Tacitus, Annales XIV, 1-10
Toen Nero op zijn zeventiende jaar keizer geworden was, zou Agrippina met enigen tact haar doel, zélf te heersen door middel van hem, grotendeels hebben kunnen bereiken. Zij beging echter al onmiddellijk de fout én Burrus én Seneca van zich te vervreemden door haar onmeedogend optreden onder anderen tegen Narcissus. En ook verder legde zij zo'n onhandige eerzucht aan den dag, dat Nero als reactie hierop in verzet kwam. Haar dreigementen Britannicus te zullen pousseren, als haar zoon ondankbaar bleek, leidden tot den moord op dezen jongen prins; en het had weinig gescheeld of Agrippina zelf zou bij die gelegenheid mede ten val gekomen zijn.
Inmiddels bestuurde Nero, onder leiding van Seneca en Burrus, den staat op zo'n wijze, dat men deze periode later kon idealiseren als een gouden tijd, "Nero's vijf jaren". Wat niet wegneemt dat hij door den moord op Britannicus, door zijn losbandig leven en zeker ook door een minderwaardig verlangen om voor het volk op te treden als wagenmenner en zanger, reeds te veel van zijn gevaarlijke eigenschappen toonde, om niet het ergste te vrezen. Dit ergste kwam dan meedogenloos te voorschijn onder den invloed van een vrouw, Poppaea Sabina. Door haar huwelijk met Otho (den latere keizer) had zij kennis met Nero gemaakt en daarop zijn liefde gewonnen.
Ann. XIV, 1
Tijdens het consulaat van Gaius Vipstanus en Gaius Fonteius, stelde Nero de al lang voorbereide misdaad niet langer uit, nadat zijn stoutmoedigheid (alternatief: overmoed) gegroeid was door de ouderdom van zijn heerschappij, en hij was vuriger met de dag door zijn liefde voor Poppaea, die helemaal niet hoopte op een huwelijk voor zichzelf en een scheiding van Octavia, zolang Agrippina ongedeerd is, door talrijke verwijten, dan weer door grapjes (alternatief: spotten) bekritiseerde ze de gezagvoerder, en noemde hem een moederskindje, die onderhevig was aan andermans (à zijn moeder) bevelen, en hij miste niet alleen de heerschappij, maar ook de vrijheid. Want waarom ons huwelijk uitstellen? Staan mijn schoonheid en mijn triomferende voorouders, of mijn vruchtbaarheid en mijn oprechte gevoelens je soms niet aan? Er werd gevreesd dat zij als echtgenote tenminste de onrechten tegenover de senatoren en de woede van het volk tegenover de hoogmoed (alternatief: arrogantie) en hebzucht van de moeder zou onthullen. Want als Agrippina geen schoondochter kon verdragen, tenzij ze vijandig voor haar zoon was, dan moest ze maar teruggegeven worden aan een huwelijk met Otho: (ze zei dat) ze zou gaan waarheen ook van de landen, waar ze liever de beledigingen van de keizer zou horen, dan ooggetuige zijn van zijn gevaren en erin vermengd worden. Maar niemand verhinderde deze en dergelijke dingen (alternatief: redeneringen), doordrongen door tranen en trucjes (alternatief: vakmanschap) van een verleidster, omdat allen verlangden dat de macht van de moeder gebroken werd en omdat niemand geloofde dat de haat van de zoon helemaal zou verharden tot aan haar moord.
Ann. XIV, 2
Cluvius levert over dat Agrippina door een brandend verlangen naar het vasthouden van de macht zover daarheen meegevoerd was, dat ze in het midden van de dag, wanneer op dat moment Nero door wijn en een feestmaal warmliep (alternatief: aangeschoten geraakte), zich al te dikwijls aanbood aan de dronken Nero, opgemaakt en bereid tot incest; en omdat de kennissenkring de wellustige kussen, liefkozingen en het voorspel van een schanddaad al opmerkten, heeft Seneca tegen de vrouwelijke verleidingen bij een vrouw hulp gezocht en dus de vrijgelatene Actè erop afgestuurd werd, die tegelijkertijd bezorgd was om haar (eigen) gevaar en de slechte reputatie van Nero, moest (hem) mededelen dat de incest rondverteld was, omdat zijn moeder erover opschepte, en dat de soldaten het gezag van een goddeloze keizer niet zouden tolereren. Fabius Rusticus vermeldt dat dit verlangd is, niet door Agrippina, maar door Nero en dat het verijdeld is (alternatief: niet doorgegaan is) door de slimheid (alternatief: list) van dezelfde vrijgelatene (à Actè).
