In dit verslag staan twee hoofdvragen centraal:
Wat zijn de oorzaken van dopinggebruik?
Wat zijn de gevolgen van dopinggebruik?
De hoofdvraag die ik heb gekozen is een algemene vraag naar het hoe en waarom van doping gebruik. De hieronder geformuleerde deelvragen zijn allemaal onderdelen van de hierboven geformuleerde hoofdvraag.
Deze hoofdvraag delen wij weer in meerdere deelvragen:
Wat is doping en waarom wordt het gebruikt?
Wat is verboden en wat niet?
Hoe wordt er gecontroleerd?
Welke invloed heeft doping op de maatschappij?
De deelvragen zijn dus onderdeel van de hoofdvraag.
Wat is doping? Dit is een algemene betekenis van het begrip doping.
Waarom doping? Dit is een reden van het dopinggebruik.
Wat is verboden en wat niet? Uitwerking op de vraag: “Wat is doping?”
Hoe wordt er gecontroleerd? Dit is een gevolg van het dopinggebruik.
Welke invloed heeft doping op de maatschappij? Doordat mensen doping gaan gebruiken ontstaat er een oneerlijkheid tussen de sporters. Dat willen we tegen gaan. We controleren sporters, zodat de oneerlijke sporters kunnen worden bestraft.
Wat is doping en waarom wordt het gebruikt?
Je kunt het doping op veel verschillende manieren omschrijven.
Een van de vele juiste definities van doping zou kunnen zijn:
'Doping is het gebruik van stoffen die sportprestaties op een onnatuurlijke manier kunnen verbeteren' (Bron: J.M. van Rossum, H. Wolschrijn, Doping almanak, 's-Gravenhage 1989, SDU Uitgeverij). Je kunt doping ook omschrijven als het gebruik van stoffen, die vermeld staan op de dopinglijsten (Bron: J.M. van Rossum, H. Wolschrijn, Doping almanak, 's-Gravenhage 1989, SDU Uitgeverij).
Het is niet zo gemakkelijk om vast te stellen of een middel prestatieverhogend werkt. Het komt zelfs voor dat er veel stoffen op dopinglijsten staan vermeld die helemaal geen invloed op de prestaties blijken te hebben.
De meeste soorten dopingmiddelen werken dus prestatieverhogend. Dit is erg geliefd bij sporters die nog beter willen gaan presteren. Vooral in de topsport waarbij een kleine verbetering al een grote stap voorwaarts is. Andere redenen heeft het gebruik van doping niet.
Wat is er verboden en wat niet?
Dopinglijsten
Overal op de wereld hanteren verschillende sportorganisaties eigen dopinglijsten. Ook in Nederland heeft elke sportbond zijn eigen lijst. Deze eigen lijsten zijn overgenomen van één standaardlijst. Dat is de dopinglijst die is opgesteld door het IOC (Internationaal Olympisch Comité). Het feit dat veel sportorganisaties de lijst van het IOC letterlijk overnemen, heeft ook minder fijne gevolgen. Het IOC noemt namelijk elk middel dat bij een willekeurige olympische sport invloed uit zou kunnen oefenen. Het blijkt echter dat een middel dat bij de ene sport een gunstige invloed heeft, bij een andere tak van sport juist een tegenovergesteld effect kan hebben.
Het is wel zo gemakkelijk dat al bij vele takken van sport een eigen lijst wordt gehanteerd. In de praktijk is het overnemen van de lijst van het IOC vaak al het geval; men controleert zelden op stoffen die juist een ongunstig effect hebben.
Enkele sportorganisaties hebben zelf hun aanpassingen gemaakt aan de lijst van het IOC.
De internationale wielerorganisatie (UCI) heeft als eerste organisatie in de jaren zestig een lijst opgesteld. Vervolgens heeft men die in 1987 weer afgeschaft en heeft men de lijst van het IOC aangenomen. Toch neemt de UCI de lijst van het IOC niet automatisch over. Het ligt voor de hand de dopinglijst aan te passen aan de specifieke situatie van wielrenners.
In de paragraaf “Verschillende soorten doping” kom ik nog terug op de dopinglijsten met verboden middelen. Ik heb de dopinglijsten ook opgenomen in de bijlage.
