Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Aeneïs Vergilius (vertaling + bespreking)

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • Klas onbekend | 4415 woorden
  • 15 december 2003
  • 229 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
229 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding De Aeneïs van Vergilius is een typisch patriottistisch werk; de Romeinen hebben een gigantisch rijk veroverd, maar stellen cultureel maar weinig voor. Hun oorsprong komt uit de legende van Romulus en Remus (meisje raakt zwanger, dumpt 9 maanden later haar tweeling in een rivier die gezoogd worden door een wolvin, worden groot, bouwen een stad, kijken naar vogels en ene broer slaat andere de kop in). Voor de rest is er niet zo veel spectaculair gebeurd. Ze veroveren landen zoals Egypte en Griekenland, die al eeuwen beschaving hebben (bvb de Ilias); de Romeinse oorsprong daarentegen is een boerendorpje dat perongeluk een wereldrijk geworden is. Ze komen dus terecht in beschavingen die veel ouder zijn dan de hunne, en zijn daar lichtjes gefrustreerd over, want ze willen hun wereldmacht(gigantische militaire en economische macht) verantwoorden. Ze gaan op zoek naar een mythologische oorsprong en vinden die in het verhaal van de Trojaanse Oorlog; de held, toevallig een zoon van Venus, Aeneas heeft de oorlog overleefd maar is daarna spoorloos verdwenen (niemand weet waar hij naar toe is gegaan), reden om hem te laten opdraven in Italië en te gebruiken voor de oorsprong van Rome. Dit is een schitterend beginpunt want Troje is legendarisch. Augustus laat Vergilius de legende van Rome schrijven … 1. Aanhef Ik zing over wapens en over een man, die als eerste van de kusten van Troje naar Italië en de Latinische kusten, op de vlucht voor het lot, heen en weer werd geslingerd over land en zee, door de macht van de goden wegens de indachtige woede van de razende Juno. Ondergaan door vele oorlogen, tot hij de stad zou stichten en de goden in Latium zou binnenbrengen, waaruit het Latijnse volk en de Albalongese vaderen en de muren van het verheven Rome voortkomen. Muze, herinner me de oorzaken door welke gekwetste trots, door welk leed de konigin der goden een man, bekend om zijn vroomheid, gedwongen heeft zoveel lotgevallen te doorworstelen en zoveel inspanningen heeft doen getroosten. Was er zoveel woede tussen de hemelse geesten?
Bespreking De aanhef valt uiteen in twee delen: 1. Inleiding (r. 1-7) Deze schreef Vergilius als eerste allerlaatsrte, want het moet alles bevatten wat in het grote werk zit: - de hoofdrolspeler; Aeneas + korte schets van zijn karakter (vroom, plichtsbewust en hij lijd veel), - de tegenstander; Juno en haar karakter (ze is kwaad) - de missie (het stichten van Rome) 2. Aanspreking van de Muze (r. 8-11) In de Illias en Odyssee verteld de Muze het verhaal, in de Aeneïs verteld Vergilius het. De rol van de Muze is dus meer en meer beperkt, ze mag enkel informatie geven; de reden hiervoor is, is dat het individu veel sterker is in de Romeinse tijd (1ste eeuw n.C.) dan bij de Grieken (8ste eeuw v.C.), waar enkel de handtekening van de schrijver er onder werd gezet. 2. De wrok van Juno Er was eens een oude stad, Carthago, bewoond door Tyrische kolonisten, tegenover Italië gelegen en ver tegenover de monding van de Tiber, rijk aan hulpmiddelen en berucht om de ijver in de oorlog, waarvan werd gezegd dat Juno haar als liefste had, meer dan andere steden en zelfs Samos achterstelde. Hier liggen er wapens, hier ligt een strijdwagen. Toen al streefden de goden ernaar dat deze zou heersen over de volkeren, als het lot het enigszins zou toelaten. Ze had gehoord dat er ooit een afstammeling uit Trojaans bloed zou voorkomen die de Tyrische burchten zou verwoesten. Hieruit zou een volk voortkomen, wijd heersend en machtig in de oorlog, ten ondergang van Libië. Zo hebben de Parten beslist. De Saturnische vreesde dat en ze herinnerde zich de oude oorlog die zij als eerste had gevoerd bij Troje, voor haar dierbare Grieken. En de oorzaken van haar woede en haar hevig leed was nog niet uit haar geheugen verdwenen en diep in haar geest verankerd bleef het oordeel van Paris en het onrecht van haar verworpen schoonheid en het gehate geslachte en de eer voor de geroofde Garymedes. Hierdoor nog meer opgehitst hield zij de Trojanen, heen en weer geslingerd over de hele zee, de overblijfselen van de Grieken en de meedogenloze Achilles, ver van Latio en gedurende vele jaren, voortgedreven door het lot, zwierven zij over alle zeeën. Zo moeilijk was het om het Romeinse volk te stichten. Bespreking Inhoud
