Aurora stelt Cephalus’ huwelijkstrouw op de proef
Dit wapen, zoon van de godin, maakt me aan het huilen (wie zou dit kunnen geloven?) en dat zal dit lang doen, als de lotsbeschikkingen het ons gegeven zullen hebben om een lange tijd te leven, dit heeft mij en mijn lieve echtgenote ten gronde gericht, ach had ik dit geschenk maar altijd gemist. Procris was de zus van de geroofde Orithya als de naam Orithya misschien eerder jouw oren heeft bereikt, als je het uiterlijk en karakter van de twee zou willen vergelijken, was juist zij het meer waard om verkracht te worden, haar vader Erechtheus heeft haar met mij verbonden, en de liefde verbond deze aan mij, ik werd gelukkig genoemd en ik was het. (Bij de goden scheen het niet zo goed, want anders zou ik dat nu misschien ook zijn). Het was in de tweede maand na ons huwelijksfeest, toen de saffraangele Aurora nadat de duisternis was verdrongen mij, terwijl ik netten strakspan voor geweidragende herten, vanaf de hoge top van de altijd bloeiende Hymettus, ‘s morgens vroeg zag en zij verkrachtte mij onwillig. Moet het mij geoorloofd zijn de waarheid over te brengen met de toestemming van de godin wat betreft het feit dat zij met rozenrood gezicht prachtig is, wat betreft het feit dat zij van het licht bewaakte bewaakt de grens van de nacht, dat zij zich voedt met water van nectar, ik hield van Procris.Procris was in mijn hart en procris was altijd op mijn lippen. Ik meldde de heilige dingen van het huwelijksbed, onze nieuwe slaapkamer, de nieuwe seks, en vooral het verdrag van het verlaten bed. De godin in ontroerd, en zij zei “beëindig jouw klachten, ondankbare, heb procris, maar als mijn denkvermogen vooruitziend is dan zal jij willen haar niet te hebben gehad, en zij stuurde mij woedend naar haar.
Cephalus vermomt zich
Terwijl ik terugkeer, en bij mezelf de gesproken woorden door de godin overdenk begon er angst te zijn aan mij, dat mijn echtgenote mijn huwelijksrechten niet goed had bewaakt, haar uiterlijk en haar leeftijd bevelen ontrouw te geloven, maar haar karakter verbood ontrouw te geloven. Maar toch was ik afwezig, en zij was ook een voorbeeld van misdaad van wie ik terugkeerde en wij minnaars vrezen alles. Ik besluit datgene waarover ik verdrietig ben, en om haar kuise trouw met geschenken te verleiden, Aurora ondersteunt deze angst, en ze verandert mijn uiterlijk (ik meen dit gevoeld te hebben). Ik ga Athene, aan pallas gewijd binnen, niet herkend moetende worden, en ik ga mijn huis binnen, het huis heeft zelf geen schuld, en het bood kuise tekens, en het was bezorgd dat omdat de heer des huizes was verkracht. De toegang tot de dochter van Erechtheus is met moeite tot stand gebracht door middel van duizend listen, zodra ik haar zag verstijfde ik en ik verliet bijna mijn voorbereide proeven van trouw, slecht bedwong ik mezelf, om de waarheid te bekennen, slecht bedwong ik mezelf om kussen te brengen, zoals het hoorde. Ze was droevig (maar toch kon geen enkele vrouw mooier zijn dan de bedroefde zij) en zij was treurig door het verlangen naar haar verkrachte echtgenoot. Bedenk je phocus, wat voor bekoorlijkheid er in haar, die het verdriet zelf zo sierde! Waarom moet ik vertellen hoe vaak haar kuise karakter onze verleidingspogingen terugdreef, en hoe vaak ze zei “ik bewaar mezelf voor een, waar hij ook maar is, ik bewaar het plezier voor een man.” Voor wie gezond van geest zou die proef an trouw niet groot genoeg zijn? Ik ben niet tevreden en ik vecht naar mijn eigen woorden, terwijl ik afspreek dat ik mijn vermogen geef ik ruil voor een nacht, en haar tenslotte dwong te twijfelen door de geschenken te vergroten. Ik schreeuw tot mijn ongeluk als een overwinnaar uit: Ik, ja, ik de valse minnaar was jouw ware echtgenoot, jij wordt ontrouw gehouden, terwijl ik getuige ben, Zij zei niets, zij ontvluchtte nadat ze slechts overwonnen was door gezwegen schaamte, het huis vol hinderlagen en haar slechte echtgenoot. En zij zwierf rond in de bergen met haat jegens mij en vol afkeer van het hele geslacht van mannen, terwijl ze zich wijdde aan de bezigheden van Diana.
Cephalus en Procris verzoenen zich
Een heftiger vuur bereikte toen de botten bij de verlaten mij, ik smeekte om vergiffenis, en ik bekende dat ik fouten had gemaakt en dat ook ik had kunnen bezwijken aan een soortgelijke misstap nadat geschenken gegeven waren, als zulke grote geschenken gegeven werden. Zij wordt teruggegeven bij mij nadat ik bekend heb, nadat ze eerder wraak heeft genomen voor haar gekwetste kuisheid, en ze brengt eensgezind zoete jaren met mij door
Cephalus vertelt over zijn hond Lelaps
En vraag je wat er van die jachthond is geworden? Luister, een wonderbaarlijk, ongehoord verhaal. Je zult versteld staan..´ ‘Oedipus had de raadselverzen, die door niemand eerder waren begrepen, opgelost; de duistere profetes, de sfinx, lag dood ter aarde, niet meer wetend van orakels. [Maar moeder themis liet ook dat niet ongewroken gaan.] Direct daarna werd Thebe, in Boeotië, opnieuw door een plaag bezocht: veel landvolk vreesde voor een wilde vos die vee verslond en mensen aanviel. Wij dus uit het buurland schoten te hulp en sloten met een wijde jagerskring de akkers in. Het dier sprong snel en licht over de lijnen of brak dwars door de bovenrand van zo’n gespannen net. Dan worden honden losgelaten voor een achtervolging- de vos schiet als een snelle vogel weg en lacht ze uit. Van alle kanten roept men nu om Lelaps- want zo heette die nieuwe hond van mij- die al een tijdlang trekt en rukt om vrij te komen uit het strakke knellen van zijn halsband. En nauwelijks was hij los, of niemand van mijn mannen wist waar Lelaps was; het warme stof vertoonde nog wel sporen, maar zelf was hij niet meer te zien. Hij had de snelheid van een speer, van kogels die met riemen worden weggeslingerd, of van een dunne rietpijl van de boog van een Kretenzer. Een kleine heuveltop verhief zich daar tussen de velden; ik klim erop en neem een wonderlijke wedloop waar, waarbij de hond steeds beet krijgt -lijkt het-, maar de vos steeds kan ontsnappen aan die beet; zij vlucht met opzet níet rechtuit het wijde veld in, maar misleidt die bek vlak achter zich met bochten, kring op kring- dat remt de vijand in zijn vaart. Hij volgt haar in de rug, maar haalt niet in; lijkt wel te grijpen, maar grijpt niet beet en hapt al bijtend niets dan loze lucht. Ik neem mijn speer ten baat. Terwijl mijn rechterhand haar richt en ik mijn vingers steun wil geven aan de leren band, wend ik mijn ogen even van ze af, maar nauwelijks kijk ik weer op, of ik zie tot mijn verbazing midden in het veld twee stenen dieren, één dat vlucht en één dat vangt, zo lijkt het. Kennelijk had een god gewild - als hier een god in ´t spel was- dat geen van beide in die hardloopwedstrijd zou verliezen.
Gelukkig met Procris; dagelijks op jacht
Tot zo ver heeft hij gesproken en hij zwijgt. ‘Wat voor schuld is er bij de speer zelf’, zei Phocus : hij heeft ze bericht over de onrechten van de speer: ‘vreugden zijn het begin van ons verdriet: laat mij als eerste vertellen over deze dingen. Oh het is een genoegen om te denken aan die mooie tijd, Aeacide, waarin ik gelukkig was zoals het hoort gedurende de eerste jaren met mijn echtgenote, gelukkig was zij met haar echtgenoot. Wederzijdse zorg en onze huwelijksliefde heeft ons twee , en niet verkiest zij slaapkamers van Jupiter boven mijn liefde, en niet was er een of andere vrouw, die mij zou verleiden, niet als Venus zelf zou komen. Vlammen verbranden op gelijke wijze onze harten. Terwijl de zon ongeveer de toppen van de bergen met zijn eerste stralen raakte, had ik de gewoonte om op jacht te gaan, en niet hadden dienaren, noch paarden, noch honden, scherp met hun neuzen, noch netten vol met knopen, de gewoonte om met mij mee te gaan, (want) ik was veilig door mijn speer. Maar telkens wanneer mijn rechterhand genoeg had gekregen van het bloed van wilde dieren, zocht ik de koelte en de schaduwen en een briesje dat naar buiten kwam uit de koude dallen op. De zachte wind werd door mij opgezocht midden in de zomerhitte, ik verwachtte de wind, zij was de rust voor het werk, “briesje, moge jij komen” want ik herinner het me, was ik gewoon te zingen, ‘en moge jij mij helpen en moge jij mijn schoot binnengaan, zeer welkome, en moge jij de hittes willen verlichten, waardoor wij worden verbrand, zoals je dat doet’. Misschien heb ik meerdere vleiende woorden toegevoegd, zo sleepten mijn lotsbeschikkingen mij en had ik de gewoonte om te zeggen “jij (bent een) groot genoegen voor mij, jij herstelt en koestert mij, jij zorgt ervoor dat ik hou van bossen en eenzame plekken, en die adem van jou wordt altijd gretig opgevangen door mijn mond.
