Pyramus et Thisbe

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • 4e klas vwo | 2140 woorden
  • 15 september 2016
  • 22 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
22 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Het begin van de romance
Pyramus et Thisbe, iuvenum pulcherrimus alter, altera, quas Oriens habuit, praelata puellis, contiguas tenuere domos, ubi dicitur altam coctilibus muris cinxisse Semiramis urbem.`
Pyramus en Thisbe, de een de mooiste van de jongemannen, de ander verkozen boven de meisjes, die het Oosten bezat, bewoonden aangrenzende huizen, waar men zegt dat Semiramis de hoge stad heeft omgeven met bakstenen muren.
Notitiam primosque gradus vicinia fecit, tempore crevit amor; taedae quoque iure coissent, sed vetuere patres; quod non potuere vetare: ex aequo captis ardebant mentibus ambo.

Het feit dat zij buren waren zorgde voor de kennismaking en de eerste stappen, door de tijd groeide de liefde, ze zouden zich ook in een wettig huwelijk verbonden hebben, maar de vaders verboden het: wat zij niet konden verbieden: omdat hun geesten bevangen waren door liefde stonden zij beide in gelijke maten in vuur en vlam.
Conscius omnis abest, nutu signisque loquuntur, quoque magis tegitur, tectus magis aestuat ignis.
Niemand merkt het, ze spreken met hoofdknik en tekens en hoe meer het vuur (liefde) wordt bedekt, hoe meer het oplaait.
Fissus erat tenui rima, quam duxerat olim, cum fieret, paries domui communis utrique; id vitium nulli per saecula longa notatum -Quid non sentit amor?- primi vidistis, amantes, et vocis fecistis iter; tutaeque per illud murmure blanditiae minimo transire solebant.
De muur gemeenschappelijk aan beide huizen was gespleten door een smalle scheur, die hij vroeger had opgelopen toen hij gebouwd werd; dit gebrek dat gedurende lange eeuwen door niemand was opgemerkt -Wat merkt de liefde niet?- zagen jullie als eerste, geliefden, en jullie maakten een weg voor jullie stem; en lieve woordjes hadden de gewoonte hierdoor met zeer zacht gefluister over te gaan.
Saepe, ubi constiterant hinc Thisbe, Pyramus illinc, inque vices fuerat captatus anhelitus oris, ‘invide’ dicebant ‘paries, quid amantibus obstas?
Dikwijls, telkens wanneer ze waren gaan staan, aan de ene kant Thisbe, aan de andere kant Pyramus, en telkens wanneer er beurtelings adem van de mond (gefluister) was opgevangen, zeiden zij ‘Jaloerse muur, waarom sta jij geliefden in de weg?
Quantum erat, ut sineres toto nos corpore iungi aut, hoc si nimium est, vel ad oscula danda pateres?
Hoe weinig moeite zou het zijn, om toe te staan dat wij met ons hele lichaam verenigd worden, of als dit te veel is, om te minste open te staan tot het geven van kussen?
Nec sumus ingrati: tibi nos debere fatemur, quod datus est verbis ad amicas transitus auris.’
En wij zijn heel dankbaar: wij geven toe dat wij aan jou te danken hebben, dat er een doortocht gegeven is voor de woorden naar bevriende oren.
Talia diversa nequiquam sede locuti sub noctem dixere ‘vale’ partique dedere oscula quisque suae non pervenientia contra. 

Nadat ze vanaf hun verschillende plaatsen tevergeefs dergelijke dingen hadden gezegd, zeiden ze vlak voor de nacht ‘vaarwel’ en zij gaven ieder aan hun eigen kant kussen die niet aan de andere kant aankwamen.
Een geheime afspraak
Postera nocturnos Aurora removerat ignes, solque pruinosas radiis siccaverat herbas: ad solitum coiere locum.
De volgende Dageraad had de nachtelijke vuren (sterren) verwijderd en de zon had met zijn stralen het berijpte gras gedroogd: ze kwamen samen bij de gebruikelijke plaats.
Tum murmure parvo multa prius questi statuunt, ut nocte silenti fallere custodes foribusque excedere temptent, cumque domo exierint, urbis quoque tecta relinquant, neve sit errandum lato spatiantibus arvo, conveniant ad busta Nini lateantque sub umbra arboris: arbor ibi niveis uberrima pomis, ardua morus, erat, gelido contermina fonti. 
Toen, nadat zij eerst met zacht gefluister veel hadden geklaagd, spraken zij af om te proberen in de stille nacht hun bewakers (ouders) te misleiden en de deur uit te gaan en nadat zij het huis uit zijn gegaan, ook de huizen van de stad achter te laten en om te voorkomen dat er gedwaald moet worden door hen die rondwandelen over het wijde veld om samen te komen bij het graf van Ninus en zich schuil te houden onder de schaduw van een boom: daar was een boom zeer rijk aan sneeuwwitte vruchten, een hoge moerbeiboom, grenzend aan een koude bron.
Pacta placent; et lux, tarde discedere visa praecipitatur aquis, et aquis nox exit ab isdem.
De afspraken vallen in de smaak; en het licht dat langzaam scheen weg te gaan stortte zich in het water en uit hetzelfde water kwam de nacht tevoorschijn.     De ontsnapping van Thisbe
Callida per tenebras versato cardine Thisbe egreditur fallitque suos adopertaque vultum pervenit ad tumulum dictaque sub arbore sedit: audacem faciebat amor.
De slimme Thisbe, nadat de deur geopend was, ging door de duisternis naar buiten en bleef verborgen voor haar ouders en met gesluierd gezicht kwam ze aan bij de grafheuvel en ze ging zitten onder de afgesproken boom: de liefde maakte haar dapper.
Venit ecce recenti caede leaena boum spumantis oblita rictus depositura sitim vicini fontis in unda; quam procul ad lunae radios Babylonia Thisbe vidit et obscurum timido pede fugit in antrum, dumque fugit, tergo velamina lapsa reliquit.