Deze tekst gaat over de oorzaken van Juno’s woede: - Rome bedreigt Carthago - De Trojaanse Oorlog - Het oordeel van Paris - Garymedes (die i.p.v. Juno’s dochter wijnschenker van Zeus werd) - Het gehate geslacht; de Trojanen (zij stammen af uit het avontuurtje van Zeus met Elektra) De belangrijkste is natuurlijk Carthago, maar waarom? De reden is, dat Carthago vermeld is, want eigenlijk heeft Juno niets te maken met Carthago, Asarte was de belangrijkste godin van de Punische beschaving en zij is na de verovering gelijk gesteld aan Diana. Als Carthago vernoemd wordt brengt dit een groot nationalistisch gevoel teweeg (de Aeneïs is in opdracht van Augustus geschreven, dat blijkt ook uit de inleiding : verwijzingen hoe glorieus Rome zal worden en de Parken hebben het zo gewild; er is dus niet aan te ontkomen want de goden hebben het zo gewild en dus is de overheersing van de wereld gerechtvaardig) want Rome werd bijna verslagen door Hannibal, maar dit mislukt, nog maar eens een teken dat de goden de Romeinen beschermen. Voorstelling van Juno: ze is kwaad, onverzoenlijk en ze vergeet niets, dit komt constant terug (saevae et memor), eigenlijk heeft Vergilius totaal geen interesse in het goed uitwerken van Juno, ze moet gewoon de verpersoonlijking van blinde razernij zijn als Aeneas avonturen beleefd. Opbouw van de 33 verzen Inleiding (1-7) Aanhef (1-11) Muze (8-11) Liefde voor Carthago (12-18) Carthago (12-22) Juno’s
Woede Dreiging door Rome (19-22) Andere oorzaken (23-28) Rest (23-33) Haar plan (29-33) Deze drie delen vormen een perfecte drieledigheid. Elk deel bestaat uit 11 verzen, onderverdeeld in elk 6-7 verzen. Dit zijn heilige getallen (1, 3 & 7). Deze structuur lag al vast voordat Vergilius eraan begon te schrijven. Stijl
De liefde voor Carthago wordt benadrukt door: - urbe antiqua (=heel oud): nadruk want de stad waaruit Rome zal groeien moet nog gesticht worden -uram: bijzonder want moet er eigenlijk niet staan - Carthago = enjambement - posthabita coluisse Samo = hyperbaton (zeer veel nadruk want het is haar eiland) - 3 x hic = drieledigheid en een anafoor - Tum tenditque fovetque = polysyndeton, alliteratie & homoioteleuton (hetzelfde ei) 3. Juno roept de hulp van Aelus in Nauwelijks uit het zicht van de Sicilische aarde, hesen ze vrolijk de zeilen naar de volle zee en kliefden ze de schuimende zee toen Juno haar wonden koesterde diep in haar hart, en dit bij zichzelf zei: Moet ik overwonnen mijn plan laten varen, kan ik de koning van de Trojanen niet weg houden van Italië? Ik word immers weerhouden door het lot. Pallas kon wel de vloot van de Grieken verbranden en hem doen zinken in de zee wegens de schuld en woede van één man: Ajax, de zoon van Oileus. Zijzelf slingerde het razende vuur van Jupiter uit de wolken, sloeg de schepen uiteen en omwoelde het water met winden. Hij, terwijl hij vuur uitademde door zijn doorboorde borst, greep hem vast met een wervelwind en maakt hem vast op een scherpe klip. En ik, voortschrijdend als koningin van de goden, zus en vrouw van Jupiter, voer oorlog samen met een volk al zoveel jaren. En wie zal dan nog de macht van Jupiter aanbidden of als smekeling een eerbewijs op mijn altaar brengen? Zulke dingen overwoog de godin in haar ontbrandend hart en ze kwam naar het vaderland van de wolken, een plaats vol razende stormen: A. In een reusachtige grot onderdrukt koning Aeleus, met zijn macht de worstelende winden en de luidruchtige donderstormen en bedwingt ze met boeien en kerkers. Verontwaardigd razen zij met luid gedreun van de bergwand rond hun kluisters. Aeleus troonde in zijn verheven burcht met zijn scepter en verzacht de geesten en tempert de woede.
4. De Storm Na deze woorden, stak hij zijn lans omgekeerd in de zij van de holle berg, maar de winden stormen vooruit, zoals in gesloten aanvalslinie, waardoor er een gat was en ze bliezen wervelend over de aarde en ze stortten zich op zee, de Eurus, de Notus en de Africus samen rukten de hele zee los van haar diepste hechtpunten en wentelden reusachtige golven naar de kust. Hierop volgde geschreeuw van mannen en geknars van de scheepstouwen. Plotseling ontrukten donkere wolken het zucht op de hemel en het daglicht van de ogen van de Trojanen. De donkere nacht streek neer over de hele zee. De polen donderden en de lucht flikkerde meermaals door de talrijke vuren en alles weer op een naderende dood voor de mannen. Plots werden de ledematen van Aeneas verlamd door de kou, hij zuchtte diep en strekte zijn beide handen uit naar de sterren en riep het volgende: ‘Oh drie en vier maal gelukkigen aan wie het gegeven was te sneuvelen voor de gezichten van de voorvaderen en de hoge muren van Troje. O Dionides, de allerdapperste Griek, waarom kon ik dan niet omkomen op de velden van Troje en mijn laatste adem uitblazen door jou rechterhand, daar waar de woeste Hector ligt, geveld door een wapen van Achilles, waar ook de reus Sarpedon gesneuveld is, daar waar de Simois zoveel schilden, helmen en lijken van dappere helden meeneemt en meesleurt door de golven. Terwijl hij zulke dingen zei, sloeg een gierende storm uit het noorden tegen zijn zeilen en de riemen braken en toen wendde de voorsteven zich af en gaf zijn flank prijs aan de golven. Dadelijk daarna volgde er een steile berg van water als een torenhoge massa. De enen hingen aan de top van een golf, voor de anderen spleet het water zich open en toonde de grond, temidden van de golven. De kolken raasden in de zanderige zeebodem. Drie schepen werden door de Notus meegesleurd en verpletterd tegen verborgen rotsen; de Eurus drong drie schepen vanuit de volle zee op ondiepten en zandbanken, ellendig om te zien! En hij sloeg hen tegen de wadden en omringde hen met een dam van zand. Eén schip dat de Lyciërs en de trouwe Orontes vervoerde, werd overspoeld op de achtersteven door een ontzaglijke stortzee van omhoog voor de ogen van Aeneas. De kapitein werd er voorover afgeslingerd en hij tolde halsoverkop in zee; maar een golf slingerde het schip driemaal rond op dezelfde plaats en een verterende draaikolk slokte het op in de zee. Her en der verschenen zwemmers over de zee, wapens van de mannen, planken en Trojaanse rijkdommen dreven over de golven. De storm overwon nu al het ongehavende schip van Iloneus, en dat van de dappere Achatas en datgene dat Abas vervoerde en datgene waarmee de hoogbejaarde Aletes werd vervoerd. Nadat de naden van de planken waren losgekomen, sijpelde het hatelijke water binnen en kregen de schepen scheuren. Bespreking
Vers 34 tot 49: Juno was al boos, maar ze wordt nog veel bozer als ze zichzelf vergelikt met Athena; Juno Pallas Athena - Strijdt voor een volk - Is kwaad op één man (Paris). - Wil enkel de Trojanen weg houden. - Mocht de vloot van Ajax vernietigen. - Ze is vrouw en zus van Jupiter; koningin der goden. - Dochter van Jupiter. ? Zegt dat haar zaak belangrijker is dan die van Athena, en draait de redenen in haar voordeel, en wat ze wil doen vindt ze lang niet zo erg. ? Aeas had Cassandra (dochter van Priamos) uit haar tempel geroofd, dat is de facto een ontwijding; de god(in) mag wraak nemen. Er zijn niet zoveel stijlfiguren, want als je boos bent heb je geen oog voor stijl. Wel hysterische taal. Vers 50 – 64
Aeolinië is zeer beeldend besproken, om te voorspellen hoe erg het gaat worden als de storm komt. v. 50: tandrad hyperbaton: flamata corde dua voluntas
v. 52: hyperbaton: vasto antro (Aeolus zit in een grote grot en dit staat midden in het vers) v. 53: chiasme: lactatas ventos tempestas sonoras ? klanken van sonoras geven de donder weer
v. 54 en 56: harde K-klanken aan weerskanten van het vers om de boeien en kerkers rond het gedreun van de winden weer te geven + alliteratie in circum claustra fremunt
v. 57: hier valt niets speciaals meer op, alles is rustig, alles is onder controle. Vers 81 tot 123
Het stormt en Aeneas’ boot zinkt. v. 81: alliteratie van K-klanken om het gekraak van de berg weer te geven; cavum conversacuspide montem
v. 81 – 91: verpersoonlijking van de winden: namen, aanvalslinie; de termen doen meer aan dieren denken. v. 83 – 86: r en v –klanken voor het geluid van de wind. v. 92 – 101: reactie van Aeneas: hij klaagt want het is geen heldhaftige dood om op zee te sterven: hij is een moderne held met gebreken. Zeer plotseling einde (door de wind het zwijgen opgelegd). v. 102 – 107: nadruk op het geweld van de storm: - zeer expressief woordgebruik (vb: stridens, ferit, praeruptas): sterke woorden - veel inversies = actie + kracht aan de woorden - hyperbolische beschrijving (dus zeer overdreven) v. 108 - 116: nadruk op het menselijk leed (beschrijving van de schepen die vergaan) - weer zeer expressief woordgebruik (vb: abreptas, urgens, aggere cingit) - zeer filmisch (vb: na algemeen beeld inzoomen op 1 schip en in detail bespreken) - bijna geen stijlfiguren - sterk woordgebruik en sterke plaatsing met werkwoorden vooraan (vb: ingens pontus avertique) v. 117: geeft het gegorgel van de golven weer
v. 118: allemaal spondeeën ? traag, stilleggen van de actie… zwemmers die boven water uitkomen =leed! Het lijkt nu gedaan, maar in de laatste 2 regels zinken nog 4 schepen.
Het houten paard Ontmoedigd door de oorlog en teruggedreven door het lot, lieten de leiders van de Grieken met de hulp van de goddelijke kunst van Athena een paard zo groot als een berg bouwen omdat er al zoveel jaren waren verstreken. Ze bekleedden het geraamte met planken van dennenhout en deden alsof het een offer was voor de terugkeer en dat gerucht verspreidde zich. Hierin sloten zij de door het lot uitgekozen mannen hun uitverkoren lichamen heimelijk in de brede buik en ze vulden de holle leegte op met gewapende soldaten. In het zicht van Troje ligt Tenedos, een zeer bekend eiland door haar roem en welvarend zolang Priamos de heerschappij had, nu is het alleen nog een baai en een onbetrouwbare ankerplaats voor schepen. Nadat ze hierheen waren gevaren verborgen ze zich op een verlaten kust; We dachten dat ze weggevaren waren en door de wind naar Mycenas gedreven waren. Heel Troje bevrijdde zich van een lange rouw, toen werden de poorten opengegooid, het was een genoegen naar buiten te gaan en het kamp van de Grieken, de verlaten plaatsen en de verlaten kust te zien. Hier legerde de bekende Polopiërs en hier de woeste Achilles; hier de plaats van de schepen, hier was het slagveld. Een deel keek verbaasd naar het verderfelijke geschenk voor de maagd Athena en zo bewonderden ze het enorme paard, en Thymaeles spoorde als eerste aan om het paard binnen de muren te halen en het op de burcht te plaatsen; misschien uit angst, misschien uit arglist, misschien omdat het lot van Troje het zo gewild had, maar Capys en zij die er een gezondere mening op nahielden, raden aan de hinderlaag van de Grieken in zee te werpen of langs onderen in brand te steken, ofwel de buikholte te doorboren om de schuilplaats uit te testen. Het onzekere volk werd verscheurd door tegengestelde meningen en als eerste voor allen, rende Laocoon, ziedend van woede van de trap van de burcht naar beneden in het gezelschap van een grote menigte en schreeuwde van ver “ o ellendige burgers, wat een grote waanzin! Geloven jullie dat de vijand weggevaren is? Of menen jullie dat het ook maar een geschenk van de Grieken zonder list is? Kennen jullie Odysseus zo slecht? Ofwel zitten er binnen dit hout Grieken verborgen, ofwel hebben ze een tuig gebouwd om onze muren aan te vallen, om onze huizen te doorzoeken en onze stad te bespieden, ofwel is er een hinderlaag in verboren; geloof dit paard toch niet, Trojanen. Wat het ook is, ik vrees de Grieken zelfs als ze geschenken geven.” Zo sprak hij en slingerde met een enorme kracht de ontzagrijke speer in de flank, meer bepaald de gekromde buik van het wilde dier. Daar bleef het trillend steken en nadat de buik weergalmd had, weerklonken de diepe holten en gaven een kreun. En als het lot van de goden niet ongunstig was geweest, als de mens niet verblind was geweest dan had hij er ons zeker naar toe aangezet om de Griekse schuilplaats met wezens te schenden, dan had Troje er nu nog gestaan; dan was jij, hoge burcht, van Priamos gebleven. Bespreking Het Houten Paard
I (r. 13-30) Algemene schets van de dag dat de Grieken weg zijn en het houten paard er staat. r.13: chiasme: tot iam labentibus annis ? Grieken zijn uitgeput door de oorlog
r.16: enjambement: aeficant ? het kunstmatige paard
r.17: pleonasme: simulans & fama vagatur + nadruk op het feit dat het vol elitetroepen zit
r.20: fortum / caeco/ pertis ? onwetendheid van de Trojanen
r.25: omnis longo Teuchria luctu = tandrad hyperbaton
r.27: alliteratie: panduntum patae
r.28: chiasme: de sertos locos x litos relictum r.30: anafoor (4 x hic) ? toerisme van de Trojanen
II
a. (r. 31-39) De grote verwarring bij de Trojanen
r.31: zware overgang: pars stucet + hyperbaton innuptea … Minervae
r.32: alliteratie: molem mirantur
r.39: grote inversie: scinditur vulgus + hyperbaton: incertum … vulgus

b. (r. 40-56) nadruk op de belangrijkheid van Laocoon
r. 40: primus (als eerste) art annes (voor iedereen) alliteratie: comitante caterva
hyperbaton: primus … Laocoon
Nu volgt er een klassieke rechterlijke redevoering, met alle regels van de kunst: aanspreking, refutatio, argumentio en de sententia. - opvallende (voor de Romeinen) aanspreking: ‘o miseri’ - r. 44: sic notus Ulixis (op het einde van de refutatio) - Sententia: quidqui id est, timeo Danaeos et dona ferentes (wat het ook is, het is niet goed) r. 50: Het werpen van de speer (hij beschadigd een geschenk voor Minerva) = aanleiding voor zijn dood. r.52: 2 x “in” (tans moeilijk voor de versmaat) ? nadruk: de speer steekt erin + klankspeling “o” (weergalmen) + enjambement: contorsit (erin wringen) Gevolg: enjambement: stetis (het staat) r. 53: rontasit = enjambement
Het eindigt met een emotionele reactie van Aeneas (hij benadrukt nog maar eens het begin van het einde) r. 55 & 56: a-klanken De dood van Laocoon Er deed zich iets anders groot voor voor de ongelukkigen en het schokte de argeloze harten. Laocoon, de priester van Neptunus aangewezen door het lot, slachtte een immense stier op het heilige altaar. Kijk, daar kwamen van Tenedos over de kalme zee – ik huiver als ik het vertel - twee reusachtige slangen met kronkelingen, ze storten zich in zee en stevenen op de kust af, hun borst opgericht uit de golven en de bloedrode kammen komen boven het water uit, het overige deel achter hun in zee met hun enorme lijf in een reusachtige kronkel. Er kwam het geluid van de schuimende zee en ze bereikten al de kust, hun brandende ogen bloeddoorlopen van bloed en vuur en ze likten hun sissende monden met trillende tongen. Doodsbleek bij dit zicht vluchtten wij weg. Met een duidelijk doel stevenen zij recht op Laocoon af, maar eerst omknelt en omringt elke slang de kleine lichamen van zijn twee zonen en ze verslinden de arme ledenmaten met hun beten, daarna grijpen ze hem zelf als hij ten hulp komt en met zijn speer zwaait en ze omwikkelen hem met reusachtige kronkels, reeds hebben zij tweemaal zijn midden omknelt en tweemaal omwikkelen hun geschubde ruggen zijn nek. Zij steken met hun hoofd en lange nekken boven hem uit. Hij probeert nog de knopen te ontwarren en zijn hoofdbad is doordrenkt met kwijl en zwart venijn, hij brengt nog vreselijke kreten ten hemel zoals geloei wanneer de gewonde stier van het altaar vlucht en de onzeker geslagen bijl uit zijn nek schud. Al glijdend vluchten beide monsters naar de hoge tempels, naar het huis van de woeste Minerva, en ze verbergen zich aan haar voeten, onder de rand van het schild van de godin. Bespreking De dood van Laocoon
Dit is één van de belangrijkste passages uit de Aeneas, met veel emoties en klachten en vragen over de rol van de goden. 1. De opbouw van de spanning (r.199-211) r. 201-202: rusig tafereel
Aankondiging onheil: r. 203: ecce autem (kijk daar) + beweging
r. 204: kronkelingen
r.205: bewegen van het water
r.206: stuk slang boven het water
r.207&208: rest van het lichaam
r.209: geluid (het ruisen van de zee): sonitus spumente salo
r.210&211: nu zijn ze vlakbij: de tongen + sibila lambebant linguis vibrantibus era = gigantisch hyperbaton & spelen met de klanken

2. De moord (r.212-224) Overheersende emoties: verontwaardiging & afkeer. - De moorden op zijn zoontjes gaan vrij snel, maar verergerd door het feit dat zij de eersten zijn; nadruk: parva & miseros (r.213-215) ? hyperbaton & hypalaga; medelijden opwekken, toch zijn ze er enkel om de horror te vergroten - De moord op Laocoon: • r. 217, 218 en 219: herhalingen: coripiunt, spiris, ligant, amplexi & circum dati = 5x omknellen • r.218: herhaling van “bis” ? nadruk op de grootte van de slangen • Homerische vergelijking (r.223 & 224) de vergelijking met de stier. De moord door de goden wordt ook nog eens versterkt door het feit dat hij een priester is (die een stier aan het begin van de passage aan het offeren is) die vermoord omdat hij zijn plicht doet (zoals Oedipus) op een afgrijselijke en vernederende manier. Vb: - r.201&202: zeer expleciet enjambement ‘Laocoon’ + omarmend hyperbaton. - de stier die geassocieerd wordt met Neptunus - r.202: solemdes aras - r.212: vitas (=hoofdband; typisch voor priesters) Zijn dood wordt niet vermeld, zodat Vergilius op het hoogtepunt van zijn vergelijking kan stoppen. Aan de ingang van het dodenrijk De goden hebben de macht over de zieken, stil zwijgende schimmen, chaos en flegetoon zwijgende plaatsen in de nacht. Laat het mij toegestaan zijn te praten over wat ik gehoord heb, laat het door uw macht toegelaten zijn zaken te openen die ondergedompeld zijn onder de aarde en duisternis. Ze kwamen door de schaduw, onder de enige nacht in het duister, door de verlaten huizen van Dis en de ijle koninkrijken. Zoals er een weg is bij onzekere maan, bij karig licht doorheen de bossen, waar Jupiter de hemel bedekt met een nevel, droeg de zwarte nacht de kleur va de zaken weg. Voor het voorhof zelf en in de eerste deel van de gang van de onderwereld, hebben berouw en de wrekende wroeging hun tenten opgeslagen. Daar wonen de bleke ziekte en de trieste ouderdom, de angst, de honger die tot geweld leidt, misvormde ellende, verschrikkelijke vormen om te zien, dood, moeite, bloedverwante dood van de slaap en waanzinnige vreugde. Aan de ingang van de drempel doodbrengende oorlog, de ijzeren vertrekken van de Euminiden, waanzinnige ruzie waarvan het slangenhaar doorvlochten is met bloedrode banden. Temidden spreid de duistere olm zijn wijde takken en eeuwenoude armen reusachtig uit, waarvan ze over het algemeen vertellen dat de ijdele dromen hem als troon gebruiken en ze hangen onder alle bladeren. En bovendien nog vele andere monsterachtige verschijningen van wilde dieren. De centauren staan op stal in de deur en de tweevormige Scilla en de honderdarmige Briameus en het beest van Lerna, huiveringwekkend sissend; de met vuur bewapende Chimaera, Gorgonen, Harpijen en de vorm van een schim met drie lichamen. Angstig, door een plotse schrik greep hij naar zijn zwaard en toont het getrokken wapen aan de schimmen. Als zijn geleerde metgezel hem er niet op wees dat dunne levens zonder lichamen rondfladderde door de grond, met alleen maar het beeld van een vorm, dan zou hij zich op hen gestort hebben en tevergeefs met zijn zwaard de schaduwen uiteen geslagen hebben. Hier was een weg, die hier voert naar de golf van Acheron naar de onderwereld, troebel door de modder, bruist met een ontzaglijke kolk en spuwt al het zand uit de Cocytus. De verschrikkelijke veerman beschermt dit water en de stroom; de verschrikkelijke Charon . Er is vlammend licht; aan zijn kin hangt een grote onverzorgde witheid en een vuile mantel met een knoop hangt af van zijn schouders. Hijzelf duwt zijn vlot af met zijn stok en bedient de zeilen. Hij voert lichamen over. Hij is al ouder, maar nog fris en heeft de jeugdige ouderdom van een god. Bespreking Inhoudelijk
De titel zegt al waar de tekst over gaat: een beschrijving van wat er aan de ingang zit. ? Het begint (264–267) met een gebed om toegang te krijgen. Een verschil met een traditioneel gebed: - aanspreking - titels van de goden - vraag ? normaal hoort hier een belofte van wat je doet als ze je vragen aanhoren
Reden: wat ga je aan de goden van de onderwereld geven? Ze zijn nergens in geïnteresseerd, je hebt niets te bieden want uiteindelijk krijgen ze toch alles, aan de dood ontsnap je niet ? Afdaling (268-289): gigantische opsomming van vreeschwekkende dingen - duisternis (de deur zelf) ? traditioneel - abstracta (zeer belangrijk) van de rouw, het gebrek, … ? de boom met nachtmerries - de mythologische monsters ? terug in de tijd: het geloof in de mythologische wezens is verloren gegaan doorheen de jaren; meer verpersoonlijking van bijvoorbeeld oorlog en ziekte
Homeros ? monsters uit het verleden
Vergilius ? vertegenwoordiging van angst (tegenwoordig) Uiteindelijk (290-291) wordt het Aeneas teveel en grijpt hij zijn zwaard, typisch: wanneer hij de mythologische wezens tegenkomt, als hij denkt dat hij er iets aan kan doen (? abstract zoals oorlog). En dan heeft hij iemand nodig die hem de werkelijkheid laat zien. ? Charon (aan de echte ingang van de onderwereld): vuil en modderig. Stijl
266: sit … sit = inversie ? nadruk op de toestemming die hij moet hebben

269: chiasme : domus in ania x vacuas regna
270-272: vergelijking met de duisternis van het bos: climax (het donker wordt steeds donkerder) 273-281: lange opsomming ? verzameling van polysyndeta met afwisseling van ‘que’ en ‘et’ ? om nadruk te leggen op hoeveel verschrikkelijke dingen er zijn. Afsluiting met ‘discordia’ = vreselijkst. Ook een subtiele verwijzing naar de officiële term voor burgeroorlogen die uitgevochten zijn voordat Augustus aan de macht kwam, de bedoeling is dus om verder na te denken hierover. 281: chiasme van een heel vers lang vipereum crinem x vitis cruentis
290-291: corripit … Aeneas ? serieuze inversie van meer dan een vers lang & op de eerste plaats in het vers; het wordt weer eens tijd dat er iets gebeurd (veel nadruk) en om te laten zien dat Aeneas geen schrik heeft (zeer heldhaftig) 295 -297: beschrijving van de rivier
Vanaf 298: beschrijving van Charon ? nadruk op zijn viezigheid (zowat in elk vers een woord) en eindigt met een hyperbaton (r.301) sordidus …. amictus en r.304: polyptoto (senior senectus) en een antithesis (viridis senectus).

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.