Latijnse tekst
Cum e Cilicia decedens Rhodum venissem et eo mihi de Q. Hortensi morte esset adlatum,
Opinione omnium maiorem animo cepi dolorem.
Nam et amico amisso cum consuetudine iucunda tum multorum officiorum coniunctione me privatum videbam et interitu talis auguris dignitatem nostril collegii deminuta dolebam.
Qua in cogitatione et cooptatum me ab eo in collegium recordabar, in quo iuratus iudicium dignitatis meae fecerat, et inauguratum ab eodem.
Ex quo augurum institutis in parentis eum loco colere debebam.
Augebat etiam molestiam, quod magna sapientium civium bonorumque penuria vir egregious coniunctissimusque mecum consiliorum omnium societate alienissimo rei publicae tempore exstinctus et auctoritatis et prudentiae suae triste nobis desiderium reliquerat.
Dolebamque quod non, ut plerique putabant, adversarium aut obtrectatorem laudum mearum sed socium potius et consortem gloriosi laboris amiseram.
Etenim si in leviorum atrium studio memoriae proditum est poetas nobiles poetarum aequalium morte doluisse, quo tandem animo eius interitum ferre debui, cum quo certare erat gloriosus quam omnino adversarium non habere?
Cum praesertim non modo numquam sit aut illius a me cursus impeditus aut ab illo meus, sed contra semper alter ab altero adiutus et communicando et monendo et favendo.
Werkvertaling
Toen ik uit Cilicë vertrekkend op Rhodos aankwam en daar mij over de dood van Quintus Hortensius gemeld werd, kreeg ik een groter verdriet in mijn ziel dan iedereen dacht.
Want nadat mijn vriend was heengegaan, zag ik me beroofd van niet alleen het aangename contact, maar ook de vele gemeenschappelijke staatszaken en ik betreurde (het) dat door het heengaan van zo’n augur de waardigheid van ons college verminderde.
En in een mijmering herinner ik me door hem te zijn opgenomen in het college, waarin hij onder ede een oordeel van waarde over mij uitsprak en waarin ik door hem werd ingewijd.
Hierdoor ben ik door de gewoonten van de auguren verschuldigd hem te eren als een ouder.
Het vergrootte zelfs mijn zwaarmoedigheid, dat een buitengewone man, met mij zeer verbonden door een bondgenootschap in alle gemeenschappelijke raden, in een ongunstige tijd voor de Res Publica, door een groot gebrek aan wijze en goede burgers, gestorven ons droevig het verlangen achterlaat, naar zijn gezag en voorzichtigheid.
En ik betreur het, dat ik geen afscheid had genomen, zoals de meesten menen, van een tegenstander of een benijder van mijn eer, maar van een machtige bondgenoot en een broeder in het roemrijke werk.
Want inderdaad, het is uit mijn herinnering voortgekomen, dat zoals in de studie van de lichtere kunsten, nobele dichters door de dood van dichters van gelijke leeftijd hebben geleden, met welke geest moet ik dan toch zijn heengaan verdragen, met wie het eervol was te wedijveren, en wie ik helemaal niet als mijn vijand beschouwde?
Zeker toen niet alleen zou nooit ofwel zijn carrière door mij verhinderd zijn, ofwel de mijne door hem, maar, integendeel, de ene werd altijd door de andere ondersteund door onderling te overleggen en door opmerkingen te geven en door steun te geven.
Vlotte vertaling
Toen ik op Rhodos aankwam oen ik uit Cilicië vertrok en toen mij daar over Quintus Hortensius’ dood gemeld werd, trof een groter verdriet me in mijn hart dan iedereen dacht.
Want nadat mijn vriend was heengegaan, zag ik me beroofd van niet alleen het aangename contact, maar ook de vele gezamenlijke vakgebieden en ik betreurde het dat door het heengaan van zo’n augur de waardigheid van ons college verlaagde.
En in een mijmering herinner ik me door hem te zijn opgenomen in het college, waarin ik door hem werd ingewijd en waarin hij onder ede een oordeel van waarde over mij uitsprak.
Hierdoor ben ik door de gebruiken van de auguren verschuldigd hem te respecteren als een vader.
Het vergrootte zelfs mijn zwaarmoedigheid, dat een buitengewone man, die zeer verbonden was met mij door een bondgenootschap in alle gemeenschappelijke raden, een man, die gestorven was in een ongunstige tijd voor de Res Publica, door een groot gebrek aan wijze en goede burgers, ons droevig het verlangen nalaat, naar zijn gezag en voorzichtigheid.
En ik betreur het, dat ik geen afscheid had genomen, zoals de meesten menen, van een tegenstander of een benijder van mijn eer, maar van een machtige bondgenoot en een broeder in het roemrijke werk.
Want inderdaad, ik herinner me, dat zoals in de studie van de tragedie, nobele dichters onder de dood van dichters van gelijke leeftijd hebben geleden, dus met welke geest moet ik dan toch zijn heengaan verdragen, hij, met wie het eervol was te wedijveren, en hij die ik helemaal niet als mijn vijand beschouwde?
Zeker toen, zou ofwel zijn carrière nooit door mij verhinderd zijn, ofwel mijn carrière nooit door hem, maar sterker nog, de ene werd altijd door de andere ondersteund door onderling overleg en door kritiek en door steun.
REACTIES
1 seconde geleden