Maar wat Cluvius overlevert, datzelfde hebben ook de overige auteurs overgeleverd, en de algemene opinie helt naar deze richting over, hetzij Agrippina werkelijk zo’n grote vreselijkheid heft bedacht, hetzij het bedenken van een nieuwe seksuele lust geloofwaardiger scheen bij haar, zij die in haar meisjesjaren echtbreuk gepleegd had met Lepidus uit verlangen naar macht en die zich zelfs had verlaagd tot de lusten van Pallas en die voor elke schanddaad geoefend was door het huwelijk met haar oom.
Ann. XIV, 3
Nero vermeed dan ook privé ontmoetingen met haar en hij prees haar als ze wegging naar haar park of naar haar villa in Tusculum of Antium omdat ze rust nam.
Ten slotte, in de mening dat ze te lastig was, waar ze ook verbleef, besloot hij haar te vermoorden, slechts dit overwegend of hij het met vergif zou doen dan wel met het zwaard of een andere vorm van geweld.
Als eerste beviel het vergif hem. Maar als dat gegeven zou worden tussen de feestmalen (alternatief: tijdens het feestmaal) van de keizer, dan kon het niet aan toeval toegewezen worden, omdat de dood van Britannicus al gelijkaardig was; en de dienaren van de vrouw, wiens aandacht gericht was tegen hinderlagen door praktijkervaring met misdaden, op de proef stellen, leek lastig; en zelf had ze haar lichaam versterkt door vooraf een tegengif te nemen. Op welke manier een moord met een zwaard verborgen kon worden, vond niemand; en hij vreesde dat iemand uitgekozen voor zo’n grote daad de bevelen aan zijn laars zou lappen.
De vrijgelatene Anicetus bood een plan aan, hij was bevelhebber van de vloot bij portus Misenus en opvoeder van de jeugd van Nero en gehaat bij Agrippina met wederzijdse haatgevoelens. Hij toonde dus aan dat er een schip kon gebouwd worden waarvan een gedeelte dat op zee zelf door een kunstgreep losgemaakt werd, Agrippina in de zee zou gooien, zonder dat ze erop verdacht was; hij zei dat niets zo onderhevig was aan toeval als de zee en als ze door een schipbreuk omkwam, wie zou dan zo onrechtvaardig zijn dat hij aan een misdaad zou toeschrijven wat de winden en de golven misdaan hebben? De keizer zou een tempel moeten schenken aan de overledene en altaren en andere dingen om zijn moederliefde aan te tonen.
Ann. XIV, 4
Het sluwe plan stond Nero aan, dat ook door het tijdstip geholpen was, daar hij gewoon was het vijfdaagse Minervafeest bij Baiae door te brengen. Daarheen nodigde hij zijn moeder uit, terwijl hij herhaaldelijk zei dat de woede-uitbarstingen van de ouders moesten verdragen worden en dat zijn geest moest bedaard worden, opdat hij daardoor het gerucht van een verzoening zou bewerken en Agrippina het zou geloven met de lichtgelovigheid van vrouwen met betrekking tot prettige berichten.
Terwijl hij haar, die vervolgens kwam, tegemoet ging naar de kust (want ze kwam van Antium) ontving hij haar met een hand(druk) en een omhelzing en leidde haar naar Bauli. Dit is de naam van een landgoed dat gelegen tussen kaap Misenum en het meer van Baiae bespoeld wordt door de zee waar die een inham maakt. Te midden van de andere lag daar een schip dat meer versierd was, alsof ook dit aan de eer/ ter ere van de moeder gegeven werd; ze was nl. gewoon vervoerd te worden met een trireem en door het roeien van matrozen.
En toen was ze voor de maaltijd uitgenodigd opdat de nacht zou kunnen aangewend worden om de misdaad te verhullen. Het stond voldoende vast dat er een verrader is geweest en dat Agrippina, nadat ze de hinderlaag vernomen had, onzeker of ze het moest geloven, met een draagstoel naar Baiae gevoerd is.
Daar verminderde zijn vleierij haar vrees: ze werd vriendelijk ontvangen en op een ereplaats gezet.
Nadat Nero daarop het diner lang had laten duren met meerdere gesprekken, die nu eens met jeugdige vertrouwelijkheid gevoerd werden en dan weer ernstig, alsof hij gewichtige dingen besprak, deed hij haar uitgeleide toen ze wegging, terwijl hij bijzonder innig haar ogen en haar borst kuste, hetzij om zijn huichelarij ten top te drijven, hetzij de laatste aanblik van zijn moeder zijn geest, hoe wreed die ook was, tegenhield.
Ann. XIV, 5
De goden zorgden voor de nacht, helder door de sterren en rustig door de kalme zee, als het ware om ons te overtuigen van de misdaad. Het schip was nog niet veel vooruitgegaan, terwijl twee (mensen) uit het aantal van kennissen (alternatief: familieleden) Agrippina vergezelden, waaronder Creperius Gallus – die helemaal niet ver van het roer stond – en Acerronia – achteroverleunend over de voeten van de liggende – vermeldde vol vreugde de spijt van de zoon en het hernieuwde aanzien van de moeder, toen, nadat het signaal gegeven was, plots het dak instortte, zwaar door veel lood.
Creperius werd tegen de grond geslagen en was op slag dood. Agrippina en Acerronia werden beschermd door de zijkanten van het rustbed, die boven hun hoofd uitstaken en toevallig stevig genoeg waren om niet onder het gewicht te bezwijken. Het schip had nu in stukken moeten breken, maar dat gebeurde niet: iedereen was in rep en roer, velen waren niet van het complot op de hoogte en daardoor liepen ze degenen die dat wél waren in de weg. Daarop besloten de roeiers het schip naar een kant te laten overhellen en het zo tot zinken te brengen. Maar omdat ze zelf verrast werden door de onverwachte loop van de gebeurtenissen, was er geen sprake van onmiddellijke gecoördineerde actie. Bovendien gaf een deel van de roeiers tegenwicht, waardoor ze ervoor zorgden dat het schip meer geleidelijk kapseisde.
Acerronia echter, terwijl ze door onvoorzichtigheid herhaaldelijk riep dat ze Agrippina was en dat er hulp moest komen aan de moeder van de keizer, werd afgemaakt met vaarbomen en roeiriemen en met scheepstuig, dat het lot had aangeboden: Agrippina, zwijgend en daardoor minder herkend, liep toch één wonde op aan haar schouder. Daarna, door te zwemmen, nadat ze gevoerd was naar het Lacrinusmeer door een toestroom van vissersbootjes, werd ze naar haar villa gebracht.
Ann. XIV, 6
Toen ze daar overwoog dat ze dáárom met een bedrieglijke brief was uitgenodigd en met een bijzondere eer was behandeld en nadacht over het feit dat het schip vlakbij de kust, niet gedreven door de winden, niet op de klippen gelopen, op zijn hoogste punt als een toneelmachine op het land ineengestort was; en toen ze zich ook de moord op Acerronia realiseerde en tezelfdertijd haar eigen wonde bekeek, begreep ze dat het enige redmiddel tegen de hinderlaag was, indien ze niet begrepen werd en ze stuurde haar vrijgelatene Agerinus om haar zoon te melden dat ze door de welwillendheid van de goden en door zijn geluk ontsnapt was aan een ernstig ongeval en dat ze hem smeekte, al was hij vervuld van schrik door het ongeval van zijn moeder, de zorg om zijn moeder te bezoeken uit te stellen; dat ze nu rust nodig had.