Een misverstand: Cephalus verdacht van ontrouw
De een of ander luisterde naar mijn dubbelzinnige woorden en werd misleid, en meent dat de zo vaak genoemde naam van het briesje, die van een nimf is, en gelooft dat ik van een nimf hou. Meteen ging de onbezonnen verrader van verzonnen overspel naar Procris, en bracht de dingen die hij had gehoord met gefluister over. De liefde is een lichtgelovige zaak; plotseling neervallend met verdriet (zoals mij wordt verteld) viel ze en nadat ze met veel tijd herstelt, dat ze ellendig is zegt ze, dat ze van een oneerlijk lot was, en ze beklaagt de trouw en ze vreesde, opgehitst met de valse misdaad, dat wat niets is, vreesde de naam zonder lichaam [ en ze betrekt ongelukkig net zoals bij een werkelijke minnares]. Vaak twijfelt ze toch en hoopt ze zeer ellendig dat ze wordt bedrogen en ze ontkent met bewijs de trouw en , opdat ze het zelf niet ziet, zal ze de vergrijpen van haar man niet verdoemen.
Een tweede misverstand: Cephalus doodt Procris
De volgende lichten van Aurora hadden de nacht verdreven. Ik ga naar buiten en ik zoek de bossen op en ik zei, liggend als een overwinnaar in het gras, “Aura kom, en verlicht onze inspanning”. En plotseling scheen ik tussen mijn eigen woorden een of ander gezucht te hebben gehoord, toch zei ik “kom mijn beste”. Ik meende, omdat vallend loof opnieuw een licht geluid maakte, dat er een wild dier was en ik wierp mijn vliegensvlugge speer. Het was Procris, en terwijl zij midden in haar borst een wond heeft, roept ze luid “wee mij”, zodra de stem van mijn trouwe echtgenote herkend was, rende ik halsoverkop en buiten zinnen naar haar stem. Ik vind haar halfdood en terwijl zij haar kleding die doordrenkt was met bloed bezoedelde, en terwijl zij haar eigen geschenken uit haar wonden trekt, (arme ik), en ik til haar lichaam, voor mij dierbaarder dan het mijne, met zachte armen op, en ik verbind haar wrede wonden met een van haar borst gescheurd kledingstuk, en ik probeer het bloed te stelpen. Ik smeek dat zij mij - een misdadige- niet verlaat door haar dood. Hoewel zij krachten mist en al stervende dwong ze zichzelf deze weinige dingen te spreken: “ik bid smekend bij het verbond van ons bed en bij de goden en bij de hemelgoden en bij mijn goden, bij als ik iets verdienstelijks ben geweest, goed aan jou, en bij onze ook nu blijvende liefde, wanneer ik sterf, de reden voor mij van de dood, laat jij niet dulden dat Aura introuwt in onze slaapkamer” zei zij. En ik merkte en ik leerde ook toen pas dat er een misverstand van naam was. Maar wat hielp het me om te leren? Ze glijdt weg en haar kleine krachten vluchten samen met het bloed. En zolang al zij naar iets kan kijken, kijkt ze naar mij, en ze blaast haar ongelukkige ziel naar mij en in mijn mond, maar zij schijnt onbezorgd met een betere gelaatsuitdrukking te sterven. De held vermeldde deze dingen, terwijl hij huilt, aan de huilenden.
REACTIES
1 seconde geleden