Biologische landbouw

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vmbo | 4175 woorden
  • 1 oktober 2004
  • 151 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
151 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Wat is biologische landbouw?

Biologische landbouw is het milieuvriendelijke verbouwen/houden van gewassen/dieren.
De biologische landbouw streeft naar een duurzame vorm van landbouw, waarin de natuurlijke processen een grote rol spelen. In dit streven naar een duurzame landbouw wordt geen gebruik gemaakt van chemisch - synthetische bestrijdingsmiddelen en kunstmest.

Biologische landbouw wordt ook wel ecologische landbouw genoemd. Onder de term biologisch vallen zowel de ecologische als de biologisch –dynamische landbouw. In de praktijk vertonen de biologisch –dynamische landbouw veel overeenkomsten, de achterliggende visie op landbouw en samenleving is echter verschillend. Beide vormen van biologische landbouw worden gecontroleerd door de Skal en dragen het EKO-keurmerk. De biologisch-dynamische landbouw heeft aanvullend op het EKO merk het Demeter keurmerk.
Ook mag er in de biologische landbouw geen chemische bestrijdingsmiddelen, medicijnen gebruikt worden en er mag niet genetisch gemanipuleerd worden.
De dieren moeten volop de ruimte krijgen om rond te lopen/scharrelen.
De belangrijkste kenmerken van biologische landbouw zijn:

Biologische landbouwmethoden:
- ontzien het milieu zoveel mogelijk
- leveren gezonde(en smakelijke)producten
- zijn diervriendelijk

Biologische akker- en tuinbouw:
- maakt geen gebruik van kunstmest
- gebruikt alleen mest van biologische veeteelt
- mest niet meer dan planten kunnen opnemen
- past geen monoculturen toe
- gebruikt geen chemische bestrijdingsmiddelen
Voedingsgewassen worden beschermd tegen ziekten en plagen door:
- vruchtwisseling toe te passen(meestal een 6-jarig vruchtwisselingschema)
- verschillende soorten voedingsgewassen te verbouwen op kleine stukken grond
- ziekte resistente rassen te kiezen, ook al brengen deze minder op
- te zorgen voor een goede bodemstructuur en een gezond bodemleven
- insectenplagen te bestrijden met natuurlijke vijanden
Biologische veeteelt:
- geeft dieren volop de ruimte om los te lopen(te scharrelen)
- geeft dieren biologisch geteeld veevoer
- houdt rekening met het welzijn van de dieren
- gebruikt diergeneesmiddelen pas als dier ziek is
Biologische producten:
- bevatten geen resten van chemische bestrijdingsmiddelen
- bevatten geen chemische geur-, kleur-, en smaakstoffen
- zijn te herkennen aan het EKO-keurmerk of het ISC-keurmerk
Geschiedenis biologische landbouw

De biologische- dynamische landbouw
Toen justin van Liebig, omstreeks 1840, de kunstmest ‘uitvond’ ontwikkelde de landbouw zich sterk. Reeds in het begin van de jaren twintig in deze eeuw, beseften enkele georiënteerde landbouwers de problemen die een uitsluitend materialistisch bedreven landbouw veroorzaken. Op hun verzoek hield Rudolf Steiner in 1924 in Duitsland, Koperwitz, een aantal lezingen met de titel ‘geesteswetenschappelijke grondslagen voor een vruchtbare ontwikkeling van de landbouw’.Deze voordrachten zijn de basis voor de bd- landbouw.
Een belangrijk principe is dat de boer zin bedrijf beschouwt als een levend organisme. In een organisme werken verschillende organen samen. Elk orgaan heeft zijn eigen functie en stelt zijn eigen eisen. Het bedrijf kent verschillende ‘organen’ zoals de bodem, gewassen, dieren, mesthoop en mensen.
De boer moet dit proberen te besturen. Om dat goed te doen moeten eerst de natuurlijke voorwaarden worden onderkend: het klimaat, de bodemsoort, de hoeveelheid neerslag en het landschap. Op grond daarvan bepaald de boer welke gewassen en dieren hij moet houden.
Bd- landbouw heeft niet de chemie als basis maar het waarnemen van de levende processen in een bepaald landschap. Je kijkt wat er op een bepaalde plek, ecologisch gezien, kan.
Het voornaamste streven van een bd -bedrijf is het levend maken van de bodem door het bodemleven te voeden en te stimuleren.
Het bedrijf loopt elk jaar de jaarcyclus door van lente, zomer, herfst en winter. En elk lente is het bedrijf weer verder ontwikkeld naar een volgende vorm.