En ondertussen, nadat ze onbezorgdheid geveinsd had, haalde ze er geneesmiddelen bij voor haar wonde en kompressen voor haar lichaam; ze beval dat het testament van Acerronia moest opgezocht worden en dat haar bezittingen moesten verzegeld worden, alleen hierin speelde ze geen komedie.
Ann. XIV, 7
Maar aan Nero die op berichten wachtte van het welslagen van de misdaad, werd gemeld dat Agrippina ontkomen was, gewond door een lichte wonde en na zover gevaar gelopen te hebben dat aan de verantwoordelijke niet kon getwijfeld worden.
Toen was hij uitzinnig van angst en riep hij dat ze ieder moment daar kon zijn, belust op wraak, hetzij ze de slaven bewapende, hetzij ze de soldaten ophitste, hetzij ze doordrong tot de senaat en het volk om [hem] de schipbreuk en haar wonde en de dood van haar vrienden voor de voeten te werpen, welke hulp had hij daartegen?
Tenzij Burrus en Seneca enige hulp konden geven; hij liet hen wekken en deed hen dadelijk komen, terwijl ze waarschijnlijk van tevoren al op de hoogte waren.
Er was dan ook een lang stilzwijgen van beiden, opdat ze het niet vruchteloos zouden afraden ofwel omdat ze geloofden dat het zover gekomen was dat, als Agrippina de pas niet werd afgesneden, Nero zou moeten sterven.
Daarna reageerde Seneca in zoverre sneller dat hij omkeek naar Burrus en vroeg of men de moord aan de soldaten kon opdragen. Deze antwoordde dat de pretoriaanse soldaten die sterk verknocht waren aan heel het huis van de keizers en die zich Germanicus herinnerden, niets wreeds tegen zijn dochter zouden durven: Anicetus moest zijn belofte uitvoeren. Helemaal niet aarzelend eiste die de leiding van de misdaad.
Na deze woorden verklaarde Nero dat hem op die dag de heerschappij gegeven werd en dat de schenker van een dergelijk groot geschenk een vrijgelatene was: hij moest haastig gaan en hen meenemen die het snelst waren om bevelen uit te voeren.
Hijzelf, nadat hij gehoord had dat Agerinus als bode gekomen was in opdracht van Agrippina, voerde zelfs een toneelstukje van een aanklacht op en terwijl hij zijn boodschap overbracht, gooide hij hem een zwaard tussen de voeten, en beval toen dat hij, alsof hij op heterdaad betrapt werd, in de boeien moest geslagen worden, om te veinzen dat zijn moeder de moord op de keizer beraamd had en dat ze uit schaamte over de ontdekte misdaad zelfmoord gepleegd had.
Ann. XIV, 8
Toen ondertussen het ongeval van Agrippina bekend gemaakt was, alsof het bij toeval gebeurd was, rende iedereen, van zodra hij het vernomen had, naar de kust. De enen beklommen de pieren, de anderen de dichtst bijgelegen bootjes; nog anderen gingen in zee zover als hun lengte het toeliet; sommigen strekten hun handen ten hemel; heel de kust werd gevuld met klachten, beloften, geroep van mensen die verschillende dingen vroegen of onzekere antwoorden gaven; een enorme menigte stroomde toe met toortsen en toen bekend werd dat ze ongedeerd was, maakten ze zich klaar als om haar geluk te wensen, tot ze door de aanblik van een gewapende en dreigende troep uiteengedreven werden.
