Cicero In Catilinam I, 1-6

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • 6e klas aso | 740 woorden
  • 29 oktober 2006
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test

1. Catilina, hoelang zal je ons geduld uiteindelijk nog misbruiken? Hoelang zal jouw woede ons bespotten? Hoelang zal jouw teugelloze roekeloosheid voorthollen? Heeft het nacvhtelijk garnizoen op de Pallatijn je niet geraakt, noch de wachters van de stad, noch de vrees van het volk, en ook het samenlopen van alle goeden niet, of de streng bewaakte plaats waar de Senaat gehouden wordt? Of de gezichten en de blikken van de mensen hier? Voel je niet dat jouw plannen duidelijk zijn? Zie je niet dat je samenzwering vastgehouden wordt daardat iedereen hier het al weet? Wie van ons, denk je, weet niet wat je de voorbije nacht en de nacht daarvoor gedaan hebt? Waar je geweest bent, wie je samengeroepen hebt, wat voor plan je gemaakt hebt?
2. Wat een tijden! Wat een gewoontes! De Senaat begrijpt het, de consul ziet het en toch leeft hij. Leven? Meer nog, hij komt in de Senaat, neemt deel aan een openbare vergadering, hij voorziet elk van ons van een merkteken en wijst elk van ons aan met zijn ogen om ons te vermoorden. Maar wij, sterke mannen hebben de indruk genoeg te doen voor de Republiek als we zijn woede en wapens vermijden. Het was al eerder nodig, Catilina, dat jij ter dood gebracht werd op bevel van de consul en het onheil dat jij al lang beraamt voor ons, op jou te richten.
3. Heeft Publius Scipio, een zeer achtenswaardig man, en opperpriester, Tiberius Gracchus die de toestand van de Republiek lichtjes deed wankelen persoonlijk vermoord, en zullen wij, consuls, Catilina verdragen, die de hele wereld met moord en brand wil verwoesten? Want ik sla de te oude voorbeelden over, dat Gaius Servilius Ahala, Spurius Maelius, die een revolutie voorbereidde, met zijn eigen handen heeft gedood. Er was, ooit was er in deze republiek zo’n deugdzaamheid dat sterke mannen een verderfelijk burger met zwaardere straffeb in bedwang hielden, dan de felste vijand. Catilina, we hebben een senatus consultum tegen jou, fel en ernstig. Het ontbreekt de republiek niet aan raad en autoriteit van deze orde, wij, ik zeg het openlijk, wij consuls schieten tekort.
4. Ooit heeft de Senaat beslotem dat consul L. Opimius erop moest toezien dat de republiek geen schade zou leiden, er ging geen nacht voorbij of Gajus Gracchus werd vermoord wegens bepaalde verdachtmakingen van opstand, ondanks zijn uiterst beroemde vader, grootvader en voorouders en ook ex-consul Fulvius werd vermoord met zijn kinderen. De republiek werd door een gelijkaardig senatus consultum toevertrouwd aan de consuls, Marius en Valerius. De officiële doodstraf heeft Saturnius, volkstribuun en Servilius, praetor, daarna toch geen dag meer laten wachten? Maar wij verdragen al twintig dagen lang hoe de scherpte van het gezag van deze senatoren bot wordt, we hebben immers een dergelijk senatus consultum, maar die blijft dode letter, alsof het een zwaard is dat in de schede zit weggestopt. En door dit senatus consultum past het dat jij, Catilina, dadelijk gedood wordt. Je leeft, en je leeft niet om je lef af te leggen maar om het te bevestigen. Ik wil graag, geachte heren senatoren, genadig zijn, en ik wil niet lichtzinnig lijken bij zo’n grote gevaren voor de Republiek, maar ik veroordeel mezelf al wegens traagheid en onkunde.
5. Er is een kamp in Italië tegen het Romeinse volk, in de bergpassen van Etrurië geplaatst. Het aantal vijanden stijgt met de dag. Maar de aanvoerder van dat kamp en de leider van de vijand zien we binnen de muren, en zelfs in de Senaat, terwijl hij elke dag van binnenuit een of ander onheil voor de Republiek beraamt. Catilina, als ik beveel jou te vatten en te doden, dan, denk ik, zal ik niet moeten vrezen dat alle goeden zeggen dat dit te laat door mij gedaan is, maar eerder dat iemand zegt dat dit te wreed door mij gedaan is. Maar om zekere reden wordt ik er nog niet toe gebracht te doen wat al veel eerder gedaan moest zijn. Dan zul je tenslotte gedood worden, wanneer niemand meer gevonden kan worden, zo slecht, zo verdorven dat hij beweert dat het niet terecht gedaan is.
6. Zolang er iemand is die je durft verdedigen, zal je leven, en je zal leven zoals je nu leeft, tegengehouden door mijn vele en sterke wachtposten, opdat je niet in opstand kan komen tegen de republiek. De ogen en oren van velen zullen jou, zonder dat jet merkt, bespieden en bewaken, zoals ze tot nu toe gedaan hebben.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.