Cicero: eerste deel catalinarissen

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • 6e klas aso | 1917 woorden
  • 7 november 2003
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 5
12 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

6. Inderdaad Catilina, waar wacht u nog op, als noch de nacht met haar duisternis de misdadige bijeenkomsten kan verbergen, noch de privé-woningen de stemmen van de samenzwering geheim kunnen houden, (maar) als alles in het felle licht staat, als alles uitbreekt?
Beweeg van nu af aan die geest (=verander van gedachten) , geloof mij, u moet moord en brandstichting vergeten. Je wordt van overal vastgehouden (je zit volledig vast) je hele vergadering is ons klaarder dan licht (de dag). Sta me toe ze met jou nu dadelijk/volledig door te nemen.
7. Herinner je je nog dat ik op 21 oktober in de senaat zei dat Calium Manlium .................. maar wel om jouw plannen te verijdelen.
Niets doe je, niets beraam je, niets bedenk je, wat ik niet enkel hoor, maar ook zie, en volledig van op de hoogte ben.
Overloop dan samen met mij die (negatief) voorlaatste nacht: dan zou je inzien dat ik veel scherper waak over het welzijn (van de staat) dan jij (waakt) over de ondergang van de staat. Ik beweer dat jij vorige nacht in de Zeisenmakersstraat -ik zal niet vaag zijn- naar het huis van M. Laeca bent gekomen, en dat daar ook verscheidene van uw bondgenoten in de misdaad en de waanzin zijn gekomen. Je durft toch niet meer te ontkennen? Waarom zwijg je? Als je het ontkent, dan zal ik het bewijzen. Ik zie hier in de senaat namelijk enkelen ‘zijn’, die daar samen met jou zijn geweest.
9. Oh onsterfelijke goden! Waar ter wereld zijn wij? Wat voor staat hebben wij? In wat voor een stad leven wij? Hier op dit meest ontastbare, dit plechtigste college –ter wereld-, hier zijn er onder ons, heren senatoren, mensen die over ons aller ondergang, over de vernietiging van deze stad, en zelfs van de hele wereld nadenken. (beramen)
Ik, consul, zie hen, en vraag hun mening van de staatsvergadering, en zij die horen afgemaakt te zijn door mijn zwaard, verwond ik niet eens met mijn woorden/ stem.
Jij bent dus bij Laeca geweest, die nacht, Catilina. Je hebt Italië verdeeld, je hebt bepaald waarheen het je beviel dat iedereen zou vertrekken, je koos hen uit die je in Rome zou achterlaten, en hen die je met jou zou meenemen. Je hebt de delen van de stad stuk voor stuk aangewezen voor brandstichting. Je bevestigde dat je zelf spoedig zou vertrekken/al weg zou zijn, maar je zei dat je wel nog een klein oponthoud had, omdat ik nog in leven was. Er zijn twee Romeinse ruiters gevonden die je wouden bevrijden van die zorg, en die beloofden mij diezelfde nacht nog, een beetje voor dageraad, in mijn slaap/bed te doden.
10. Ik ben dit alles te weten gekomen, nog maar pas nadat jullie vergadering was afgelopen. Mijn huis heb ik verdedigd en beschermd door betere bewaking. Ik heb hen buiten gesloten die je had gezonden om me ’s morgens te groeten, van wie ik aan veel hooggeplaatste personen had voorspeld dat ze op dat moment naar mij gingen komen.
Ga door met hetgeen je begonnen was, Catilina, aangezien alles toch aan het licht is gekomen: ga eindelijk weg uit de stad! De poorten staan wijd open, vertrek! Te lang al mist dat kamp van Manlius een opperbevelhebber als u. Leidt samen met jou al de jouwe weg, en als het er minder zijn, (neem er) dan toch zoveel mogelijk (mee), zuiver de stad. Je zou me van een grote vrees verlossen, wanneer er een muur is tussen jou en mij. Je kan niet langer bij ons verblijven, ik kàn het niet, ik màg het niet, ik wil het niet goedkeuren.