Kijk, daar kwam een leeuwin, haar schuimende bek besmeurd met vers bloed van koeien, die op het punt staat haar dorst te lessen in het water van de naburige bron; de Babylonische Thisbe zag haar uit de verte bij de stralen van de maan en vluchtte met angstige tred naar de donkere grot en terwijl ze vluchtte, liet ze haar sluier achter die van haar rug gegleden was.
Ut lea saeva sitim multa conpescuit unda, dum redit in silvas, inventos forte sine ipsa ore cruentato tenues laniavit amictus.
Zodra de woeste leeuwin haar dorst heeft gelest met veel water, verscheurde ze terwijl ze terugkeerde naar de bossen, met haar bebloede bek de toevallig gevonden dunne sluier zonder haar zelf.       Pyramus komt te laat
Serius egressus vestigia vidit in alto pulvere certa ferae totoque expalluit ore Pyramus; ut vero vestem quoque sanguine tinctam repperit, ‘Una duos’ inquit ‘nox perdet amantes, e quibus illa fuit longa dignissima vita; nostra nocens anima est.
Pyramus die te laat was weggegaan zag de zekere sporen van een wild dier in het mulle zand en hij verbleekte met heel zijn gezicht, maar zodra hij ook het met bloed gekleurde kledingstuk vond, zei hij ‘Een nacht zal twee geliefden ten gronde richten, van wie zij een lang leven het meest waardig was; mijn geest is schuldig.
Ego te, miseranda, peremi, in loca plena metus qui iussi nocte venires nec prior huc veni.
Ik heb jou ,beklagenwaardige, gedood, ik die bevolen heb om ‘s-nachts te komen naar een plaats vol gevaar en ik die niet eerder hierheen gekomen ben.
Nostrum divellite corpus et scelerata fero consumite viscera morsu, o quicumque sub hac habitatis rupe, leones!
O leeuwen, jullie die wonen onder deze rots (grot), verscheur mijn lichaam en eet mijn misdadige ingewanden op met woeste beet.
Sed timidi est optare necem.’
Maar het is eigen aan een lafaard om te vragen om de dood.
Velamina Thisbes tollit et ad pactae secum fert arboris umbram, utque dedit notae lacrimas, dedit oscula vesti, ‘Accipe nunc’ inquit ‘nostri quoque sanguinis haustus!’
Hij pakte de sluier van Thisbe op en bracht hem met zich mee naar de schaduw van de afgesproken boom en zodra hij tranen en kussen gegeven heeft aan het bekende kledingstuk, zei hij ‘ontvang nu ook slokken van mijn bloed!’

Quoque erat accinctus, demisit in ilia ferrum. 
Het zwaard waarmee hij was omgord liet hij neerkomen in zijn buik.
Nec mora, ferventi moriens e vulnere traxit et iacuit resupinus humo: cruor emicat alte, non aliter, quam cum vitiato fistula plumbo scinditur et tenui stridente foramine longas eiaculatur aquas atque ictibus aera rumpit.
Zonder uitstel, trok hij het zwaard stervend uit de gloeiende wond en ging hij achterover op de grond liggen: het bloed spoot hoog naar buiten, zoals wanneer een waterleiding, als het lood niet deugt, stuk barst en door een sissend scheurtje lange stralen water naar buiten spuiten en de lucht doorpriemen, stoot op stoot.
Arborei fetus adspergine caedis in atram vertuntur faciem, madefactaque sanguine radix purpureo tinguit pendentia mora colore.
De vruchten van de boom veranderden in een donkere uiterlijk door het spatten van het bloed en de wortel die door het bloed nat is gemaakt kleurde de hangende moerbeibessen met een purperen kleur.
Thisbe vindt Pyramus
Ecce metu nondum posito, ne fallat amantem, illa redit iuvenemque oculis animoque requirit, quantaque vitarit narrare pericula gestit; utque locum et visa cognoscit in arbore formam, sic facit incertam pomi color: haeret, an haec sit.
Kijk, hoewel zij haar angst nog niet van zich had afgezet, keerde ze terug om haar geliefde niet teleur te stellen, met haar ogen en geest zocht ze de jongeman en ze verlangde te vertellen hoeveel gevaren ze heeft ontweken; weliswaar herkent ze de plaats en de vorm in de geziene boom, maar de kleur van het fruit maakt haar onzeker: ze twijfelt, of dit hem is.
Dum dubitat, tremebunda videt pulsare cruentum membra solum retroque pedem tulit oraque buxo pallidiora gerens exhorruit aequoris instar, quod tremit, exigua cum summum stringitur aura.

