1. Wat is bloed?
Bloed is een waterige vloeistof waar een heleboel kleine deeltjes in zitten. De vloeistof heet plasma. De deeltjes heten bloedcellen. Cellen zijn de bouwstenen van je lichaam. Je hebt bijvoorbeeld spiercellen, botcellen, huidcellen, en dus ook bloedcellen. Cellen zijn zó klein, dat je ze alleen door een microscoop goed kunt zien. Er zijn drie verschillende soorten bloedcellen: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes. Bloedcellen worden ook wel bloedlichaampjes genoemd.
Het bloed stroomt naar alle delen van je lichaam, onder andere naar de organen. Een orgaan is een deel van het lichaam met een eigen aparte taak. Om goed hun werk te kunnen doen, hebben de organen zuurstof en voedingsstoffen nodig. Om deze stoffen te kunnen vervoeren is bloed nodig.
Bij elke hartslag wordt het bloed door de bloedvaten gepompt. De bloedvaten zijn de buizen waar het bloed doorheen stroomt. Dicht bij het hart zijn ze groot en wijd, maar in de organen zijn ze zo
dun als een haar. Je noemt die vaten haarvaten. Je kunt die haarvaten bijvoorbeeld zien in het wit van je oog. Van de haarvaten stroomt het bloed weer terug naar het hart.
De grote bloedvaten noem je aders en slagaders. Aders zijn de vaten die het bloed weer terugbrengen naar het hart. Je kunt ze soms zien als blauwe lijnen op je hand, op je arm of op je been. Slagaders zijn bloedvaten die van het hart af komen en naar de organen gaan. Je kunt ze niet zien, want ze liggen diep onder je huid. Op sommige plaatsen kun je ze wel voelen, want in de slagaders voel je je hartslag. Bijvoorbeeld in de slagaders van je pols.
2. Verbranding
Om in leven te blijven moet je eten. Wat je eet wordt verteerd. Het wordt heel erg klein gemaakt en vanaf dat moment noemen we het voedingsstoffen.Voedingsstoffen gaan dwars door de wand van de haarvaatjes en kunnen zo van je darmen in je bloed komen. In je bloed lossen ze op, net als suiker oplost in een kopje thee. In die toestand brengt het bloed ze naar de cellen. Daar worden de voedingsstoffen gebruikt, bijvoorbeeld voor de bouwstof van nieuwe cellen. Zo groei je en blijf je gezond.
Benzine is brandstof voor een auto. Sommige voedingsstoffen zijn brandstof voor je lichaam. De voedingsstoffen worden verbrand in de cellen van je lichaam. In de spieren bijvoorbeeld. Dankzij die verbranding heb je de energie om te lopen en te rennen. Voor de verbranding in je lichaam heb je natuurlijk geen vuur nodig, maar er komt wel een heleboel warmte vrij. Je blijft dan ook warm dankzij de verbranding.
Zuurstof zit in de lucht. Het is een gas. Als je inademt komt het in je longen. Ook zuurstofdeeltjes zijn zó klein, dat ze door de wand van haarvaatjes kunnen. Het bloed neemt de zuurstof op en vervoert het naar de cellen van het lichaam. Zuurstof is daar nodig voor verbranding. Zonder zuurstof zou er nooit iets kunnen branden. Je kunt dat goed merken bij een proefje. Als je een glas omgekeerd over een kaars zet zal hij uitgaan, want de zuurstof raakt op. Daarom is zuurstof ook onmisbaar in je lichaam. Houd maar eens een tijdje je adem in. Je hebt daarna zoveel zuurstof nodig dat je hard gaat hijgen om genoeg binnen te krijgen.
Bij het sporten verbruik je veel energie. Je hebt dan ook veel zuurstof nodig om voedingsstoffen te verbranden. Daarom hijg je ook zo tijdens de sport. Om al die zuurstof aan de spieren af te geven, gaat je hart sneller pompen. Het bloed wordt sneller rondgepompt en zo krijgen de spieren alles wat ze nodig hebben. Bij verbranding komen ook afvalstoffen vrij. Denk maar aan een knalpijp van een auto, daar komen uitlaatgassen vrij. De afvalstof die ontstaat in je lichaam heet koolstofdioxide. Koolstofdioxide is een gas dat oplost in het bloed. Die vervoert het naar je longen. Zo kun je het uitademen.
Dankzij de verbranding blijft je lichaam altijd warm, ongeveer 37 graden Celsius. Je bloed zorgt ervoor dat je niet warmer wordt. Dat merk je ook als je sport. Je wordt dan rood. Dat komt doordat de haarvaatjes in je bloed wijder worden als je het warm hebt. Zo kan er meer bloed doorheen stromen en dus ook meer bloed afkoelen, omdat het bloed dan aan de oppervlakte van de huid, dichterbij de koudere buitenlucht komt. Bij kou gebeurt precies het tegenovergestelde. De haarvaatjes in de huid worden smaller. Omdat er dan maar weinig bloed doorheen stroomt, verlies je weinig warmte aan de buitenlucht. Iemand met een blanke huid ziet wit als hij het heel koud heeft, omdat de bloedvaatjes heel smal zijn. Het bloed speelt dus een belangrijke rol bij het regelen van je lichaamstemperatuur.
3. Rode bloedcellen
Als je een druppel bloed onder de microscoop bekijkt, dan vallen de rode bloedcellen het meeste op. Het zijn kleine, ronde cellen die wel wat lijken op damstenen, maar dan met een deuk aan beide kanten. In één druppel bloed zitten ongeveer vijf miljoen rode bloedcellen.
Als je alle rode bloedcellen van een volwassen mens op de grond uit zou spreiden, zou je er drieduizend vierkante meter mee kunnen bedekken. Dat is ongeveer net zoveel als de oppervlakte van een half voetbalveld.
De rode bloedcellen vervoeren zuurstof. Die pikken ze op in de longen en geven ze af aan de lichaamsdelen. In een rode bloedcel zit een rode vloeistof: hemoglobine. Deze kleurstof pakt de zuurstofdeeltjes vast en laat ze weer los waar ze nodig zijn. Hemoglobine werkt alleen als deze stof zelf genoeg ijzer heeft. Hemoglobine en ijzer maken een rode bloedcel tot een vervoermiddel voor zuurstof. Rode bloedcellen kunnen vier maanden leven, maar dan zijn ze oud, lek en kapot. Ze moeten worden opgeruimd. Dat doen de lever en de milt, twee organen in je lichaam. Het ijzer wordt eruit gehaald. Dat wordt gebruikt voor het maken van nieuwe rode bloedcellen. Het deel van de rode bloedcellen dat niet meer te gebruiken is, moet uit je lichaam verdwijnen. Dat afvalproduct is geel of bruin. Het gaat uit je lichaam via je urine of ontlasting. Het geeft je plas een gele kleur en poep een bruine. Je ochtendurine is meestal donkergeel. Er zit heel veel van het afvalproduct in. Je hebt namelijk heel lang niet geplast. Als je veel gedronken hebt, en je moet een paar keer achter elkaar plassen, dan is je urine waterig. In die korte tijd zijn er minder rode bloedcellen afgebroken. Je plas is dan lichtgeel. Elke dag gaan er miljarden bloedcellen dood. Die moeten allemaal weer bijgemaakt worden. Dat doen je botten. In je botten zit beenmerg. Op sommige plaatsen is dat beenmerg geel, en op andere plaatsen rood. Het rode beenmerg maakt de rode bloedcellen. Elk uur worden er acht miljard nieuwe rode bloedcellen gemaakt.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
H.
H.
haai ik vind het een mooien spreekbeurt
hella
18 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
het leek een beetje heel erg op een boekje dat ik thuis heb maar ik vond het wel een heel goed werkstuk
18 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
Bedankt,
je hebt me erg geholpen voor mijn spreekbeurt!
10 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Ik vind het een goed werkstuk je hebt me er heel goed bij geholpen!:))
9 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
goede info ben ik blij mee
7 jaar geleden
Antwoorden