De ecologische landbouw
De ecologische landbouw is in Nederland nog maar een jonge beweging. Hij heeft geen filosofisch - wetenschappelijke achtergrond zoals de bd- landbouw die heeft, maar is primair een maatschappelijk -ethisch alternatief voor de gang van zaken in de landbouw en de economie. In de jaren zestig ontstond een protestbeweging tegen alles wat met de groei-ideologie van het kapitalisme te maken had: de provo- en kouterbeweging. De Maagdenhuisbezetting, door studenten in 1967, was het startpunt van een hele reeks nieuwe maatschappelijke organisaties zoals de Vereniging Milieudefensie, de Stichting Natuur en Milieu, de Vereniging Dienstweigeraars, de Kleine Aarde en ook allerlei organisaties van de vrouwenbeweging en de vredesbeweging. Zij zetten zich vooral af tegen de bestaande normen en waarden zonder daar direct een alternatief voor te hebben. Veel kritische landbouwers vonden aansluiting bij de bd- beweging. Het aantal bd- bedrijven groeide tot een dertigtal. Toch konden ook veel kritische landbouwers hun hart niet kwijt bij de antroposofie en bd-landbouw. Het Milieueducatie - en voorlichtingscentrum De Kleine Aarde in Boxtel was het alternatief voor hen die meer vanuit de milieuhoek naar de landbouw keken. De Kleine Aarde is vooral geïnspireerd door het werk van Sir Albert Howard, lady Eve Balfour en Ernst Friedrich Schumacher, alledrie afkomstig uit Engeland.
De opkomende ecologische beweging in Nederland maakte dankbaar gebruik van de ideeën van deze vernieuwers. In 1984 werd de Nederlandse Vereniging voor Ecologische Landbouw (NVEL), ter ondersteuning en ontwikkeling van de ecologische landbouw opgericht. In 1989 is het Platform voor de biologische Landbouw & Voeding opgericht met o.a. als leden de NVEL, de Kleine aarde. Samen proberen ze de politiek warm te maken voor een echt stimuleren beleid voor de biologische landbouw
Doelen van de biologische landbouw

Hoewel het mens- en natuurbeeld en de daarmee samenhangende visie op wetenschap en maatschappij van de bd-landbouw verschilt van die van de ecologische landbouw, bestaat er grote overeenkomst in de praktijk van de beide landbouwmethoden. De praktische doelen zijn als volgt te omschrijven:
-Het produceren van voedsel dat natuurlijk en evenwichtig is gegroeid en een hoge voedingskwaliteit heeft
-het behoud en herstel van het organische stofgehalte en de bodemvruchtbaarheid.
-het behoud van genetische diversiteit van dieren en gewassen
-het werken met zoveel mogelijk bedrijfseigen middelen om de kringlopen maximaal gesloten te houden en daarmee het milieu minimaal te belasten
-een minimaal gebruik van eindige grondstoffen zoals aardolie
-het houden van dieren op een manier waarbij het dier zijn dierspecifiek gedrag kan uitoefenen
-het verbouwen van gewassen op een plantaardige manier
-het produceren en instandhouden van een aantrekkelijk landschap
-het creëren van een overzichtelijk productiekolom
-het geven van zinvolle arbeid aan boer, boerin en bedrijfsmedewerkers
-het verdienen van een inkomen uit de productie van voedsel waar een reële vraag naar is.
-het produceren van landbouwproducten die niet ten koste gaan van het inkomen van Derde Wereld collega’s door reële prijzen te geven voor grondstoffen uit de Derde Wereld
-het opbouwen van een veelzijdige bedrijfsstructuur. Een gemengde bedrijfsvoering is het ideaal in de biologische landbouw.
-vanuit de antroposofie is het bedrijfsorganisme nog completer als het bedrijf een leefgemeenschap vormt. Daarom hebben bd-bedrijven vaak naast het produceren van voedsel ook een sociale doelstelling zoals het organiseren van werkweken voor scholieren of de opvang van overspannen mensen.

