Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Scene 1, 2 en 3 van Hoofdstuk 4

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • 1e klas tto vwo | 731 woorden
  • 28 maart 2017
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu

Scene Een:

Personages: Julius, Aemilia, Medus.

De zak van Julius is niet klein. In zijn zak is geld.

Julius heeft geld in zijn zak.

Amilia ziet de zak en vraagt Julius: “Hoeveel munten zijn in jouw zak?”

Julius antwoord: “Honderd.”

Aemilia: “Zitten hier honderd munten in?”

Julius telt het aantal: “Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien. Wat? Maar tien?”

Julius telt het aantal opnieuw: “Een, twee, drie, vier… negen, tien.”

Het aantal munten is niet honderd, maar slechts tien.

Julius: “Wat? In mijn zak zijn niet honderd, maar slechts tien munten!” Waar zijn mijn andere munten? Waar zijn mijn slaven?”

Medus: “Jouw slaaf Medus is hier.”

Julius ziet zijn slaaf Medus, Davus ziet hij niet. Davus is niet aanwezig, maar afwezig. Julius, Aemilia en Medus zijn aanwezig. Julius en zijn andere slaven zijn afwezig.

Julius: “Maar slechts een slaaf aanwezig! Waar is Davus? Roep Davus!”

Medus roept Davus: “Davus!” Maar Davus hoort Medus niet en komt niet. Medus roept Davus opnieuw: “Da-a-vu-us! Kom!”

Davus komt, er zijn nu twee slaven aanwezig.

Scene Twee

Personages: Julius, Amilia, Medus, Davus.

Davus, die zijn baas niet ziet, vraagt Medus: “Wat is er Medus?”

Medus: “St! De baas is aanwezig. Begroet de baas!”

De slaaf begroet de baas: “Hallo, baas!”

De baas begroet de slaaf: “Halo, slaaf!”

Davus: “Wat is er baas?”

Julius: “St! Zwijg, slaaf! Zwijg en luister!” De slaaf zwijgt.

Julius: In mijn zak zijn slechts tien munten. Waar zijn mijn

hondert munten?”

Davus zwijgt, en reageert niet.

Amilia: “Reageer Davus! De baas vraagt je wat!

Davus reageert: ”Jouw geld is hier niet.. Vraag aan Medus!”

Julius vraagt Medus:” Waar zijn mijn munten Medus?”

 Medus antwoord niet.

Julius vraagt het hem weer: ”Waar is mijn geld? Antwoord

slaaf!”

Medus beschuldigt Davus: “Jouw geld ligt in de zak van Davus.

Davus heeft jouw geld.”

Davus: “Wie beschuldigd Medus? Mij?”

Julius: “Zijg Medus! Een slaaf die een andere slaaf beschuldigd

heeft een probleem!” Medus zwijgt.

Julius beschuldigd Davus niet, maar vraagt hem: “Is mijn geld in jouw zak Davus?”

Davus: “In mijn zak is jouw geld niet baas.”

Julius: “Waar is jouw zak?”

Davus: “Hier is hij, mijn zak is hier.”

Julius: “Leg jouw zak op tafel!”

Davus legt zijn zak op tafel. Zijn zak is nu op tafel. Julius legt zijn stok op tafel.

De stok van de baas ligt op tafel.

Davus:  “Kijk, in mijn zak is geen geld!” Julius ziet geen geld in de zak.

In de zak van Davus zijn geen munten. Davus heeft het geld van de baas niet.

Julius: “O! Davus is een gehoorzame slaaf, hij heeft mijn geld niet.

Hier is een munt Davus!” Julius legt een munt in de zak van Davus.

De zak van Davus is momenteel niet leeg, in zijn zak ligt een munt. Davus is blij.

Julius: “Neem jouw zak en ga, gehoorzame slaaf!” Davus pakt zijn zak en vertrekt.

Medus ziet de stok die op tafel ligt. Medus vertrekt ook.

Waarom vertrekt Medus?

Medus vertrekt omdat hij het geld van zijn baas in zijn zak heeft!

Davus en Medus zijn afwezig.

 

 

Scene Drie

Personages: Julius, Aemilia.

Julius:”Davus is een goede slaaf. Hij heeft niet mijn geld. Maar waar is mijn geld Medus? Wie heeft mijn geld?” Medus antwoord niet.

Julius: “Waar is Medus? Waarom reageert hij niet?”

Amilia: “Medus reageert niet, want hij is afwezig. Er zijn geen slaven aanwezig.”

Julius roept Medus: “Medus! Kom!” Maar Medus, die afwezig is, hoort nisk en komt niet.

Julius roept opnieuw: “Mee-duus! Kom, ongehoorzame slaaf!”

Medus komt niet.

Julius: “Waarom komt Medus niet?”

Aemilia: “Medus komt niet, want hij heeft jouw geld! Zijn zak is niet leeg!” Aemilia lacht.

Julius is boos, hij lacht niet.

Julius: “Waar is mijn stok? Julius ziet de stok, die op tafel ligt, niet.

Aemilia:  “Jouw stok ligt op tafel.”

Julius pakt zijn stok en vertrekt.

 

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.