Terwijl ze twijfelt ziet ze de stuiptrekkende ledematen op de bebloede grond slaan en ze deed een stap achteruit en terwijl ze een gezicht bleker dan buxushout had, huiverde ze net zoals de zee die trilt wanneer hij aangeraakt wordt aan de oppervlakte door een lichte bries.
Sed postquam remorata suos cognovit amores, percutit indignos claro plangore lacertos et laniata comas amplexaque corpus amatum vulnera supplevit lacrimis fletumque cruori  miscuit et gelidis in vultibus oscula figens ‘Pyrame,’ clamavit, ‘quis te mihi casus ademit? Pyrame, responde! Tua te carissima Thisbe nominat; exaudi vultusque attolle iacentes!’
Maar nadat ze op een afstand haar geliefde had herkent sloeg ze met luid gejammer op haar armen, die dat niet verdient hadden en zich de haren uitrukkend en het geliefde lichaam omhelzend vulde ze de wonden met tranen en mengde ze de tranen met bloed en terwijl ze kussen drukte op zijn ijskoude gezicht, riep ze ‘Pyramus, welk ongeluk heeft jou van mij weggenomen? Pyramus, geef antwoord! Jouw zeer geliefde Thisbe roept jou; luister en doe je gesloten ogen open!’
Ad nomen Thisbes oculos a morte gravatos Pyramus erexit visaque recondidit illa.
Bij het horen van de naam Thisbe opende Pyramus zijn ogen, die door de dood al zwaar gemaakt waren en nadat hij haar had gezien sloot die ze weer.                       Thisbe volgt het voorbeeld van Pyramus
Quae postquam vestemque suam cognovit et ense vidit ebur vacuum, ‘tua te manus’ inquit ‘amorque perdidit, infelix! Est et mihi fortis in unum hoc manus, est et amor: dabit hic in vulnera vires.
Nadat zij haar sluier herkende en de schede zonder zwaard zag, zei ze ‘ongelukkige, jouw had en jouw liefde hebben jou gedood. Ook ik heb een dappere hand voor dit ene ook ik heb liefde: deze (liefde) zal kracht geven om me te verwonden
Persequar extinctum letique miserrima dicar causa comesque tui; quique a me morte revelli heu sola poteras, poteris nec morte revelli.
Ik zal jou volgen in de dood en ik zal genoemd worden; de zeer ongelukkige oorzaak en metgezel van jouw dood; en jij die door de dood alleen van mij kon worden weggedrukt ach, zal ook door de dood niet worden weggedrukt.
Hoc tamen amborum verbis estote rogati, o multum miseri meus illiusque parentes, ut quos certus amor, quos hora novissima iunxit, conponi tumulo non invideatis eodem.
Toch moet dit aan u gevraagd worden uit naam van ons beide, o zeer ongelukkige vaders van mij en van hem, dat jullie niet misgunnen, dat zij die een hechte liefde, die het laatste uur hebben verbonden, bijgezet worden in een graf.

At tu, quae ramis arbor miserabile corpus nunc tegis unius, mox es tectura duorum, signa tene caedis pullosque et luctibus aptos semper habe fetus, gemini monimenta cruoris.’
Maar jij boom, die met je takken nu het beklagenswaardige lichaam van een bedekt, jij zult spoedig de lichamen van twee bedekken, houd de tekenen van het bloed vergieten en je moet altijd donkere vruchten en passend bij rouw hebben, dubbele gedenktekens van het bloedvergieten.
Dixit et aptato pectus mucrone sub imum incubuit ferro, quod adhuc a caede tepebat.
En nadat ze het zwaardpunt helemaal onderaan haar borst had geplaatst storten ze zich op het zwaard, dat nog lauw was van het bloed.
Vota tamen tetigere deos, tetigere parentes: nam color in pomo est, ubi permaturuit, ater, quodque rogis superest, una requiescit in urna. 
Toch ontroerde haar smeekbeden de goden en vaders: want de kleur in de vruchten is, zodra ze rijp geworden zijn, donker, en wat erover is van de brandstapels, rust in een urn.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.