Strafmaatregelen en dopingwet
De straf bij het gebruik van doping is meestal het niet mogen deelnemen aan wedstrijden voor een bepaalde tijd. De straf wordt opgelegd door de sportorganisaties en niet door de wet. Zo is het ook in Nederland en de meeste andere landen. België heeft wel een dopingwet.
Deze Belgische wet vermeldt een hele lijst van middelen die sporters niet mogen gebruiken. Hiervoor kun je in België wettelijk worden vervolgd.
Opsporing en strafbaarheid
Lang niet elke deelnemer op een sportevenement wordt op doping gecontroleerd. Dat is veel te kostbaar. Bij een belangrijke wedstrijd moeten meestal naast de eerste drie ook nog één of twee door het lot bepaalde sporters naar de dopingcontrole.
Als een dopingstof of een karakteristiek omzettingsproduct in de urine wordt aangetoond, dan wordt je bestraft voor het gebruik van doping ongeacht de aangetroffen hoeveelheid.
Voor enkele middelen is hierop een uitzondering gemaakt: Van coffeïne (cafeïne) mag er niet meer dan 12 microgram per ml worden vastgesteld. Bij testosteron (anabole steroïde) mag de verhouding testosteron en epitestosteron niet groter zijn dan 1 staat tot 6. Alleen de IAAF (Internationale Amateur Atletiek Federatie) heeft ook voor efedrine een dergelijke grens gesteld: één microgram per milliliter urine. Bij de anabole steroïden let men extra nauwkeurig op elk spoortje stof in de urine. Anabole steroïden zijn namelijk al lang voor de wedstrijd gebruikt. Deze anabole steroïden zorgen voor spiermassa. Deze moet je al voor een wedstrijd ontwikkelen en is dus moeilijker op te sporen tijdens een wedstrijd.
Opzet of onwetendheid?
Op de dopinglijsten staan nogal wat middelen die we normaal in het dagelijks leven tegen kleine besmettingen en ziektes gebruiken. Ze staan op de dopinglijsten, omdat ze in sommige situaties of bij heel hoge doseringen wel de sportprestaties kunnen beïnvloeden. Soms worden ze alleen maar vermeld, omdat sporters denken dat ze hiermee hun prestaties kunnen verbeteren.
Er zijn daarom wel eens sporters betrapt zonder dat ze wisten dat ze iets verkeerds hadden gebruikt. Ze hadden dan gewoon een huismiddeltje tegen hoest of verkoudheid gebruikt.
Daarnaast zijn er bijvoorbeeld synthetische hormonen die omzettingsproducten geven die sterk lijken op dopingstoffen. Hoewel deze middelen niet verboden zijn, kunnen zij tot verwarring leiden bij de controles. Wellicht is het daarom verstandig bij officiële wedstrijden met dopingcontrole alle geneesmiddelengebruik te melden bij de controlerende instantie.
Een behoorlijk aantal sporters (de schattingen lopen uiteen van 1% tot 5% in de amateursport) gebruikt bewust doping. Maar weet iedereen wel wat hij/zij inneemt? Sommige middelen blijken de prestaties helemaal niet te verbeteren, andere hebben zéér ongunstige bijwerkingen.
De eeuwige vierde
Omdat de urine van de nummers één, twee en drie van belangrijke wedstrijden altijd wordt gecontroleerd, kan het vóórkomen dat een sporter daar liever niet bij wil horen en steeds om 'onverklaarbare' redenen net als vierde aankomt.
Verschillende soorten doping
Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) heeft de dopinglijst in drie categorieën ingedeeld en die categorieën weer in hoofdgroepen. De totale lijst met bijlagen bevat enkele honderden verboden stoffen en methoden. Hier houden we het echter op een kort overzicht.
1. Verboden groepen van stoffen
A. Stimulantia
Stimulantia zijn stoffen die een directe, stimulerende werking hebben op het zenuwstelsel. Ze worden gebruikt om hetzelfde effect te krijgen dat adrenaline, een stof die het lichaam zelf aanmaakt, veroorzaakt.
Men kan door het gebruik van stimulantia inspanningen leveren. Stimulantia zorgen ervoor dat men beter geconcentreerd is, dat het gevoel van vermoeidheid afneemt, en dat men minder pijn heeft.
