Het Gooi

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 706 woorden
  • 24 september 2001
  • 48 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
48 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Het westen:

In het westen van de Gooi- en Vechtstreek, is Laagveen. 10.000 jaar gelden begon het al. De meertjes groeiden langzaam dicht door alle planten die in het water terecht kwamen. 4.000 jaar later begint er op de meertjes veenmos te groeien. De meertjes slippen dicht en er ontstaan moerassige gebieden. De laag veen op bodem niveau is drassig en heet Laagveen. Je ziet duidelijk langs de Vecht een groen stuk, dat is klei op veen. Dat alles komt ook door de Vecht. Die heeft in zijn omgeving slip achter gelaten, dat word na een tijdje een dunne laag klei, waarvan het kleidek dunner is dan één meter. Zie Grondsoorten kaart.
Omdat het erg drassig is, is het moeilijk om op het Laagveen te bouwen. Als je toch iets bouwt verzakt het waarschijnlijk erg snel, je zult dus altijd moeten heien. Ook was het vroeger lastig om in een moerassig gebied te wonen, het is natuurlijk niet de veiligste plek, in zo’n moerassig gebied. Ook hier staat in de legenda: veenvlakte plaatselijk bedekt met een dun kleidek. Zie Landschapsvormen kaart.
Je ziet op de overzichtskaart dat in het westen ook alleen Weesp ligt. Verder zijn er geen steden of dorpen in het westen.
De landschapsvorm in het westen is: natuurlijk een veenvlakte, plaatslijk bedekt met dun kleidek.
Ook is het in het westen lager als andere plaatsen in de Gooi- en Vechtstreek. Dat is ook logisch, want het is Laagveen. Het is daar ongeveer vijf meter onder het NAP (Normaal Amsterdams Pijl). Zie reliëfkaart.

Het Midden:

Als je meer naar het oosten gaat kom je bij (volgens de Atlas) overige soorten zand. Zie grondsoorten kaart.
Uit de landschapsvormen kaart blijkt dat, in dit zanderige gebied dekzandruggen en -welvingen zijn.
Zo zijn de dekzandruggen ontstaan: Toen aan het einde van de ‘Weichel-ijstijd felle poolwinden de riviervlakte van het latere Salland teisterde, werden de zandplaten omgevormd tot dekzandplateau’s waarover het zand heen en weer stoof. De zandkorrels verplaatsten zich dicht bij de grond en bleven daardoor voor het merendeel op de hoogten liggen. Ook kwam een gedeelte terecht in de rand van de begroeiing in de geulvormige laagten. Zo vormden zich langgerekte, hoge dekzandruggen vlak langs deze laagten.
Ook is er een complex van daluitspoelingswaaiers. Deze vorm komt door denudatie en sneeuwsmeltwater. Denudatie is het afschuren van de bodem, door verwering wind of ijs, waarbij de ondergrond bloot komt.
In dit zanderige gebied, liggen Bussum en Naarden. Meer naar het zuiden ligt Hilversum. In de buurt van Bussum en Hilversum is bos en veel heide. Zie overzichtskaart.
Ook is het hier wat hoger. Namelijk tussen de vijf en tien meter boven het NAP. Hier is het natuurlijk gunstiger om te bouwen als in het westen bij het veen, het zand in deze omgeving zakt niet zo snel. Zie reliëfkaart.

Het Oosten:

Helemaal in het oosten van de Gooi- en Vechtstreek ligt in het zuiden daarvan een stukje duin- of stuifzand. In het noordoosten ligt net als in het westen van de Gooi- en vechtstreek, een stukje klei op veen. Zie grondsoorten kaart.
Op de hoogte van Bussum en Hilversum ligt een stuwwal.
Zo ontstaan stuwwallen: Gletsjers hebben te maken met het ontstaan van de stuwwallen. 200.000 jaar geleden kwamen vanuit Scandinavië de gletsjers naar ons land. Vooral in het rivierlandschap kwamen de gletsjers terecht. Door het enorme gewicht van het ruim 200 meter dikke ijs werden delen van de bevroren ondergrond weggedrukt, en als grote platen op elkaar gestapeld. Aan de zijkanten van de van de gletsjer ontstonden zo de hoge stuwwallen. Zie landschapsvormen kaart.
Op de overzichtskaart zie je dat vooral in het oosten steden gebouwd zijn, dit komt natuurlijk omdat het hier hoog is, en je niet gauw wegzakt.
Op het toppie van de stuwwal is het zelfs wel twintig meter boven het NAP. Je kunt duidelijk zien dat het een soort bergje is, er is maar een heel klein stuk boven de twintig meter. Zie reliëfkaart.

Conclusie:

De meeste mensen gingen niet in het oostelijke, lage gedeelte van de Gooi- en Vechtstreek wonen, ze woonden liever in het wat hogere westen. Hoog en Droog zullen we maar zeggen.

Bronvermelding:

1. Grote bosatlas
2. Wereldwijs handboek
3. Lnadschapsboekje (vorig jaar)
4. Internet: www.kempel.nl
www.natuur.nl

REACTIES

M.

M.

