Hoofdvraag: Hoe ontstaan fossielen?
· Organismen sterven en worden bedekt door zand of klei. Ze komen zo in een aardlaag te liggen. Bijvoorbeeld een klei- of zandlaag.
· Alleen de harde delen van dit organisme blijven over. Van een dier of een mens zijn dit de beenderen.
· Bovenop het organisme komt weer een andere aardlaag te liggen. Zo'n laag noemt men een sediment.
· Het organisme wordt zo afgesloten van de lucht.
· In de loop van de tijd (eeuwen) komen verscheidene lagen op elkaar te liggen.
· Door de druk van de lagen fossiliseert of versteent het organisme.
· Uit de gefossiliseerde delen tracht men een voorstelling te maken hoe het organisme er uit gezien heeft. Men noemt dat een reconstructie.
1e deelvraag: wat zijn fossielen?
Fossielen zijn de resten of afdrukken van dieren en planten die in het rotsgesteente bewaard zijn gebleven . Heel vaak zijn het alleen nog maar harde delen van een dier die achter gebleven zijn zoals tanden of beenderen. De rest is weggerot. De weke delen van planten en dieren zijn na de dood onderworpen aan een snel ontledingsproces. De harde delen: schalen of skeletten verdwijnen gewoonlijk na verloop van tijd. Soms kan het ook een pootafdruk van een dier zijn die we terugvinden. De vorming van fossielen duurt miljoenen jaren. De wetenschap die zich bezig houdt met de studie van fossielen heet paleontologie.
2e deelvraag: welke soorten fossielen zijn er?
Er zijn veel verschillende soorten fossielen. Elke fossiel heeft een karakteristieke eigenschap. De fossielen komen ook uit verschillende tijden en hebben ook verschillende klimaten gehad: zout water, zoet water of het vaste land. De meest voorkomende fossielen zijn de weekdieren. Hieronder zie je de soorten:
3e deelvraag: hoe worden in Nederland fossielen gevonden?”
Tijdens de laatste ijstijd, het Wechselien (120.000 - 10.000 jaar geleden), werd neerslag opgeslagen in het aangroeiende landijs. Het kwam dus niet via de water kringloop terug naar zee. De zeewaterspiegel daalde hierdoor. De Noordzee viel voor een deel droog. Mens en dier hadden er hun woonplaatsen. Bij het warmer worden van het klimaat smolt het landijs,waardoor de zeespiegel steeg. Het land waar de achtergebleven botten lagen, werd op deze manier weer zeebodem. Op de zeebodem liggen veel fossiele botten, onder andere van de mammoet. Veel van de dieren die tijdens de ijstijd in Nederland leefden, zoals de mammoet, stierven uit. Andere leven nu in gebieden waar de omstandigheden voor hun geschikt bleven. Vissers die op de bodem van de Noordzee platvis vangen,vissen ook de resten van dieren op die tijdens de ijstijd zijn doodgegaan.
REACTIES
1 seconde geleden