Het meest bekende voorbeeld van stimulantia zijn amfetaminen, die vooral door duursporters worden gebruikt. Ook stoffen als amifenazol, amineptine, bromantan, carfedon, cocaïne, coffeïne, efedrineachtige stoffen, fencamfamine, formoterol, mesocarb, pentetrazol, pipradol, salbutamol, salmeterol, terbutaline en verwante stoffen en/of verbindingen worden tot de stimulantia gerekend. Het gebruik van stimulantia is niet geheel zonder risico. Door het gebruik kan het lichaam minder makkelijk afkoelen en is het mogelijk dat het hart of andere organen niet meer goed functioneren. Verschillende sporters zijn hieraan overleden. Andere bijwerkingen zijn rusteloosheid, hoofdpijn, duizeligheid, hallucinaties, hartkloppingen en stijging van de bloeddruk.
B. Narcotische analgetica
Narcotische analgetica zijn eigenlijk pijnstillers. Ze werken op het centraal zenuwstelsel, hebben een versuffend effect en onderdrukken pijngevoel. Door het gebruik van narcotische analgetica hopen sporters minder pijn te voelen. Daarnaast onderdrukken narcotische analgetica het hoesten.
Veel narcotische analgetica zoals morfine kunnen verslavend zijn. Ook codeïne, een stof die tegen hoesten wordt gebruikt viel jarenlang onder deze groep, maar is tegenwoordig toegestaan. Het gebruik van narcotische analgetica kan problemen met de gezondheid veroorzaken. Door de pijnstillende werking voelt de sporter niet dat hij geblesseerd is, hij sport verder met het risico ernstige schade aan zijn eigen lichaam te veroorzaken. Andere bijwerkingen zijn misselijkheid,
ademhalingonderdrukking, stoornissen bij het urineren en slaperigheid.
Verder zijn er ook nog de stoffen buprenorfine, dextromoramide, diamorfine (heroïne), methadon, morfine, pentazocine, pethidine en verwante stoffen en/of verbindingen.
C. Anabole middelen
De anabole middelen zijn eigenlijk ook weer onder te verdelen in twee groepen. Ten eerste de androgene anabole steroïden. Androgene anabole steroïden zijn afgeleid van het natuurlijke, mannelijke hormoon testosteron.
Anabool betekent weefselopbouwend en androgeen betekent vermannelijkend.
Door de inname van testosteron wordt vooral de vorming van eiwit in de geslachtorganen, de huid het skelet en de skeletspieren bevordert.
Sporters proberen door anabolengebruik te combineren met een nauwkeurige trainingsopbouw en juiste voeding hun spiermassa en spierkracht te vergroten. Androgene anabole steroïden worden het meest gebruikt door krachtsporters. Enkele androgene anabole steroïden zijn clostebol, fluoxymesteron, metandienon, metenolon, nandrolon, 19-norandrosteendiol, 19-norandrosteendion, oxandrolon, stanozolol androsteendiol, androsteendion, dehydroepiandrosteron (prasteron, DHEA), dihydrotestosteron (androstanolon), testosteron en verwante stoffen en/of verbindingen.
De tweede groep anabole middelen zijn de ß2-agonisten. Dit zijn stimulerende middelen die tevens een anabole werking kunnen hebben. Een voorbeeld van ß2-agonisten is clenbuterol.
Clenbuterol kan leiden tot een afname van het vetpercentage en een toename van spiermassa. Ook bij anabole middelen kunnen ernstige bijwerkingen optreden. Ze hebben invloed op de groei en kunnen bij vrouwen vermannelijking en menstruatiestoornissen veroorzaken en bij mannen prostaatvergroting en remming van de vorming van zaadcellen. Meerdere voorbeelden van ß2-antagonisten zijn bambuterol, fenoterol, formoterol, reproterol, salbutamol, salmeterol, terbutaline en verwante stoffen en/of verbindingen.
D. Diuretica
Diuretica, ofwel plaspillen, werken direct op de nieren om de hoeveelheid urine te vergroten en het afvoeren van die urine te versnellen. Sporters gebruiken diuretica om hun lichaamsgewicht te verminderen. Bij sporten als judo, gewichtheffen, boksen en worstelen is het belangrijk om in een zo licht mogelijke gewichtsklasse uit te komen, en net op de grens te zitten tussen het goede en het te zware gewicht voor die klasse. Diuretica worden ook gebruikt als maskeringmiddel. Door het gebruik van diuretica wordt de urine sneller uitgedreven, waardoor de concentratie van geneesmiddelen in de urine wordt verlaagd en verboden stoffen dus moeilijker zijn aan te tonen.
Tot de bijwerkingen behoren uitdroging, vermoeidheid en kramp.
Enkele voorbeelden van diuretica zijn acetazolamide, bumetanide, chloortalidon, etacrynezuur, furosemide, hydrochloorthiazide, mannitol, mersalyl, spironolacton, triamtereen en verwante stoffen en/of verbindingen.
E. Peptide, glycolproteïne hormonen
Peptide en glycolproteïne hormonen zijn natuurlijke stoffen die als een soort boodschappenjongen in het lichaam fungeren. Ze stimuleren de productie van lichaamseigen hormonen of bevorderen de lichaamsgroei. Tot deze groep behoort ook het middel epo, dat in de Tour de France zoveel commotie veroorzaakte. Epo kan het aantal rode bloedcellen in het bloed verhogen, wat het bloed dikker maakt en waardoor de kans op klonteren van het bloed
toeneemt. Als gevolg hiervan kan men een hartinfarct of beroerte krijgen.
Meerdere middelen zijn: choriongonadotrofine (HCG-humaan choriongonadotrofine) (alleen bij mannen verboden), hypofysaire en synthetische gonadotrope hormonen (LH) (alleen bij mannen verboden), corticotrope hormonen (ACTH, tetracosactide), groeihormoon (GH, somatropine), Insuline-like Growth Factor (IGF-1), erytropoëtine (epo, epoëtine), insuline.
2. Verboden methoden
A. Bloeddoping
Sporters die gebruik maken van bloeddoping, laten zes tot twaalf weken voor de wedstrijd een kleine hoeveelheid bloed aftappen. Ze trainen vervolgens door met een kleiner bloedvolume. Kort voor de wedstrijd, minimaal 24 uur, laten ze zich het eerder afgetapte bloed toedienen. Hierdoor nemen het bloedvolume en het hemoglobinegehalte in het bloed toe. Hierdoor wordt het vermogen om zuurstof op te nemen, en dus ook het uithoudingsvermogen groter. Daarom wordt bloeddoping vooral bij duursporters aangetroffen. Bij bloeddoping hoeft men niet persé gebruik te maken van het eigen bloed, men kan ook donorbloed gebruiken. Hier door heeft men echter risico op virusinfecties en allergische reacties en afstootreacties. Algemene bijwerkingen van bloeddoping zijn bloedstolsels, koorts en koude rillingen.
B. Toediening van kunstmatige zuurstofdragers of middelen die het plasmavolume vergroten
Dextran 40,Dextran 70, Gelatine, gemodificeerd, Hemoglobine, gemodificeerd, Hydroxyethylzetmeel, Perflubron, Perflunafeen, Polygeline en verwante stoffen en/of verbindingen zijn stoffen die kunnen dienen als zuurstofdragers waardoor het plasmavolume vergroot wordt.
C. Farmacologische, chemische en fysieke manipulatie
Met farmacologische, chemische en fysieke manipulatie wordt het gebruik van middelen of methoden bedoeld die de betrouwbaarheid van de tijdens de dopingcontrole afgenomen urinemonsters beïnvloeden. Een voorbeeld is het afgeven van oude of andermans urine of het toevoegen van stoffen aan de afgegeven urine. Ook het gebruik van epitestosteron, dat het gebruik van testosteron verhult en diuretica vallen onder deze groep. Manipulatie
met de dopingcontrole wordt door het IOC gelijk gesteld aan het gebruik van doping.
De stoffen Bromantan en Probenecide worden ook gebruikt.
3. Groepen van middelen die niet altijd verboden zijn, maar waarvoor beperkingen gelden
A. Alcohol
Alcohol wordt door sommige sporters gebruikt om trillen te verminderen, het zelfvertrouwen te vergroten en te ontspannen. Het gaat hier om de stof ethanol. De regels kunnen voorschrijven dat bij overmatig gebruik een sanctie volgt. Het IOC laat dit aan de sportorganisaties over.