Het westen:

In het westen van de Gooi- en Vechtstreek, is Laagveen. 10.000 jaar gelden begon het al. De meertjes groeiden langzaam dicht door alle planten die in het water terecht kwamen. 4.000 jaar later begint er op de meertjes veenmos te groeien. De meertjes slippen dicht en er ontstaan moerassige gebieden. De laag veen op bodem niveau is drassig en heet Laagveen. Je ziet duidelijk langs de Vecht een groen stuk, dat is klei op veen. Dat alles komt ook door de Vecht. Die heeft in zijn omgeving slip achter gelaten, dat word na een tijdje een dunne laag klei, waarvan het kleidek dunner is dan één meter. Zie Grondsoorten kaart.
Omdat het erg drassig is, is het moeilijk om op het Laagveen te bouwen. Als je toch iets bouwt verzakt het waarschijnlijk erg snel, je zult dus altijd moeten heien. Ook was het vroeger lastig om in een moerassig gebied te wonen, het is natuurlijk niet de veiligste plek, in zo’n moerassig gebied. Ook hier staat in de legenda: veenvlakte plaatselijk bedekt met een dun kleidek. Zie Landschapsvormen kaart.
Je ziet op de overzichtskaart dat in het westen ook alleen Weesp ligt. Verder zijn er geen steden of dorpen in het westen.
De landschapsvorm in het westen is: natuurlijk een veenvlakte, plaatslijk bedekt met dun kleidek.
Ook is het in het westen lager als andere plaatsen in de Gooi- en Vechtstreek. Dat is ook logisch, want het is Laagveen. Het is daar ongeveer vijf meter onder het NAP (Normaal Amsterdams Pijl). Zie reliëfkaart.

Het Midden:

Als je meer naar het oosten gaat kom je bij (volgens de Atlas) overige soorten zand. Zie grondsoorten kaart.
Uit de landschapsvormen kaart blijkt dat, in dit zanderige gebied dekzandruggen en -welvingen zijn.
Zo zijn de dekzandruggen ontstaan: Toen aan het einde van de ‘Weichel-ijstijd felle poolwinden de riviervlakte van het latere Salland teisterde, werden de zandplaten omgevormd tot dekzandplateau’s waarover het zand heen en weer stoof. De zandkorrels verplaatsten zich dicht bij de grond en bleven daardoor voor het merendeel op de hoogten liggen. Ook kwam een gedeelte terecht in de rand van de begroeiing in de geulvormige laagten. Zo vormden zich langgerekte, hoge dekzandruggen vlak langs deze laagten.
Ook is er een complex van daluitspoelingswaaiers. Deze vorm komt door denudatie en sneeuwsmeltwater. Denudatie is het afschuren van de bodem, door verwering wind of ijs, waarbij de ondergrond bloot komt.
In dit zanderige gebied, liggen Bussum en Naarden. Meer naar het zuiden ligt Hilversum. In de buurt van Bussum en Hilversum is bos en veel heide. Zie overzichtskaart.
Ook is het hier wat hoger. Namelijk tussen de vijf en tien meter boven het NAP. Hier is het natuurlijk gunstiger om te bouwen als in het westen bij het veen, het zand in deze omgeving zakt niet zo snel. Zie reliëfkaart.

Het Oosten:

Helemaal in het oosten van de Gooi- en Vechtstreek ligt in het zuiden daarvan een stukje duin- of stuifzand. In het noordoosten ligt net als in het westen van de Gooi- en vechtstreek, een stukje klei op veen. Zie grondsoorten kaart.
Op de hoogte van Bussum en Hilversum ligt een stuwwal.
Zo ontstaan stuwwallen: Gletsjers hebben te maken met het ontstaan van de stuwwallen. 200.000 jaar geleden kwamen vanuit Scandinavië de gletsjers naar ons land. Vooral in het rivierlandschap kwamen de gletsjers terecht. Door het enorme gewicht van het ruim 200 meter dikke ijs werden delen van de bevroren ondergrond weggedrukt, en als grote platen op elkaar gestapeld. Aan de zijkanten van de van de gletsjer ontstonden zo de hoge stuwwallen. Zie landschapsvormen kaart.
Op de overzichtskaart zie je dat vooral in het oosten steden gebouwd zijn, dit komt natuurlijk omdat het hier hoog is, en je niet gauw wegzakt.
Op het toppie van de stuwwal is het zelfs wel twintig meter boven het NAP. Je kunt duidelijk zien dat het een soort bergje is, er is maar een heel klein stuk boven de twintig meter. Zie reliëfkaart.

Conclusie:

De meeste mensen gingen niet in het oostelijke, lage gedeelte van de Gooi- en Vechtstreek wonen, ze woonden liever in het wat hogere westen. Hoog en Droog zullen we maar zeggen.

Bronvermelding:

1. Grote bosatlas
2. Wereldwijs handboek
3. Lnadschapsboekje (vorig jaar)
4. Internet: www.kempel.nl
www.natuur.nl

23 jaar geleden

R.

R.

hey maartje,

we hebben je werkstuk gevonden over het gooi, en we vroegen ons af of je misschien daar meer bronnen over hebt gevonden. want we zitten hier een beetje in een crisis met weinig informatie over gooi - vechtstreek..

anyway alvast bedankt

greetz Robi & wendy

2College-noord - Tilburg

22 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.