Biologische akker- en tuinbouw:

Bij het telen van gewassen wordt gebruikt gemaakt van wisselbouw. Hierbij worden verschillende gewassen na elkaar geplant om ziektes en uitputting van de grond te voorkomen. Als er minstens zes jaar na elkaar verschillende gewassen worden geplant is de kans op ziektes veel minder.
Omdat er geen gebruik gemaakt mag worden van chemische bestrijdingsmiddelen, wordt
Het ongedierte gedood door natuurlijke vijanden die uitgezet worden op de gewassen.
Bijvoorbeeld: het ophangen van nestkasten voor roofvogels en/of mezen.
Onkruid word bestreden door valse zaaibedden te maken waarin onkruid kan gaan ontkiemen.
Als het onkruid ontkiemd is, word het gewied. Hierna worden pas de eigenlijke gewassen gezaaid.
Het land wordt bemest door organische mest te gebruiken. Organische mest is mest afkomstig van dieren uit de biologische veeteelt en afkomstig van compost. Het gebruik van kunstmest is uit den boze. Als er drijfmest wordt gebruikt(vloeibare mest) moeten deze worden geïnjecteerd, zodat er zo min mogelijk ammoniak vrijkomt. De nadelen hiervan is dat de mest bij het grondwater kan komen en dat drijfmest afkomstig is van staldieren(die eenzijdig voedsel eten)en dus niet beantwoordt aan biologische veeteelt.
Drijfmest bevat nauwelijks stikstof, wat nodig is om de gewassen te laten groeien.
De “biologische boer” zaait hierom na de oogst groenbemesters. Dit zijn planten die met hun wortels de stikstofverbindingen omzetten in stikstof. De groenbemesters worden voor het zaaien van nieuwe gewas weer omgeploegd en dienen op die manier nog eens als organische mest.

Biologische voeding

Interview met Paul Klaui, oud medewerker van een natuurwinkel:

