Landschappen in Nederland

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas havo/vwo | 1032 woorden
  • 7 maart 2003
  • 59 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
59 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Zandlandschappen:

Tijdens de ijstijden in het Pleistoceen kwam Nederland droog te
liggen. Rivieren als de Maas en de Rijn werden overdekt door zand en grind. Ze hadden toen veel meer water dan tegenwoordig, hierdoor konden ze veel grof materiaal meenemen.
Tijdens de een na laatste ijstijd kwam de ijskap uit Scandinavië tot en met Midden-Nederland. Op dat moment waren er alleen nog maar losse ijstongen over. Ze rivierdalen zich een weg zochten, stuwden ze de oevers van deze rivieren op tot heuvelruggen van soms 200 meter hoog; de stuwwallen. Dit zorgde er dus ook voor dat ze alleen maar uit zand en grind bestaan.
Stuwwallen vind je o.a. in Drenthe (Hondsrug), in Overijssel (Lemelerberg en Sallandse Heuvelrug) en in Utrecht (Utrechtse Heuvelrug).
Zandlandschappen hebben meer reliëf dan klei- en veenlandschappen. Dit heuvelachtige van zandgronden heeft gevolgen voor de begroeiing. Het regenwater zakt diep weg in het grove zand en grind. Een stuwwal zoals de Sallandse Heuvelrug is dus te droog voor akkerbouw.
Vanaf de Middeleeuwen was er vooral hei, maar in de 19e eeuw is er bos geplant. Op de stuwwallen vind je nu nog steeds hei en bos.
Een ander soort zandlandschap is het dekzandlandschap. Dit vind je vooral in Noord brabant en gelderland. Hij is ontstaan tijdens de laatste ijstijd. Toen bereikte het Scandinavische ijs Nederland niet, maar het werd er wel zo koud er bijna niks meer groeide. De wind liet de onbegroeide bodem enorm stuiven, hierdoor werden grote delen van Nederland bedekt met dekzand.
Door deklandschappen lopen vrij brede beken die vroeger zijn ontstaan voor de afvoer van veel water. Ze zijn nu wel minder breed dan vroeger.
Dekzand is wél geschikt voor akkerbouw, want omdat het fijner is, houdt het ook meer regenwater vast. Dat zorgt dus voor een vruchtbare grond.
Het iets fijnere dekzand genaams loss ligt nu nog veel in limburg. Het heet ook losslandschap en dat vind je alleen in limburg.

Laagveenlandschap:

In het Holoceen begon de temperatuur te stijgen waardoor al het ijs smolt. Hierdoor steeg de zeespiegel waardoor het gebied achter de strandwallen, het waddengebied, door zee en rivieren steeds werd opgevuld met wisselingen van zand en klei, de zeeklei. Een hele tijd later nam de zeespiegelstijging weer af. De zeeklei was nu zo hoog geworden dat het droog kwam te liggen. Daardoor konden er oeverplanten op gaan groeien. Uit de plantenresten ontstond het veen. Dit landschap vind je vooral in De kustprovincies zoals Zuid-Holland Noord-Holland Friesland en Groningen.
Voordat men het veenlandschap kon gebruiken moest men het eerst inpolderen. Er werden dijken aangelegd en heel veel sloten gegraven. Met windmolens maalde men het water uit de sloten weg. De grond werd daar heel erg stevig van en er begon gras op te groeien. Er konden nu koeien op grazen. De grond was niet sterk genoeg om er wegen op de bouwen maar dat kon wel vlak naast de dijken. Er ontstond daarom een langgerekte bebouwing (langs de dijken). Omdat men vroeger turf gewonnen heeft zijn er smalle stroken water in afwisseling met smalle stroken land. Men baggerde lange geulen uit en de veenbagger gooiden ze op de oever, waarna ze daarna aan de andere kant van de bagger op de oever nog weer een geul baggerde enzovoort enzovoort.

Hoogveenlandschap:

In de noordelijke helft van Nederland heeft het landijs keileem bedekt met dekzand achtergelaten. Door die keileemlaag kon het water slecht wegzakken. Daardoor vormden op het iets hoger liggende land drassige gebieden met moerasplanten. In die moerassen vormde zich veen, dat noemen we hoogveen. Het si vooral te vinden in de noordelijke provincies als: Drente Friesland Groningen.
In de 17e eeuw liet men een kanaal graven dat twee functies had. Ten eerste kon het water uit het veenlandschap dan weglopen waardoor het veen droog kwam te liggen. Daaruit werden turven gestoken met de hand die konden dan weer via dat kanaal met een schip weggevoerd worden, dat was dan ook de tweede functie. Langs dat kanaal vind je lange eentonige rijen huisjes. Die waren voor de turfgravers. Op den duur werd bijna al het veen afgegraven waardoor de onderliggende zandgrond weer aan de oppervlakte kwam. De veenresten van slechte kwaliteit bleven liggen, die mengde zich met de zandgrond. Zo ontstond goed landbouwgrond, ook wel dalgrond genoemd. Daar werden grote boerenbedrijven gesticht met akkerbouw

Zeekleilandschap:

Dit vind je in de waddenzee. De zee heeft er jonge zeeklei afgezet en is daar nog steeds mee bezig. Het staat twee keer per dag droog en elke keer als het vloed is laat de zee een dun kleilaagje achter. Het wad wordt langzaam maar zeker zo hoog dat het niet meer onderloopt bij vloed. Alleen bij hoge vloed, zo’n stuk land noemt men een kwelder. Op een kwelder kan er vee grazen. In zulke gebieden woonde 3000 jaar geleden al mensen. Zij bouwden hun huizen op een terp om te voorkomen dat hun huis zou onderstromen bij de hoge vloed. Ongeveer 1000 jaar geleden zijn de mensen in een kwelder zich extra gaan beschermen met zeedijken. Omdat dit gebied een waardevol natuurgebied is met vogels mag deze niet meer bedijkt worden.

Rivierkleilandschap:

Door de stijgende zeespiegel in het Holoceen verminderde de stroomsnelheid van de rivieren de Rijn en de Maas. Daardoor konden deze rivieren geen grind meer meenemen. Alleen nog maar lichte materialen, zoals zand en klei. Het gevolg hiervan was dat in Nederland alleen nog maar licht materiaal werd afgezet. Zo werd in het midden van Nederland over de ondergrond van dekzand een brede strook rivierklei afgezet.
De rivieren in Nederland hebben zomers minder water dan in de winter. Zomers stromen ze in hun zomerbed, en ‘s winters is dat zomerbed te klein. Daarom is er een soort reservebed, dat kan ook volstromen als er te veel water is voor het zomerbed. Deze reservebedden heten uiterwaarden. Het zomerbed plus de uiterwaarden vormen samen het winterbed. Dat wordt beschermd door hoge, stevige winterdijken. De uiterwaarden lopen ‘s winters vol daarom heb je maar beperkte gebruiksmogelijkheden. In de zomer kan je er bijv vee laten grazen en in de winter zijn ze volgelopen.

Dus de natuur heeft in de prehistoire heel wat veranderingen doorgebracht in Nederland. Maar de mens heeft zelf ook heelveel land ibj gemaakt.

REACTIES

C.

C.

hallo koen ik ben 11 en ik zit nog in groep 8.
ik wil een werkstuk houden over nederland heb jij mischien iets voor mijn schrijf me dan groetjes cindy

21 jaar geleden

L.

L.

goed gedaan Koen veel aan gehad bedankt!
groeten Lucienda

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.