Tacitus - Germania

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • Klas onbekend | 1376 woorden
  • 1 juli 2002
  • 72 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
72 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

Tacitus: Germania

1:Grenzen en geografie
Heel Germanië wordt gescheiden van de Galliërs en de Raetiërs en de Pannonii door de Rijn en de Donau, van de Sarmaten en de Daci door wederzijdse vrees en bergen; de oceaan omspoelt de rest, brede inhammen en reusachtige ruimten van eilanden omgevend, nadat onlangs enkele stammen en koningen bekend raakten, die de oorlog verklaarden. (2) De Rijn, die ontspringt in de ontoegankelijke en steile bergtop van de Raetische Alpen, wordt vermengd met de Noordzee, nadat hij zich met een lichte bocht naar het westen heeft gekeerd. (3) De Donau besproeit meerdere volkeren, nadat hij ontsproten is uit de zacht en lichtjes stijgende bergrug van de Abnoba-berg, totdat hij uitmondt langs 6 mondingsarmen in de Zwarte Zee; een zevende arm verzinkt in de delta.

2:Raskenmerken
Ikzelf treed de meningen bij van hen, die menen dat de volkeren van Germanië, onaangetast door huwelijken met vreemde volkeren, een bijzonder en raszuiver volk vormen, enkel gelijkend op zichzelf. (2) En vandaar hebben ze ook allen hetzelfde uitzicht van lichaam, alhoewel het een zo groot aantal mensen is: grimmige blauwe ogen, hoogblond hoofdhaar en een groot lichaam, alleen geschikt voor de aanval; (3) ze hebben niet hetzelfde geduld voor moeizaam en afmattend werk, ze zijn gewoon allerminst dorst en hitte te verdragen, en ook kou en honger omwille van het klimaat en de bodem.

3: Politieke en militaire leiding
Ze kiezen koningen naargelang de adel en legerleiders naargelang de moed. De koningen hebben geen oneindige en vrije macht, en de legerleiders blinken in bewondering meer door voorbeeld dan door gezag uit, als ze zichtbaar en opvallend voor de slaglinie leiden. (2) Voor het overige is noch de doodstraf, noch in boeien slaan noch afranselen toegestaan, behalve aan de priesters, en niet als een straf noch op bevel van de leider, maar als de god het beveelt, die, naar ze geloven, de strijders bijstaat. (3) In de strijd nemen ze beelden en emblemen mee die ze uit de bossen hebben gehaald; wat de voornaamste aansporing tot moed is, is dat niet het toeval en ook niet een toevallige groepering een ruiterijafdeling of wig vormt, maar familie en verwantschappen; want de familieleden zijn in de omgeving, vanwaar het gehuil van de vrouwen en het geschreeuw van de kinderen gehoord wordt. (4) Dezen zijn voor elkeen de heiligste getuigen, dezen zijn de beste supporters; ze brengen hun wonden naar de hun moeders en echtgenotes; en zij zijn niet bang de wonden te tellen en te onderzoeken, en ze bezorgen voedsel en steun aan de strijders.

4: Godenwereld
(1)Van de goden eren ze Mercurius het meest, aan wie ze verplicht zijn op vastgestelde dagen ook mensenoffers te brengen. Hercules en Mars stemmen ze gunstig met toegestane dierenoffers. (2) Een deel van de Sueben offert ook aan Isis; ik ben weinig te weten gekomen over waar de oorsprong en oorzaak voor de vreemde eredienst liggen, behalve dat het beeld zelf, dat gevormd is zoals een slagschip, leert dat het een ingevoerd geloof is. (3) Voor het overige menen ze het niet naar de grootheid van de hemelbewoners om de goden in te sluiten met muren of ze af te beelden naar de 1 of andere aanblik van een menselijk gelaat; ze wijden hun bossen en wouden toe en noemen dat geheim dat ze zich enkel door eerbied voorstellen met namen van goden.

5: De volksvergadering of Ding
(1) De vooraanstaanden beraden zich over kleinere zaken, over grotere zaken beraden ze zich allen, maar toch zo dat ook die dingen, waarvan de beslissing bij het volk ligt, bij de vooraanstaanden van te voorhand behandeld worden. (2) Behalve als er iets toevallig of plots voorvalt, komen ze samen op vastgestelde dagen, bij volle of nieuwe maan: want ze geloven dat dit het gunstigste begin is voor het afhandelen van zaken. Ze tellen niet het aantal dagen, zoals wij, maar het aantal nachten; zo treffen ze regelingen, zo spreken ze af; de nacht lijkt de dag aan te brengen. (3) Uit de vrijheid komt die ondeugd voort dat ze niet tegelijk noch op bevel samenkomen, maar zowel een tweede als een derde dag wordt verspild door het talmen van de deelnemers. Wanneer het de menigte bevalt, zetten ze zich gewapend neer. (4) De stilte wordt opgelegd door de priesters, die dan het recht hebben om te straffen. (5) Daarna wordt koning of stamhoofd, naargelang eenieders leeftijd, naargelang de adel, naargelang de oorlogsroem of naargelang de welsprekendheid gehoord, meer door overtuigingskracht dan door zijn macht om te bevelen. (6) Als het voorstel hen mishaagt, wijzen ze het brommend af; als het hen behaagt, roffelen ze met de speren op hun schilden: met de wapens loven is de meest eervolle vorm van goedkeuring.

6: De rechtsmacht
(1) Ook is het toegestaan bij de volksvergadering aanklacht in te dienen en het proces op leven en dood aanhangig te maken. Het verschil in straf is naargelang het vergrijp. Ze hangen verraders en overlopers op aan de bomen, en ze doen de lafaards, de verwijfden en de viespeuken verdrinken in het moerasslijk, nadat ze erbovenop een vlechtwerk geworpen hebben. (2) De verscheidenheid van straf spruit daaruit voort, zoals het past dat misdaden getoond worden terwijl ze bestraft worden, en zoals het past dat schanddaden verborgen worden. Maar ook voor geringe overtredingen bestaat een straf, naargelang de aard: de veroordeelden worden beboet met een aantal paarden en kleinvee. Een deel wordt overgeleverd aan de koning of het volk, een deel aan hij die in zijn recht gesteld wordt of aan zijn verwanten. (3) In dezelfde volksvergaderingen worden de vooraanstaanden gekozen die recht spreken per gewest en per gehucht; telkens honderd gezellen uit het volk staan telkens 1 vooraanstaande bij, tegelijkertijd als raad en gezag.

7: Huwelijk
(1) En toch zijn er daar strenge huwelijkszeden, men prijst er geen enkel deel van de gebruiken meer; want als enigen van de barbaren zijn ze tevreden met 1 echtgenote, uitgezonderd zeer weinigen, die niet omwille van de lust, maar omwille van de adel meerdere huwelijksaanzoeken krijgen. (2) De echtgenote biedt de bruidsschat niet aan aan de echtgenoot, maar de echtgenoot aan de echtgenote; de ouders en de verwanten zijn aanwezig en keuren de geschenken, geschenken uitgekozen niet om de vrouwelijke pronkzucht, noch om de nieuwe bruid mee te tooien, maar runderen, een geteugeld paard, een schild met een speer en een zwaard. (3) Tegen deze geschenken wordt de echtgenote aanvaard, en zijzelf biedt op haar beurt aan haar man een of ander wapen aan: dit beschouwen ze als de hechtste band, geheime huwelijksriten en de huwelijksgoden. (4) Opdat de vrouw niet zou menen dat ze niets te maken heeft met de beoefening der deugden en met de gevaren van de oorlog wordt ze er door de voortekens zelf van haar beginnend huwelijk op gewezen dat ze komt als bondgenote in werken en gevaren, die en in vrede en in oorlog hetzelfde zal doorstaan en trotseren - dat willen de ossenspannen, het optuigde paard en de gegeven wapens zeggen -; (5) zo moet men leven, zo moet men sterven; ze neemt iets aan om ongeschonden en waardig aan de kinderen over te dragen, iets dat haar schoondochters zullen ontvangen en iets dat zal worden overgeleverd aan haar kleinkinderen.

8: Huwelijkstrouw
Ze leven dus in gesloten kuisheid, niet bedorven door enige verlokking van schouwspelen of door enige prikkeling van feestmalen; de mannen kennen evenmin als de vrouwen het geheim van het schrijven. (2) In dat zo talrijke volk is er zeer weinig overspel, waarvan de bestraffing onmiddellijk aan de man toegelaten is: de man jaagt haar ontbloot uit het huis, na de haren afgesneden te hebben en drijft haar met de zweep door de hele buurt; er is immers geen enkele vergiffenis voor de prijsgegeven kuisheid: noch door schoonheid, noch door jeugd, noch door rijkdom zal zij een man vinden. (3) Niemand immers lacht daar met ondeugden, noch wordt het verleiden en verleid worden een tijdsgeest genoemd. (4) Beter nog doen het die stammen waar enkel de maagden huwen en waar met de hoop en wens om een echtgenote te worden voorgoed komaf wordt gemaakt. (5) Zoals ze 1 lichaam en 1 leven hebben gekregen, zo krijgen ze 1 echtgenoot, opdat daarna geen enkele gedachte is, opdat er geen langere begeerte is, opdat ze niet als het ware van de man maar van het huwelijk zouden houden. (6) Het aantal kinderen beperken of 1 van de nageborenen doden wordt gezien als een misdaad, en daar hebben goede zeden meer waarde dan elders goede wetten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.