Pyramus en Thisbe
Pyramus en Thisbe, de een was de mooiste van de jongemannen, de ander was uitstekend boven de meisjes, die het Oosten had, bewoonden aan elkaar grenzende huizen, waar gezegd wordt dat Semiramis de hoge stad omgeven heeft met muren van gebakken tegels. Het feit dat ze naast elkaar woonden maakte (veroorzaakte) een kennismaking en de eerste stappen (op het pad van de liefde), met de tijd groeide de liefde; zij zouden ook samen zijn gekomen door de normale gang van zaken van het huwelijk, maar (dit hebben) de vaders verboden; wat zij niet konden verbieden, dat hun zielen door de liefde waren gegrepen, stonden zij beide evenveel in vuur en vlam. Elke medewetende is afwezig; zij spraken met een teken en een hoofdknik, en naarmate het meer werd bedekt, laaide het vuur meer op.
De muur, gemeenschappelijk aan beide huizen, was gespleten door een dunne scheur, die hij lang geleden opgelopen had, toen hij werd gemaakt. Dat gebrek, door niemand door de lange eeuwen opgemerkt (wat merkte de liefde niet op?), hebben jullie, geliefden, als eerste gezien en jullie hebben die tot een weg voor de stem gemaakt en lieve woordjes gingen gewoonlijk veilig daar doorheen, door zeer zacht gefluister. Vaak, wanneer Thisbe aan de ene kant, Pyramus aan de andere kant was gaan staan, en zij om beurten de adem van de mond hebben geprobeerd op te vangen, zeiden zei: “Jaloerse muur, waarom sta jij de geliefden in de weg? Was het teveel gevraagd, om toe te staan dat wij met het gehele lichaam verbonden worden, of, als dat teveel is, tenminste ruimte voor het geven van kussen te bieden.
Maar wij zijn niet ondenkbaar; wij geven toe aan jou verschuldigd te zijn, aan woorden een doorgang is gegeven voor geliefde oren.” Zij zeiden “vaarwel”, nadat zij tevergeefs bij het vallen van de nacht op een afzonderlijke plek zulke dingen hadden gezegd en zij gaven kussen, ieder aan hun eigen deel, die niet doordrongen naar de overkant. De volgende morgen (dageraad) had de vuren van de nacht verjaagd en de zon had met zijn stralen de planten (kruiden), nat van de dauw, droog gemaakt. Bij de gewoonlijke plek kwamen zij samen.
Nadat zij eerst veel geklaagd hadden, spraken zij op dat moment met zacht gefluister af, opdat zij in de stille nacht de bewakers probeerden af te leiden en uit de deur weg te gaan, en wanneer zij van huis zouden weggaan, ook de huizen van de stad te verlaten, en opdat zij niet, terwijl zij op het uitgestrekte platteland liepen, hoefden te verdwalen en samen te komen bij het graf van Ninus en zich schuil te houden onder de schaduw van een boom; daar was een boom, zeer rijk aan sneeuwwitte vruchten, een hoge moerbeiboom, naast een ijskoude bron.
De afspraken bevielen ze. En het licht, dat langzaam lijkt weg te gaan, stort zich in het water en uit hetzelfde water komt de nacht naar boven. Omzichtig kwam Thisbe door de duisternis naar buiten, nadat zij de deur had geopend, en zij bedroog de hare en nadat zij haar gezicht met een sluier had bedekt, kwam zij bij de grafheuvel en zij ging zitten onder de afgesproken boom. De liefde maakte haar overmoedig. Kijk! Een leeuwin nadert, haar schuimende bek besmeurt met het verse bloed van ossen, om haar dorst te lessen in het water van de naburige bron.