-Wat is biologisch voedsel?
Het is voedsel dat op een natuurlijke wijze verbouwd is: zonder bestrijdingsmiddelen en zonder kunstmest.
-Wat is het verschil tussen biologisch en biologisch-dynamisch (BD)?
Biologisch is voedsel dat op natuurlijke wijze verbouwd is en biologisch-dynamisch is verbouwd volgens de regels van (de antroposofische) vereniging de biologisch-dynamische landbouw.
-Wat is dynamisch dan?
Dynamisch betekent actief ingrijpen in de natuurlijke groei. Bij BD landbouw wordt niet alleen niet bespoten , ze letten ook nog op bepaalde maan standen voor zaaien en oogsten. Ook passen ze bepaalde bemestingmethoden toe en houden ze er rekening mee dat bepaalde planten die samen geplant worden, beter groeien dan wanneer ze alleen geplant worden. Zo worden er bijvoorbeeld meststoffen gemaakt uit verrotte smeerwortelplanten. Ze planten bijvoorbeeld prei tussen de aardappelen om bepaald ongedierte te voorkomen. De planten worden in de BD tuinbouw tegen ongedierte bijvoorbeeld ook besproeid met brandnetel sap.
Er bestaat ook nog Ecologisch voedsel en dat zijn voedingsmiddelen die van nature niet bespoten worden zoals sommige soorten appels en kersen. Ook de brandnetels die je zelf plukt om te eten zijn Ecologisch.
-Wanneer ben je biologisch voedsel gaan kopen en waarom?
Toen ik 15 was kocht ik al zilvervliesrijst, om mezelf tegen de ongezonde leefwijze van mijn ouders af te zetten. Later ben ik in die natuurvoedingswinkel gaan werken en heb veel over gezonde voeding geleerd.
-Ben je door de BSE en MKZ meer gaan nadenken over gezonde voeding?
Nee, dat deed ik al. Vooral na de geboorte van mijn twee allergische kinderen en een gezondheidsprobleem bij mijn vrouw, zijn wij als gezin erg fanatiek gezond gaan eten.
Koop je uitsluitend biologisch voedsel of ook niet biologische producten?
Biologische producten zijn nogal duur en daarom halen we veel fruit en groente op de markt. Veel fruit dat goed geschild is, is beter dan weinig en duur fruit. Sommige groenten zijn bovendien helemaal niet biologisch te krijgen. Gezond eten is belangrijker dan biologisch eten.
-Eten mensen die voorkeur hebben voor biologisch voedsel geen vlees?
Vaak wel, maar wij zijn geen vegetariërs maar wel gezondheidsfreaks.
-Ben je geneigd minder vlees te gaan eten door de crisissen van de laatste tijd?
Ja, en meer vis.
-Is er ook biologisch vlees?
Er is ook biologisch vlees van dieren die niet uit de bio-industrie komen en zonder hormonen opgroeien, maar dat is nogal duur.
-Bij welke winkel koop je het liefst je producten?
Op de biologische markt, omdat daar de prijs kwaliteit verhouding goed is.
-Ben je blij dat de supermarkten zoals de AH en de Konmar steeds meer biologisch producten in huis heeft?
Nee, want deze zijn alleen maar uit op winst. Normale groenten en fruit kosten daar net zoveel als biologische groente en fruit op de biologische markt. Bovendien vind ik dat ze allen maar een trend proberen te volgen.
-Waarin verschillen AH en de Konmar van natuurvoedingswinkels?
Natuurvoedingswinkels hebben uitsluitend biologische of biologisch-dynamische producten terwijl ze voor de supermarkten slechts een luxe product zijn. Ook natuurvoedingswinkels onderling hebben prijs en kwaliteitsverschillen.
-Verwacht je dat de grotere supermarkten de kleinere natuurvoedingswinkels gaan verdringen?
Nee, het zal nooit een massaproduct worden zolang de maatschappij op economie en niet op ecologie is gebaseerd.
-Als je in de biologische voedingswinkels en de biologische markt koopt waar let je dan het meest op?
Op wat ik die dag nodig heb. Voornamelijk op de prijs maar ook let ik op de kwaliteit. Wat de ingrediënten betreft zit je daar altijd wel goed. Bovendien koop ik daar niet alles. Biologische melk en boter koop ik liever bij de Konmar.
-En zou je dat ook doen in normale supermarkten of op de markt?
Ja zeker wel. Bovendien zijn er op de markt ook verkopers die soms op de veiling doorgedraaide biologische groenten en fruit verkopen.
-Waarom koop je biologische producten: omdat het lekkerder is of door de manier waarop het verbouwd of gefokt is?
Beiden. Maar vaak is het biologische eten duidelijk lekkerder.
Hoe weet je zeker dat producten onbespoten zijn? Vaak hoor je dat ze partijen die bespoten zijn voor veel geld als zogenaamd onbespoten willen verkopen.
In Nederland zijn er instanties die biologische producten keuren en die garanderen dat ze echt biologisch zijn. Daarvoor zijn keurmerken zoals het Eco-keurmerk van de SKAL, en het Demeter-keurmerk.
Handel in biologische producten

Binnen de EU
Producten die in een EU-lidstaat door een EU-erkende controleorganisatie als biologisch zijn gecertificeerd mogen in alle EU-lidstaten als biologisch product in de handel worden gebracht.
Bij export van biologische producten naar landen buiten de EU krijgt men in een aantal gevallen te maken met bijzondere eisen die afwijken van de EU-verordening (bijv. bij export naar de VS of Japan). Wanneer men naar die landen wil exporteren moet men daarvoor apart worden gecertificeerd door een controleorganisatie van dat land.