11. We moeten de onsterfelijke goden enorm dankbaar zijn en vooral dan Juppiter de beschermer, de oudste bewaker van deze stad, daar we aan deze walgelijke, huiveringwekkende, en de staat zozeer bedreigende pest zo dikwijls al zijn ontsnapt. Het mag nooit meer voorkomen dat het voortbestaan van de staat afhangt van één persoon. Al die tijd dat jij me, als toekomstige consul, hebt belaagd, Catilina, heb ik me niet met staatwacht, maar mijn persoonlijke oplettendheid verweerd. Toen je, bij de laatste consulverkiezingen, mij als consul en je tegenstanders op het Marsveld hebt willen vermoorden, heb ik je misdaad de kiem in gesmoord, met behulp van vrienden en ordetroepen, zonder in het openbaar alarm te slaan. (er is geen enkele lichting in de staat gehouden). Eigenlijk heb ik, zo vaak u mij trachtte te treffen/mij hebt belaagd, dat door eigen middelen verhinderd omdat ik inzag dat mijn ondergang verbonden was met een grote ramp voor de staat.
12. Nu is het zo ver gekomen dat je openlijk toegeeft de staat in zijn geheel te willen treffen. (nu belaagt u al openlijk de hele staat!) De tempels van de onsterfelijke goden, de huizen van de stad, het leven van elke burger, heel Italië doemt u tot vernietiging en ondergang.
Daarom, omdat ik niet durf te doen, datgene wat het eerste nodig (=omdat ik het belangrijkste niet durf te doen) en in overeenstemming met deze functie en de traditie van onze voorouders is, doe ik wat mild is op vlak van strengheid, wat nuttig is op vlak van algemeen veiligheidsbelang. Want als ik beval je te doden, bleef toch nog de rest van de samenzweerders in de staat achter. Maar als je vertrekt, waartoe ik je reeds lange tijd aanspoor, schep je de de massa van uw bendeleden –dat grondsop dat de staat ten verderve voert- uit de stad.
13. Wel, Catilina? U aarzelt toch niet, nu ik het beveel te doen wat u eigenlijk zelf al wilde? Een vijand krijgt van een consul het bevel uit de stad te vertrekken. U vraagt mij: toch niet in ballingschap? Ik geef dat bevel niet, maar als u het mij vraagt, raad ik het u aan.
Wat is het, Catilina, dat je nog kan boeien in deze stad? Deze stad, waarin er niemand is die je niet vreest, niemand die je niet haat, buiten die verdorven samenzweerdersbende. Welk brandmerk (bij slaven aangebracht, die hadden gepoogd te ontsnappen) van privé-levenbelastering (=familieschande) is niet ingebrand in je leven? (is niet uw huiselijk leven door alle mogelijke schandalen gebrandmerkt?) Welke schande in uw leven met betrekking tot anderen hangt, kleeft niet aan uw reputatie? Welke begeerte is u vreemd gebleven (=aan uw ogen onttrokken gebleven, lett.) welke misdaad is ooit aan uw handen vreemd gebleven? (welke misdaad heb je nooit begaan?) welk schandaal is (ooit) vreemd gebleven aan uw gehele lichaam? (nooit ontbrak in uw ogen de wellust, in uw handen de misdaad, in heel uw lichaam de liederlijkheid.)
Welke jongeling die in de verlokkingen van uw verdorvenheid verstrikt raakte, heeft u niet voor een brutale daad het zwaard, voor wellust een fakkel aangereikt?
14. Waarachtig, toen u nog nauwelijks door de dood van uw vorige vrouw het huis leegmaakte voor een nieuw huwelijk, bekroonde je die misdaad toch wel met zelfs nog een andere ongelooflijke misdaad? Aan die ga ik voorbij, en doe er zonder moeite het zwijgen toe om niet te laten uitschijnen dat in deze samenleving de zo’n monsterachtige misdaad èn zich heeft kunnen voordoen, èn onbestraft is gebleven. Ik ga ook voorbij aan de ruines van jouw fortuinen (aan jouw geldproblemen), die jij in hun volle omvang op jou zal voelen drukken op de dertien november. Ik kom tot deze zaken die met uw persoonlijke schande door eigen schuld, met uw zedeloosheid en huishoudelijke problemen niets te maken hebben, maar alles met het hoogste staatsbelang en met leven en welzijn van ons allen.