B. Marihuana
Marihuana, of hasj, wordt net als alcohol gebruikt om te ontspannen. Er gelden in grote lijnen ook dezelfde regels voor als voor alcohol.
C. Lokale anaesthetica
Lokale anaesthetica zijn stoffen die de start en overdracht van zenuwimpulsen voorkomen. Het gebruik ervan is bedoeld om bepaalde delen van het lichaam ongevoelig voor pijn te maken. Lokale anaesthetica kunnen oppervlakkig worden gebruikt (bijvoorbeeld crèmes, sprays, oogdruppels) of door middel van een injectie. Alleen het gebruik door middel van injectie is
aan beperkingen onderhevig. De kunstmatig gemaakte lokale anaesthetica zijn wat structuur betreft te vergelijken met cocaïne.
Injecteerbare lokale anaesthetica zijn onder de volgende voorwaarden toegestaan:
a. bupivacaïne, lidocaïne, mepivacaïne, procaïne en verwante stoffen mogen worden gebruikt, maar cocaïne niet. Vasoconstrictieve stoffen mogen samen met lokale anaesthetica gebruikt worden.
b. Het lokaal anaestheticum mag alleen lokaal of intra-articulair worden toegediend.
c. Het gebruik dient medisch verantwoord te zijn.
Wanneer de regels van de verantwoordelijke autoriteit dat aangeven, kan melding van de toediening noodzakelijk zijn.
D. Corticosteroïden
Corticosteroïden zijn lichaamseigen hormonen die door de bijnierschors geproduceerd worden, of kunstmatig vervaardigde hormonen die verwant zijn aan de bijnierschorshormonen. Ze kunnen worden gebruikt om ontsteking en pijn te onderdrukken, maar ook vanwege de stemmingverbeterende werking. Het stijgende gebruik van corticosteroïden in de sport heeft de
overkoepelende sportorganisaties doen besluiten strenge regels op te stellen voor dit gebruik. Het gebruik ervan is alleen toegestaan als er medische redenen voor zijn, bijvoorbeeld voor de behandeling van astma.
Het systemisch gebruik van glucocorticosteroïden is verboden wanneer oraal of rectaal toegediend of door intraveneuze of intramusculaire injectie.
Wanneer medisch noodzakelijk, is het gebruik van glucocorticosteroïden door middel van lokale of intra-articulaire injecties toegestaan.
Wanneer de regels van de verantwoordelijke medische autoriteit dat aangeven, kan melding van de toediening noodzakelijk zijn.
E. Bètablokkers
Bètablokkers behoren tot een groep geneesmiddelen die gebruikt worden voor de behandeling van hoge bloeddruk, pijn op de borst, migraine en bepaalde hartritmestoornissen. Het gebruik van bètablokkers zonder medische reden is niet alleen ongezond maar heeft in de meeste sporten ook een averechts effect op de sportprestatie. Bij enkele sporten zouden ze gebruikt kunnen
worden om rustiger te worden, de hartslag regelmatiger te krijgen en om het trillen van handen te verminderen. Bètablokkers worden dus voornamelijk gebruikt bij sporten die om een goede beheersing van de motoriek vragen.
Het gebruik ervan heeft een negatieve invloed op het vermogen langdurige inspanningen te leveren, verdere bijwerkingen zijn: te lage bloeddruk, koude handen en voeten en slaapstoornissen. Bètablokkers zijn niet in alle sporten verboden.
Enkele voorbeelden van bètablokkers zijn: acebutolol, alprenolol, atenolol, labetalol, metoprolol, nadolol, oxprenolol, propranolol, sotalol en verwante stoffen en/of verbindingen.
Hoe wordt er gecontroleerd?