Keurmerken:

Max. havelaar:
Max. Havelaar is niet automatisch biologisch. Het Max. Havelaar staat op producten waarbij de boeren een eerlijke prijs krijgen voor hun werk. Max. Havelaar is er o.a. voor bananen, koffie en cacao. Vaak komen die producten uit kleine coöperaties, waar zorgvuldiger word omgegaan met kunstmest en bestrijdingsmiddelen.

Demetermerk:
‘Demeter’ is een aanduiding voor producten uit deze vorm van biologische landbouw. De BD-landbouw gaat ervan uit dat voedsel meer is dan verzameling vitamines en bouwstoffen in een groen jasje. Tijdens de groei kan het voedsel krachten opnemen die voor een mens net zo belangrijk zijn als de materiele inhoud van het product. Dat stelt speciale eisen aan de manier waarop geteeld wordt. De biologisch-dynamische landbouw is in het begin van deze eeuw geformuleerd.
Het EKO-keurmerk.
Aan producten met dit kenmerk zijn tijdens de verwerking geen chemische geur-, kleur- en smaakstoffen toegevoegd. Ze bevatten ook geen genetische gemodificeerde ingrediënten.
Provincies waar al biologische landbouw is:

Drenthe.
Flevoland.
Friesland.
Gelderland.
Groningen.
Limburg.
Noord-Brabant.
Noord-Holland.
Overijssel.
Utrecht.
Zeeland.
Zuid-Holland.

Akker- en tuinbouw

In de biologische landbouw worden akker- en tuinbouw vaak gecombineerd. Dit heeft te maken met ruimere vruchtwisseling (afwisselen van soorten gewas) om ziektekiemen en ongedierte te voorkomen. Om echt veel ziektes en ongedierte te voorkomen moet je een gewas minstens zes jaar niet op een stuk land verbouwen, omdat er anders toch nog levende ongedierte in de grond kunnen zitten.

Ongediertebestrijding
Er mogen geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt worden, dus moet men een andere oplossing bedenken. Om ongedierte te bestrijden worden de natuurlijke vijanden van dat ongedierte ingezet. Tuinders laten sluipwespen, roofwantsen, roofmijten en lieveheersbeestjes in de kassen vliegen om schadelijke insecten te bestrijden. Er worden ook veel vallen opgehangen om de insecten te vangen, maar dit gebeurt het meest in de open lucht. Fruittelers en andere akkerbouwers hangen nestkasten voor roofvogels en mezen op om de muizen en de rupsen te vangen. De boeren kiezen ook steeds meer rassen die minder gevoelig zijn voor bepaalde ziektes.
Subsidies
Het is voor boeren duur om over te schakelen op biologische landbouw. Voor dat de producten verkocht mogen worden als 'biologisch' moet de grond waar ze op verbouwd worden ook eerst biologisch zijn. Dat duurt twee jaar, pas dan zijn alle kunstmeststoffen en bestrijdingsmiddelen eruit. Tot die tijd moeten de producten als niet-biologisch verkocht worden, dus voor een lagere prijs terwijl er toch meer kosten zijn.
Omdat het omschakelen zo duur is, kunnen boeren allerlei premies en subsidies aanvragen bij de overheid. Maar er zijn vaak meer aanvragen dan dat er geld voor is. Er zijn dus veel boeren die wel om willen schakelen, maar die er het geld niet voor hebben.
Prijs en vergoedingen
Het biologisch product is door deze methoden wel duurder want er is meer land nodig. omdat groenbemesters voeding uit de bodem halen is de opbrengst per oppervlak lager. Om dit prijsverschil te compenseren en de biologische landbouw te stimuleren geeft de overheid vergoedingen en subsidies aan boeren die biologisch willen werken.
Het biologisch product is van betere kwaliteit en is gezonder. Omdat er de laatste tijd veel veeziekten de kop opsteken (zoals BSE en MKZ), kiezen meer en meer mensen voor biologisch verantwoorde voeding, in de winkel te herkennen aan diverse keurmerken zoals het EKO-keurmerk.
Ikzelf ben best bereid om iets meer te betalen voor een beter product, maar het moet niet te gek worden, ik ben tenslotte geen reformfreak. Iedere boer zou biologisch moeten gaan boeren, want dan heeft de consument weinig keus. De producten moeten dan niet uit landen worden gehaald, waar er nog volop gemanipuleerd wordt. Dat zou de doodsteek zijn voor de biologische sector.
Biologische veehouderij

