’n boekje bij het postkantoor halen. Op de televisie is ook veel voorlichting voor aids. Je kan ook telefonisch contact opnemen. Dan bel je met de aids-infolijn. Ze geven telefonisch voorlichting. Heel wat organisaties steunen aids. Het zijn organisaties voor seropositieve mensen. Verenigingen wie aids-patiënten helpen noemen we buddies. Deze mensen helpen aids-patiënten bij dagelijkse huis klusjes. In armere landen worden aids-patiënten niet goed behandeld. Niemand wil ze helpen. Ze worden er niet goed voor betaald. En als ze goed behandeld worden kunnen ze het nooit lang betalen. Als je een wond ( je ) hebt gaat het bloed naar een tijdje stollen. Er komt dus een korstje op. Een korstje word gemaakt door de bloedvaatjes. Als het korstje er niet was zouden er veel meer bacteriën in komen. Tussen duizend rode bloedcellen vind je ongeveer 50 bloedvaatjes. Ze zijn de kleinsten van de drie soorten bloedcellen. Omdat de randen van de bloedcellen glad zijn stromen ze met het bloed mee. Als je een wond hebt glijden de bloedcellen er tegen aan en spatten kapot. Er stroomt dan een stof uit over de wond. Je kunt het vergelijken met een slordig spinnenweb. Over de draadjes blijven rode en witte bloedcellen liggen. Dan trekken de vezels zich bij elkaar. Zo word het vocht uit de wond geperst. Er blijft dan een korstje over dat de wond keurig afsluit. Zo komt dat korstje erop. Bij een kleine verwonding duurt het ongeveer 8 minuten voordat het bloed begint te stollen. Maar als je een grote wond hebt dan duurt de stolling veel langer. Een wond waarbij de slagader kapot is, is zelfs levensgevaarlijk. Dat komt omdat je er dood van kunt bloeden. Ik heb nu al in de vorige hoofdstukken vertelt wat er allemaal in bloed zit. Maar ik heb nog niet uitgebreid vertelt wat voor functies het bloed nu precies heeft. Je bloed vervoert en transport stoffen in je lichaam. Het bloedvatensysteem kun je het beste voorstellen als een uitgebreide lopende band. Je bloed vervoert zuurstof van je longen naar je lichaamscellen. Als voedingstoffen en zuurstof bij elkaar komen ontstaat er warmte en kracht. De afvalgassen heten koolzuur. De koolzuur die bij de verbranding in je lichaam vrij komt word door de bloedbaan teruggevoerd naar de longen. Daar adem je de koolzuur uit. Een andere belangrijke functie van het bloed is de afvoer van afbraakstoffen. Dat is een eigenlijk gewoon afval. Als dit afval blijft rondcirkelen, zou jezelf vergiftigen. Gelukkig vervoert het bloed de afvalstoffen naar je nieren. Die ze met de urine laten weglopen. Naast het transport het bloed nog 2 ander belangrijke taken. 1. het onschadelijk maken van de ziektekiemen (bacteriën). 2. verspreiding van een warmte door je lichaam. Het onschadelijk maken van stoffen is al uitgelegd in 1 van de voorafgaande hoofdstukken. Het verspreiden van warmte is ook belangrijk. Je bloed verspreid warmte door je lichaam door naar elke orgaan warmte te brengen. In je aders zit niet alleen bloed maar ook warmte. Je hebt door je hele lichaam aders verspreid waardoor je warmte door je lichaam de warmte voelt. ik hoop dat u het leuk vond. Ik vond het in ieder geval leuk om te maken en hebt er veel van geleerd.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
J.
J.
jaa.. nou ik heb een vraag... hoeveel liter bloed geeft een bloeddonor ? dankj
e
13 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
hey dat is echt een supeeeeeer lang werkstuk waar niemand een reed van snapt dus kap daarmee en maak een goed en niet zo ontiegeijk lang werkstuk
7 jaar geleden
Antwoorden