Anicetus legde een kordon om de villa, forceerde de poort, liet de slaven die hij op zijn weg naar binnen tegenkwam met geweld afvoeren, totdat hij de deur van Agrippina’s slaapkamer had bereikt. Er stonden nog maar een paar bedienden bij de deur, de overigen waren bij de inval in paniek weggevlucht. In de kamer brandde een flauw licht, van de kamermeisjes was er nog één. Agrippina was zich meer en meer zorgen gaan maken omdat haar zoon niemand had gestuurd en ook Agerinus niet kwam opdagen: dat beloofde niet veel goeds, want dan zou het er anders uitgezien hebben, nu zat ze daar maar in haar eentje. Dan, plotseling, een enorm kabaal, alles wees erop dat het ergste stond te gebeuren. Toen het meisje de kamer uitliep, zei Agrippina: 'Laat jij me nu ook in de steek?' Tegelijk keek ze om en zag ze Anicetus, in gezelschap van Herculeius, een scheepskapitein, en Obaritus, een centurio van de marine. Als hij op ziekenbezoek kwam, zo liet ze hem weten, dan kon hij rapporteren dat ze hersteld was; als hij van plan was om een misdaad te plegen: ze weigerde te geloven dat haar zoon daar de hand in had, hij zou nooit bevel hebben gegeven om zijn moeder te vermoorden. De moordenaars kwamen om haar bed staan. Als eerste sloeg de kapitein haar met een knuppel op haar hoofd. Al toen de centurio zijn zwaard trok om haar de doodsteek te geven, had ze hem haar moederschoot aangeboden: 'In mijn baarmoeder, ga je gang!' riep ze. Ze bezweek onder haar vele verwondingen.
Ann. XIV, 9
Deze dingen worden met eensgezindheid overgeleverd. Of Nero zijn dode moeder bekeken heeft en de schoonheid van haar lichaam geprezen heeft, er zijn er die het overgeleverd hebben, er zijn er die het ontkennen.
Ze is dezelfde nacht verast op een aanligbed uit de eetkamer en met een goedkope begrafenis; en zolang als Nero keizer was, is er geen grond opgehoopt tot een graf of omheind. Weldra kreeg ze door de zorg van de dienaars een lage grafheuvel, nabij de weg naar Misenum en de villa van de alleenheerser Caesar, die zeer hoog uitkijkt over de eronderliggende baaien.
Nadat de brandstapel aangestoken was, doorboorde haar vrijgelatene met de bijnaam Mnester zich met het zwaard; het is niet duidelijk of het was uit liefde voor zijn meesteres dan wel uit vrees voor zijn eigen dood.
Dat dit haar einde zou zijn had Agrippina vele jaren tevoren geloofd en ze had het misprezen. Want toen ze advies vroeg over Nero hadden de astrologen geantwoord dat hij zou heersen en zijn moeder zou doden; en zij zei “laat hij mij maar doden, als hij maar keizer wordt”.
Ann. XIV, 10
Maar door Caesar werd pas nadat de misdaad gepleegd was de grootte ervan begrepen. De rest van de nacht wachtte hij op de dag, nu eens als verlamd in stilte, maar vaker opstaand uit angst en buiten zinnen, alsof die dag zijn ondergang zou meebrengen en op aanraden van Burrus gaf als eerste de vleierij van de honderdmannen en tribunen hem moed, doordat ze zijn hand grepen en feliciteerden omdat hij aan een onvoorzien groot gevaar en de misdaad van zijn moeder ontkomen was. Zijn vrienden gingen vervolgens naar de tempels en nadat het voorbeeld gegeven was, betuigden de dichtstbijgelegen provinciesteden hun blijdschap met offers en gezantschappen; maar hij zelf was verdrietig met een tegenovergestelde huichelarij en alsof hij kwaad was op zijn eigen ongedeerdheid en de dood van zijn moeder betreurend. Omdat toch niet, zoals de gezichten van de mensen, zo ook het uitzicht van de plaatsen verandert, en hem steeds weer de drukkende aanblik van die zee en kusten voor ogen kwam (en er waren mensen die geloofden dat het geluid van een trompet gehoord werd op de hoge heuvels rondom en dat er een weeklacht gehoord werd op de grafheuvel van zijn moeder) trok hij naar Napels en stuurde hij een brief naar de senaat waarvan de hoofdzaak was dat Agerinus, een van de vertrouwelijke vrijgelatenen van Agrippina, aangetroffen als moordenaar met een zwaard en dat Agrippina geboet had uit schuldbewustzijn omdat zij volgens hem een misdaad gepland had.
REACTIES
1 seconde geleden