De dopingcontrole
Men controleert uitsluitend aan de hand van urinemonsters. De meeste stoffen worden namelijk met de urine uitgescheiden. Vaak zijn deze stoffen dan chemisch veranderd door het lichaam, maar ze blijven over het algemeen wel herkenbaar voor de laboratoria. In de laboratoria gebruikt men zeer gevoelige analyseapparatuur. Deze gevoeligheid is groot, maar kan nog steeds niet exacte uitkomsten geven. Men kan daarom vaak ongeveer bepalen na hoeveel tijd de stof niet meer aantoonbaar is in de urine. Maar helemaal zeker zijn deze uitkomsten niet. De aantoonbaarheid is van heel meerdere invloeden afhankelijk. Bijvoorbeeld van individuele verschillen, zoals de hoeveelheid urine, die wordt uitgescheiden. In veel urine is de stof in een lagere concentratie aanwezig dan in weinig urine, maar doordat de urine bij een grote productie ook schoner is, is de stof soms juist gemakkelijker te vinden.
Een ander individueel verschil is de manier en snelheid van uitscheiden. Bij sommige mensen gaat de stof sneller uit het lichaam dan bij andere mensen. Naast de individuele verschillen zijn er ook verschillen per laboratorium. Niet ieder laboratorium werkt op dezelfde manier en met dezelfde apparatuur.
Een volgend aspect is dat de stoffen zich ieder op hun eigen manier gedragen. Het wordt nog ingewikkelder omdat de ene stof na twee dagen niet meer is op te sporen en de andere na zes maanden nog aantoonbaar blijkt. Voor sommige stoffen is de uitscheiding in de urine actief.
Dat betekent dat ze door een bepaald proces sneller door de nieren worden uitgescheiden. Als gevolg daarvan komt er een hogere concentratie in de urine dan in het bloed. Dit actieve proces wordt geprobeerd om af te remmen. Daarbij worden maskerende middelen gebruikt. Dit speelt eigenlijk alleen een rol bij het gebruik van stoffen waarvan de concentratie al erg laag is (wanneer je tegen de aan te tonen grens aanzit en met een maskerende stof er net onderkomt).
Doping invloed op de maatschappij?
Doordat mensen doping gaan gebruiken ontstaat er een oneerlijke verhouding tussen de sporters. Bij wedstrijden gaat het om wie de sterkste, snelste enz. is.
Hierbij moet je je aan bepaalde regels houden en als je dat niet doet is dat onsportief.
Zo wordt door de meeste mensen het gebruik van doping om de prestatie te verbeteren gezien als oneerlijk. Iemand die op doping betrapt is zal nooit meer als een eerlijk sporter worden gezien. Er moet een gelijke kans zijn voor iedereen.
Als iedereen doping zou gebruiken de strijd eerlijk zijn en als niemand doping zou gebruiken zou de strijd eerlijk zijn. Als je tussen deze twee zou moeten kiezen zou je het wel weten.
Maar of het ooit zal lukken om de sportwereld dopingvrij te krijgen weet ik niet. Zelf verwacht ik het eigenlijk niet.
Conclusie:
Wat is nu eigenlijk het antwoord op de hoofdvraag?
Wat zijn de oorzaken van dopinggebruik?
Wat zijn de gevolgen van dopinggebruik?
Als oorzaken heb ik gevonden:
De oorzaken van doping zijn dus het beter willen presteren in de sportwereld. Door middel van doping probeert men de spiermassa, uithoudingsvermogen e.d. te verbeteren.
Mensen kunnen het per ongeluk binnen krijgen via hun voedsel, slaappillen, pijnstillers of zoiets dergelijks.
De gevolgen die ik heb gevonden
Doping heeft heel veel gevolgen. Het belangrijkste gevolg is de verbetering van de prestaties op sportgebied, waardoor er een verschil ontstaat tussen de sporters.
Doordat de sportorganisaties alle sporters gelijke kansen willen geven gaan zij doping bestrijden en ontstaan dopingcontroles. Dit is dus ook een gevolg van doping.
Door het gebruik van doping krijgen sporters te maken met ziektes.
Doordat sporters doping gebruiken kan ik dit verslag schrijven.
Literatuurlijst:
Internet:
www.necedo.nl
Internet site van het IOC (www.ioc.com?)
Boeken en andere geschriften:
Doping, uitgavenummer 2001/41 SISO 617.3, Den Haag 2001
Kleij, R. van, Drug info: harde feiten over doping, Capelle a/d IJssel 2000
J.M. van Rossum, H. Wolschrijn, Doping almanak, 's-Gravenhage 1989, SDU Uitgeverij
Elektronische encyclopedie:
Encarta Winkler Prins
REACTIES
1 seconde geleden