VERDEDIGING
Toen de ambtenaar mij beval te antwoorden, kon ik eerst niets anders dan te wenen, en dan
eindelijk, als met hulp van de goden, begon ik zo: “Ik weet goed hoe hard het is, jullie te
overtuigen van mijn onschuld, wanneer drie lijken van burgers zijn uitgestald. Maar als jullie
jullie welwillende oren aan mij willen verschaffen, zal ik jullie makkelijk tonen dat ik door
onrecht wordt beschuldigt.
Toen ik dronken van een nachtelijk feest terugkwam -welke misdaad die ik niet zal ontkennen-
zag ik net voor de deur van mijn gastheer een aantal heel brutale bandieten, die probeerden
binnen te dringen en overlegden over de ondergang van de ondergang van de bewoners. Ik viel
deze aan met een zwaard, maar die barbaren bleven niet staan, integendeel, ze bleven
boosaardig staan.
De slagorde werd opgesteld. De leider zelf greep mijn haren vast en probeerde me af te maken
met een steen. Maar gelukkig kon ik hem doorsteken, en weldra de tweede, die niet aflatend
aan mijn voeten trok, met een zekere slag door de schouder. Tenslotte overwon ik de derde,
die heel voorzichtig op mij toe liep. Zo heb ik het huis van mijn gastheer beschermd niet om
gestraft te worden, maar ik geloofde van het publiek lof te ontvangen.
DE VEROORDELING
Nadat dit gesproken was, welde er opnieuw een lach op, en smeekt ik nu eens hier, dan eens
daar. Toen ik geloofde dat ze door menslievendheid ontroerd waren, merkte ik dat het hele
volk schaterlachte, zelfs mijn goede gastheer Milo, die zich slap lachte:“Wat een trouw, wat
een medelijden”, zegt Lucius,“Ik althans heb mensen gedood voor het welzijn van mijn
gastheer. Nu wordt ik ook beschuldigt van die zaak, maar zelfs mijn gastheer lacht om mijn
ondergang.”
Maar onmiddellijk liep een vrouw naar beneden, betraand en gekleed in zwarten kleren, en een
kleine jongen gedragen op de boezem; gevolgd door een hevig droevige oude vrouw. Beide
vrouwen riepen:“Heb medelijden met onze echtgenoot en zoon! Kom zeker de kleine jongen
ter hulp en zeg het recht over deze rover!” Daarna stond de magistraat op en zei aan het
volk:”Ook al is alles duidelijk, toch blijft er één ding over: de overige bondgenoten van de
grote misdaad moeten worden opgezocht. Want het is immers onwaarschijnlijk dat één man
drie jongemannen gedood heeft. Daarom moet door foltering de waarheid afgedwongen
worden!” Onmiddellijk werd vuur en rad binnengebracht.
DE ONTKNOPING
(niet volledig!)
Een beetje later kwamen de magistraten zelf binnen in ons huis, en één van de twee zei:”Wij
kennen jouw waardigheid, meester Lucius, en deze zaak heb jij niet tot het einde doorstaan
omwille van een belediging. Onwetend heb je deelgenomen aan een spel dat wij jaarlijks vieren
voor de God van de Lach. Alle burgers bieden jouw voor deze bewezen dienst een eer aan:
want ze hebben beslist dat jouw afbeelding in brons komt te staan.”
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden