3 t/m 6

3A Romeinse goden

Jupiter is een god.
Jupiter is een god en heerser.
Juppiter is vader.

Juno is een godin.
Juno is een koningin.
Juno is de echtgenote van Juppiter.
Juno is moeder.

Mars is een god.
Mars is hun zoon.
Mars is ook vaader.

Minerva is een godin.
Minerva is de dochter van Juppiter.
Minerva is geen moeder.
Maar is een maagd.

Vesta is een godin.
Vesta is ook nog maagd. En ze is de zuster van Juppiter.

Venus is een godin.

Venus is een moeder.
Aeneas is haar zoon.

3B Goden en hun functies

Juppiter zit in de tempel.
Juppiter heeft een staf.
Het volk vereert de god.
De god beschermt het volk.
Het volk vreest de God ook, want de god stuurt bliksem.

Juno zit ook inde tempel.
Ze zit naast Juppiter.
Het volk vereert de godin.
De Godin verdedigt het huwelijk.

Minerva zit ook in de tempel.
Zij zit naast Juppiter en Juno.
Ze heeft een helm en een speer.
Minerva heeft geen zoon of dochter.

In Italie regeert Mars.
Hij heeft een helm en een speer.
In Italie is dikwijls oorlog, want Mars houdt van oorlog.
Het volk is bang voor Mars.

3C Venus en Vesta

Venus is moeder.

Aeneas is haar zoon.
Haar zoon verlaat Troje en bereikt Italie.
Dus houdt Venus van Italie.
Venus verdedigt de liefde.
Liefde overwint alles.

Alba Longa is een stad in Italie.
In de stad is een tempel.
Vesta woont in de tempel.
In de tempel is een altaar.
Op het altaar brandt altijd een vuur.
De Vestaalse maagd zorgt voor het vuur en versiert het altaar.

4A Een familieruzie

Proca is koning van Alba Longa.
Numitor is zijn zoon.
Proca heeft nog een andere zoon.
Deze zoon is Amulius.
Proca is oud en wacht op de dood.
Numitor krijgt het rijk en Amulius krijgt het rijkdom.
Amulius is geen beste man, maar een slechte man:
Hij verdrijft zijn broer en dood zijn zoon.

Nu heeft Alba Longa een nieuwe koning.
Maar de nieuwe koning is slecht en onrechtvaardig.
Numitor heeft een dochter.
Zijn dochter is Rea Silvia.
Silvia is mooi, maar nog niet getrouwd.
Amulius brengt het mooie meisje naar de tempel van Vesta, en maakt haar Vestaalse maagd. Silvia zorgt voor het vuur in de tempel.
Amulius is blij omdat Numitor nu geen nakomelingen heeft.

4B Silvia ontmoet een god

Rea Silvia is Vestaalse maagd en zorgt voor het vuur in de tempel.
Bij de tempel is een groot en donker bos.
In het bos is een kleine rivier.
Rea Sillvia wandelt in het bos en komt aan bij de rivier.
Silvia schept water uit de rivier.
Plotseling verschijnt een onbekende man.
Hij is groot en sterk.
Het is de god Mars, maar Silvia kent de god niet.
Mars ziet een mooi meisje: hij pakt het meisje vast en verkracht haar.
Silvia is erg geschrokken en huilt, maar de god kalmeert het meisje.

Hij voorspelt een beroemd nageslacht en grote roem.

Daarna verlaat de God verborgen in een wolk en laat Silvia achter.

4C Het verdriet van Silvia

Rea Silvia kan niet meer voor het vuur zorgen.
Ze is zwanger en wendt een ziekte voor.
Amulius weet de echte reden.
Silvia is niet ziek maar is zwanger!
Later brengt Silvia een tweeling ter wereld.

Amulius is verontrust en erg boos en denkt: nu is Silvia moeder en heeft Numitor nageslacht. Daarna zendt Amulius Silvia naar de gevangenis.
De gevangenis is donker en Silvia is alleen.
Ze is bang en denkt: waar zijn mijn zonen?
Wie zorgt voor hen? Waar is mijn vader?
Ze huilt en verlangt naar haar zonen.
Ze is met recht bang, want haar zonen zijn in gevaar.

5A Romulus en Remus

In de rivier drijft een rieten mandje.

In het mandje liggen twee baby's.
Romulus en Remus. Wat is de reden?
Amulius vreest voor Romulus en Remus, want hij wil de heerschappij niet verliezen.
Daarom verlangt hij om Romulus en Remus uit de weg te ruimen.
Dus nu zijn de baby's in gevaar.
Maar het water zakt, de broers naderen de oever. en zie een wolvin komt eraan.

De wolvin verlangt ernaar water uit de rivier te drinken.
Romulus en Remus hoort ze eerst, want de baby's huilen erg.
Daarna ziet ze de baby's.
Nu dreigt er geen gevaar meer.

5B De jeugd van Romulus en Remus

Faustulus vindt de baby's en draagt ze naar zijn hut.
Faustulus is herder en Acca is zijn vrouw.
Zij leven in een kleine hut. Acca zorgt voor Romulus en Remus.
De broers houden van Faustulus en Acca. De tijd verstrijkt.
Romulus en Remus zijn geen baby's meer en willen hun echte moeder leren kennen.
Dan zegt Faustulus: Jullie moeder is Silvia.

Silvia is de dochter van Numitor.
Numitor, jullie opa, leeft nog.
Romulus en Remus nemen een besluit.
Met vrienden doen zij een aanval op de koning en doden Amulius.
Daarna begroeten zij hun opa als koning.
De broers bevrijden Silvia, hun moeder uit de gevangenis en zijn blij.

5C Ruzie tussen de broers

Romulus en Remus willen met vrienden een stad stichten.
Zij willen wonen, waar zij te vondeling zijn gelegd en zijn grootgebracht.

Ze verlaten opa Numitor en moeder Silvia.
Ze zoeken een geschikte plaats en beginnen te bouwen.
Maar de broers zijn nu geen vrienden meer.
Romulus wil de eerste zijn, maar Remus wil niet de tweede zijn:
ieder van beide wil de stad naar zichzelf noemen.
Ieder van beide wil koning zijn.
Romulus maakt een wal rondom zijn stad, maar de wal is nog niet hoog.

Dan lacht Remus Romulus uit en springt bovenop de nieuwe wal.
Romulus is erg boos. Hij doodt Remus en zegt:
zo zal het ieder vergaan die over mijn wal springt.
Zo is Romulus alleen koning en noemt de stad Rome.

6A Tekort aan vrouwen

In de nieuwe stad wonen Romeinen en Romulus regeert.
Maar ze zijn nog niet tevreden: er zijn geen vrouwen en de buurvolken geven geen vrouwen. Romulus ziet het gevaar en maakt een nieuw plan.
Hij bereidt grote spelen voor in de nieuwe stad en nodigt veel mensen uit: vaders en moeders en mooie dochters.
Veel mensen komen samen, ook de naburige Sabijnen.
Allen willen de nieuwe stad en spelen zien.
De spelen beginnen al en allen kijken ingespannen.
Plotseling grijpen de Romeinse jongemannen de mooie meisjes.
De verwarring is groot. De Romeinen brengen de meisjes naar hun huizen,
de ouders vluchten bedroefd en boos. Maar dat is nog niet het einde!

6B Verraad

De boze Sabijnen bereiden een oorlog voor: ze verlangen de meisjes terug te krijgen.

Ook Romulus heeft een oorlog voorbereid: hij wil de stad verdedigen.
Na velen dagen hebben de Sabijnen de stad nog niet veroverd.
Dan zijn ze door een list de stad binnengedrongen. Tarpeius was een Romeinse aanvoerder; zijn dochter Tarpiea zocht water buiten de stad.
De Sabijnse aanvoerder naderde het meisje en gaf haar goud;
zo zetten hij Tarpeia aan tot verraad.

Het meisje vraagt een beloning: wat de Sabijnen in hun linkerhand hebben.

De Sabijnen zijn al in de stad.
Maar de beloning is niet wat Tarpeia heeft verwacht: de Sabijnen hebben geen gouden ringen, maar schilden aan hun linkerhanden;
ze gooien hun schilden naar Tarpeia en zo doodden ze het meisje.
Dat is de beloning voor verraad!

6C De vrouwen grijpen in

Reeds hebben de Sabijnen een groot deel van Rome veroverd.
Maar de Romeinen verdedigen zich dapper.
De Sabijnen doden en verwonden de Romeinen en de Romeinen de Sabijnen.
Dan stellen de vrouwen zich tussen de Sabijnen en de Romeinen op:

de vrouwen willen een eind maken aan het gevecht.
De Sabijnen zijn immers vaders, de Romeinen zijn nu echtgenoot.
De vrouwen huilen en smeken de vaders en echtgenoten.
De woorden en tranen van de vrouwen ontroeren de Sabijnen en de Romeinen.
De mannen vechten niet meer: ze verlangen geen oorlog, maar vrede.
Zo eindigden de vrouwen de oorlog!