Epistulae VI, 7
Gaius Plinius groet zijn Calpurnia.
Je schrijft dat je door mijn afwezigheid zeer erg wordt getroffen en dat je troost hebt namelijk dat je in plaats van mij mijn brieven vasthoudt maar dat jij je dikwijls ook plaatst op mijn plaats.
Het is lief dat jij ons mist, het is lief dat jij tot rust komt door deze verzachtende middelen; ik op mijn beurt lees jouw brieven elke keer opnieuw en steeds neem ik ze naar mijn handen als nieuw.
Maar des te meer word ik aangewakkerd door het verlangen naar jou: want van deze van wie de brieven zoveel lieflijkheid hebben, hoeveel van zachtheid is er dan in de gesprekken van deze!
Jij, toch schrijf zoveel mogelijk, hoewel dit mijzozeer bevalt dat het mij kwelt.
Gegroet.
REACTIES
1 seconde geleden