Bij biologische veeteelt wordt meer gelet op het welzijn en gezondheid van het dier.
Er wordt in de biologische veeteelt zo weinig mogelijk gebruikt gemaakt van antibioticum.
Het vee wordt niet preventief geënt. Alleen als het dier ziek is, krijgt het antibioticum.
Als bijv. een koe een onschuldige ziekte heeft laten ze het gewoon uitzieken.
Net zoals bij biologische landbouw word er nooit gebruikt van genetische manipulatie.
De dieren eten afwisselend en worden gevoed met biologische producten. Ze staan zoveel mogelijk in de buitenlucht, waar ze volop de ruimte hebben. De wei waarin het vee staat bestaat meestal niet alleen uit gras. Er wordt ook klaver gezaaid, dat ervoor zorgt dat het gras voldoende stikstof bevat. Ook wordt er bij het gras geen bestrijdingsmiddelen gebruikt.
Als het biologisch vee toch op stal staat, wordt de mest gebruikt in de biologische landbouw en zo is het ecosysteem weer rond.
Een biologische veehouder houdt rekening met de natuurlijke leefwijze van het dier. Dat betekent, afwisselend voer, een droge en natuurlijk geventileerde stal, voldoende daglicht, de mogelijkheid om naar buiten te gaan wanneer het dier dat wil en voldoende leefruimte.
De belangrijkste normen voor de biologische veehouderij kunnen op onderstaande wijze worden samengevat:
*geen synthetische kunstmeststoffen en gewasbeschermingsmiddelen
*krachtvoergif maximaal 20% van de meetmelkproductie, inclusief jongvee
*krachtvoer moet voor minimaal 60% uit biologische bestandsdelen bestaan
*ruwvoer moet voor 100% biologisch zijn
*zeer beperkt gebruik van droogzetters
*geen gebruik van kunstmelk.
*koeien in biologische veehouderij

biologische varkenshouderij
De consument vraagt steeds vaker naar producten die op een milieu- en diervriendelijke wijze zijn geproduceerd. Biologische producten voldoen aan die vraag. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat er naast de natuurvoedingswinkels, een breed pakket biologische producten in de Europese supermarkten op de schappen liggen.
De normen voor een biologische bedrijfsvoering zijn ontstaat uit de landbouw kwaliteitswet (akkerbouw) en de Skal-normen(veehouderij) Skal, de controleorganisatie voor biologische productiemethoden te Zwolle, is verantwoordelijk voor de controle op naleving van de normen.
De belangrijkste normen voor de biologische varkenshouderij kunnen op onderstaande wijze worden samengevat:
*grondgebonden productie, per bedrijf of in samenwerking met akkerbouwers
*voerrantsoen( inl. ruwvoer) van biologische herkomst
*zoogperiode van minimaal 40 dagen
*geen groeibevorderaars
*geen preventief gebruik van geneesmiddelen
*geen gebruik van hormonen
*gebruik van stro
*hogere oppervlaktenormen dan de gangbare sector
*varkens in de biologische varkenshouderij
Erge ziektes die het vee kan krijgen,

Op deze ziektes word het vee nog steeds gecontroleerd.