Thisbe uit Babylon ziet haar vanuit de verte in de stralen van de maan en in het donker vlucht zij met bange voet nar een grot; en terwijl zij vlucht, verliest zij haar sluier, die van haar schouder was gegleden. Toen de woeste leeuwin met veel water haar dorst had bedwongen, verscheurde zij de gevonden dunne sluier, zonder Thisbe zelf, met haar bebloede bek, terwijl zij teruggaat, de bossen in. Nadat Pyramus te laat naar buiten was gekomen, zag hij duidelijke voetsporen in het mulle zand van een wild dier en verbleekte hij (met zijn hele gezicht); als hij bovendien de met bloed roodgekleurde sluier vindt, zegt hij: “Eén nacht richt twee geliefden te gronde, van wie zij het meest een lang leven waardig was;
Mijn gedachte is schuldig, ik heb jou, beklagenswaardige, gedood, ik die bevolen heb dat jij ’s nachts naar plekken vol vrees moest komen, die niet eerder hierheen kon komen. Verscheur mijn lichaam en eet mijn misdadige ingewanden met woeste beten op, oh leeuwen, jullie die wonen onder deze rotsen. Maar het is aan een lafaard de dood te kiezen.” Hij pakt de sluier van Thisbe en hij nam het met zich mee naar de schaduw van de afgesproken boom en zodra hij zijn tranen gaf aan het bekende kledingstuk, gaf hij ook kussen en hij zei: “Drink nu ook mijn bloed op.” En hij stak het zwaard, waar hij van voorzien was, in zijn ingewanden, en onmiddellijk, terwijl hij stierf, trok hij het zwaard uit de wond, waaruit het bloed omhoog spoot, en hij viel achterover op de grond;
Het bloed spoot hoog naar buiten, niet anders dan als bij een beschadigde pijp, wanneer het lood gebarsten is en door een dunne sissende opening veel water naar buiten wordt gespoten en met de stralen de lucht doorklieft. De vruchten van de boom veranderen door het spatten van bloed in een zwart uiterlijk en de met het bloed bevochtigde wortels kleuren de hangende moerbeien met een purperen kleur.
Kijk, nog niet bekomen van haar schrik, om haar minnaar niet teleur te stellen, komt zij terug, en kijkt met verlangen naar de jongeman uit, en zij popelt van verlangen om te vertellen aan weke grote gevaren zij is ontkomen. En ook al herkent zij de plaats van de afspraak en de gedaante van de boom als zij die ziet, toch maakt de kleur van de vrucht haar onzeker: ze aarzelt of dit hem wel is. Terwijl zij staat te twijfelen, ziet zij opeens stuiptrekkende ledematen tegen de bebloede bodem slaan, en zij deed een stapje terug en met een gezicht bleker dan buxushout kreeg zij kippenvel, gelijk aan de zeespiegel die zich rimpelt, wanneer het oppervlak door een licht briesje wordt bestreken. Maar nadat zij, toen zij weer was blijven staan, haar eigen geliefde had herkend, slaat zij met luide slag tegen haar onschuldige bovenarmen, en vulde zij, zich de haren uitrukkend en het geliefde lichaam omarmend, de wonden met haar tranen aan en vermengde zij haar zee van tranen met zijn bloed, en terwijl zij kussen gaf aan zijn ijskoude gelaat riep zij: “Pyramus, welk onheil nam jou van mij weg? Pyramus, geef antwoord! Jouw allerliefste Thisbe roept je: luister en doe je gesloten ogen open!” Bij het horen van de naam van Thisbe richtte Pyramus zijn door de dood al zwaar gemaakte ogen omhoog en deed ze weer dicht nadat hij haar had herkend.
En zíj, nadat zij haar eigen sluier had herkend en de ivoren schede zonder het zwaard had gezien, sprak: “Jouw eigen hand of de liefde richtte jou te gronde, ongelukkig! Ook ík heb een sterke hand tot dit ene, ook ik heb liefde: die zal mij de kracht geven tot het toebrengen van een dodelijke wond. Ik zal de overledene tot het eind toe volgen en ik zal de allerongelukkigste oorzaak én de allerongelukkigste deelgenoot van jouw dood worden genoemd; en jij die, aan mij, ach!, door de dood alleen kon worden ontrukt, zult zelfs niet door de dood aan mij kunnen worden ontrukt! Weest, uit naam van beiden tenminste hierom gevraagd, o diep bedroefde ouders van mij en van hem, dat gij ons, die een échte liefde, die zelfs het laatste levensuur verbond, niet misgunt te worden bijgezet in één en hetzelfde graf. Maar jij, boom, die met zijn takken nu het beklagenswaardig lichaam van slechts één bedekt, weldra zul jij de lichamen van twéé bedekken, jij moet de tekens van de gewelddadige dood bewaren en jij moet voor altijd donkere, want voor rouwbeklag geschikte, vruchten dragen, als herinneringen aan het tweevoudig bloedergeiten!” Zo sprak zij en met de zwaardpunt onderaan op haar borst gericht liet zij zich vallen op het ijzeren zwaard, dat nog steeds warm was van het vergoten bloed. Haar wensen in elk geval maakten indruk op de goden, maakten ook indruk op de ouders: want, inderdaad, de kleur in de boomvrucht is, zodra zij volledig rijp is gew2oden ,zwart: en wat nog over is van hun brandstapels, dat rust in één urn.
REACTIES
1 seconde geleden