15. Kan het licht hier of deze lucht (onder deze hemel, lett.) je nog aangenaam zijn, wanneer je weet dat niemand van de mensen hier niet weet dat jij op één januari (ongeveer), tijdens het consulaat van Lepidus en Tullius, een wapen droeg (hoewel het verboden was= bijgedachte) op de plaats op het forum (dicht bij de curia), dat u een bende op de been hebt gebracht om de consul en de voorste van de burgerzaak te doden, dat je misdaad en waanzin niet tegengehouden zijn door een vlaag van bezinning of van angst van jouw kant, maar door het lot en het Romeinse volk. (maar het gelukkige lot van het romeinse volk uw misdadige waanzin heeft verhinderd)
16. Ik laat ze zelf ook onvermeld: niet omdat ze niet alom bekend zijn, maar omdat ze later toch zelden begaan zullen worden. (want het is welbekend en veel dingen zijn later begaan) Hoe vaak heb jij gepoogd om mij, verkozen, te vermoorden, hoe vaak heb je geprobeerd mij te vermoorden als toekomstige consul, en ook toen ik al consul was? Hoeveel van je aanvallen, zo gericht dat ze niet ontweken leken te kunnen worden, ben ik ontvlucht door een kleine zijsprong, of zoals ze zeggen, een lichaamsbeweging. Je richt niets uit, je bereikt niks, en toch geeft u uw pogingen en bedoelingen niet op. Hoe vaak is die (neg. Bijklank) dolk niet al aan uw handen ontwrongen, hoe vaak is hij op de grond gevallen door één of ander toeval, en (op de grond gegleden) is u ontglipt? Door welke rituele handelingen is hij door u gezegend en ingewijd zou mogen zijn, ik zou het niet weten (ik weet het niet, lett.). hoe is het anders te verklaren dat (=quod) u (voor welke cultus u hem hebt gewijd en gezegend, dat u... weet ik niet) het nodig vindt hem in het lichaam van de consul te steken.
Maar waaruit bestaat uw leven nu? (wat voor zin heeft dat leven van u nu nog?) Want, ik zal zo met u spreken zoals ik moet, (want zo praat ik nu al met u) zodat ik niet laat uitschijnen dat ik gedreven word door haat, (hetgeen u zou verdienen), maar door medelijden, hetgeen ik je niet verschuldigd ben. (wat je niet verdient!) Je bent kort geleden in de senaat binnengekomen. Wie uit deze grote schare, uit al uw vrienden en bekenden, groette je? Als dit sinds mensenheugenis niemand is overkomen, verwacht je dan een openlijke veroordeling (lett.: een duidelijke stem, een scheldpartij) terwijl je reeds ‘gevloerd’ bent door de zwaarste rechtsstraf/vonnis: het zwijgen? Nog meer: /Hoe komt het dat bij je aankomst de stoeltjes zonder leuning ontruimd waren/zijn, dat alle oud-consuls die je al zo vaak aangewezen had tot de dood, dat deel van de banken leeg en kaal hebben achtergelaten! Met welke geesteshouding/ gemoedstoestand moet je dit verwerken, vind je?
Als, bij Hercules, mijn slaven zo bang vr mij waren, dan zou ik vinden dat ik het huis moet verlaten, vindt u dan niet dat u de stad moet verlaten? En als ik zou zien dat ik bij mijn medeburgers, al was het ten onrechte, zo ernstig verdacht en gehaat was, dan zou ik liever vd aanblik v die burgers verschoond blijven, dan hun vijandige ogen op mij gericht te zine. Wanneer u in ’t besef v uw misdaden erkent dat die algemene haar terecht is en u die reeds lang verdient, aarzelt u dan nog de aanblik en tegenwoordigheid uit de weg te gaan van hen wier geest en gevoelens u krenkt? Als uw ouders u zouden vrezen en haten omdat u hen niet op enigerlei wijze zoudt kunnen verzoenen, naar mijn mening zoudt u uit hun ogen naar elders verdwijnen: nu wrdt u gehaat en gevreeds door t vaderland, ons aller vader, dat reeds lang van oordeel is dat u slechts aan één ding denkt: de vadermoord. Vreest u niet zijn gezag, geeft u geen gehoor aan zijn oordeel, bent u niet beducht voor zijn macht?

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.