B S E
BSE is de afkorting van Bovine Spongiforme Encephalopathie. Het wordt ook wel de gekke koeienziekte genoemd. De eerste BSE koe werd geconstateerd in Engeland in 1986.

Wat is B S E ?
BSE is een ziekte die bij rundvee die het centrale zenuwstelsel aantast. Het wordt veroorzaakt door zogenaamde ‘prionen’. Dat zijn afwijkende eiwitten die ‘gewone’ eiwitten kunnen vervormen. Zo komen prionen in de hersencellen terecht, die ze afbreken. Waar door steeds meer functies uitvallen. Zo kunnen de beesten verlamd raken, of blind worden en nog vele andere beweegstoornissen krijgen. De incubatietijd (is de periode tussen de besmetting en de eerste symptomen ervan) ligt bij koeien tussen de 2,5 en 7 jaar en valt niet te genezen.

Controle
Tegenwoordig wordt er streng gecontroleerd op BSE. De dierenartsen letten erop, de koeien worden getest en bij het slachten worden bepaalde organen eruit gehaald. (namelijk hersenmerg, hersenen, ruggenmerg, ogen, amandelen en darmen) want dit kan besmet zijn met BSE. Dit worden ook wel de risico organen genoemd. In spiervlees (zoals biefstukken en runderlappen) zijn de ziekteverwekkers nog nooit gevonden. Daarom is het voor mensen ook alleen gevaarlijk om frikandellen, gehakt, paté’ s etc. te eten want hierin zit verwerkt restafval van koeien (dus ook de delen waar de ziekteverwekkers in kunnen zitten). En in spiervlees niet.

Wat is MKZ (mond- en klauwzeer)?
Mond- en klauwzeer is een zeer besmettelijke en ernstige virusziekte die voorkomt bij evenhoevige dieren: runderen, varkens, schapen, geiten maar ook wilde zwijnen, herten, reeën en een aantal andere dierentuindieren. Paarden, honden, katten en pluimvee hebben er geen last van. De ziekte is ook niet gevaarlijk voor de mens. Er bestaat bij mensen wel een ziekte die lijkt op MKZ, namelijk hand, voet en mondziekte (HVM). Deze ziekte komt voor bij kinderen en jonge mensen. Het HVM-virus is op geen enkele manier verwant aan het virus dat bij evenhoevige dieren MKZ veroorzaakt.

Hoe pakken we het MKZ-virus aan?
De bestrijding van een MKZ-epidemie wordt uitgevoerd door het ministerie van LNV. Bij de aanpak van deze dierziekte moet ook voldaan worden aan de Europese regels die hiervoor gelden.
Na het vaststellen van een MKZ-uitbraak wordt het getroffen bedrijf zo snel mogelijk geruimd. Dat wil zeggen dat de MKZ-gevoelige dieren op het bedrijf worden gedood en worden afgevoerd naar de destructor om te worden vernietigd. Het voer, de melk en andere aanwezige zaken krijgen een speciale behandeling die het virus doodt.
In een straal van 2 km rond het besmette bedrijf worden alle bedrijven met MKZ-gevoelige dieren preventief geruimd. De kans dat sommige van die bedrijven ook besmet zijn, is groot. Daarom wordt niet gewacht tot de ziekte zich daar openbaart: dan zou het bedrijf immers alle andere bedrijven kunnen besmetten. Hetzelfde gebeurt met MKZ-gevoelige dieren van particulieren. Van de preventief gedode dieren worden wel bloedmonsters genomen, zodat achteraf vastgesteld kan worden of een preventief geruimd bedrijf dan al niet MKZ had. Ook bedrijven elders die contacten hebben onderhouden met het besmette bedrijf worden om dezelfde reden eerst geruimd en dan pas onderzocht.
Het ruimen van bedrijven is arbeidsintensief, temeer daar de gedode dieren direct moeten worden vernietigd. Als bij een grote epidemie de ruimingcapaciteit tekort driegt te schieten, wordt in een straal van 2 km rond iedere uitbraak tegen MKZ gevaccineerd. Hiermee wordt zeker gesteld dat het virus zich rond het besmette bedrijf niet meer kan verspreiden, ook als het niet lukt om direct alles te ontruimen.
Na zo’n noodvaccinatie moeten de gevaccineerde dieren echter toch nog gedood worden. Aan gevaccineerde dieren is namelijk niet meer te zien of ze MKZ hebben of alleen maar gevaccineerd zijn. Een voordeel van deze noodvaccinatie is dat beginnende besmettingen snel aan het licht komen: al besmette dieren worden eerder zichtbaar ziek.
De Europese regels schrijven voor dat rond een besmet bedrijf een toezicht en een beschermingsgebied worden ingesteld. Het beschermingsgebied heeft een straal van 3 km rond het besmette bedrijf: daarbinnen worden alle bedrijven met MKZ-gevoelige dieren onderzocht op MKZ. Het toezichtgebied heeft een straal van 10 km rond het besmette bedrijf. In dit gebied gelden allerlei vervoersbeperkingen voor de MKZ-gevoelige dieren.
Niet alleen MKZ-gevoelige dieren kunnen elkaar makkelijk besmetten, ook via andere dieren en via de mens kan het virus verspreid worden. Daarom wordt ook het bezoek aan de bedrijven in een toezichtgebied zo goed als verboden en gaan er beperkingen gelden voor het vervoer van niet MKZ-gevoelige dieren als paarden en pluimvee. Kinderboerderijen worden gesloten (omdat het contact tussen mens en dier daar niet te vermijden is) en in natuurgebieden worden de grazers (runderen, schapen en geiten) bij elkaar gezet op een plaats waar contact met het publiek niet mogelijk is. Minimaal 21 dagen na de laatste uitbraak in een toezichtgebied kan begonnen worden met de eindscreening, die nodig is voor het opheffen van zo’n gebied. De eindscreening houdt in dat in een straal van 3 km rond het besmette bedrijf alle bedrijven met MKZ-gevoelige dieren klinisch onderzocht dienen te worden. Tevens moet op alle schapen-, geiten- en runderjongveebedrijven bloedonderzoek plaatsvinden om de aanwezigheid van MKZ uit te sluiten. In de rest van het toezichtgebied (of de vrij te geven delen daarvan) dienen alle bedrijven klinisch onderzocht te worden door middel van bloedonderzoek. Een gebied kan pas vrijgegeven worden als alle uitslagen van de bij de eindscreening genomen bloedmonsters negatief zijn.
Maar niet alleen in het gebied rond een besmet bedrijf worden maatregelen genomen. Ook de rest van het land krijgt te maken met beperkingen. Zo wordt direct na de eerste uitbraak voor het hele land een ‘standstil’ afgekondigd voor 72 uur. Al het vervoer van en naar veebedrijven wordt daarmee stilgelegd (niet alleen diertransporten, maar ook transporten van voer, melk, mest, enz.). Ook het bezoek aan bedrijven wordt zo goed als helemaal verboden. Geleidelijk aan wordt deze landelijke maatregel daarna versoepeld, onder meer door de opdeling van Nederland in zes compartimenten. Binnen zo’n compartiment worden sommige transporten weer toegestaan. Gaat er in een compartiment iets mis, dan blijft de schade tot dat compartiment beperkt. Belangrijk is dat er zo min mogelijk contact is tussen dieren van verschillende bedrijven en zo min mogelijk contact tussen mens en dier.

REACTIES

P.

P.

Sterk werkstuk! Nice!!!!!

14 jaar geleden

A.

A.

Hadt ik allemaaal nodig voor werkstuk thanks

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.