Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Xenophon Anabasis Muiterij

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • 3e klas vmbo | 1452 woorden
  • 22 september 2003
  • 119 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
119 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Muiterij (Anabasis I, 3 (1 - 21)) 1. Een ernstige gezagscrisis 1. Daar bleef Cyrus met zijn leger 20 dagen want de soldaten weigerden verder te gaan, want ze vermoeden immers al dat ze optrokken tegen de koning en daarvoor waren ze niet ingehuurd, zeiden ze. Eerst probeerde Clearchus zijn soldaten te dwingen om te gaan, [maar] telkens hij probeerde te gaan, wierpen ze stenen naar hem en de lastdieren. 2. Clearchus ontsnapte nauwelijks aan het stenigen en toen hij later besefte dat hij hen niet kon dwingen, riep hij een vergadering bijeen voor zijn eigen soldaten. Eerst weende hij lande tijd terwijl hij [daar] stond en toen ze het zagen, waren ze verwonderd en zwegen. Daarna sprak hij als volgt: 2. Eerste toespraak van Clearchus "Geachte soldaten, wees niet verwonderd dat ik het moeilijk heb onder deze omstandigheden. Cyrus is een gastvriend geweest voor mij en toen ik uit mijn vaderland verbannen was, heeft hij me vele blijken van zijn achting gegeven, en in het bijzonder 10 000 [gouden] darieken. Nadat ik ze aanvaard had, heb ik ze niet voor eigen voordeel opzij gelegd of verbrast maar ik heb ze aan jullie besteed. 4. Eerst heb ik afgerekend met de Thraciërs en heb ik hen samen met jullie gestraft, ter verdediging van Griekenland, door hen weg te jagen uit Xerroneisos, omdat ze de Grieken die er woonden hen land wilden ontnemen. Toen Cyrus me uitnodigde, ben ik samen met jullie naar hem opgetrokken om hem van dienst te zijn als hij dat vroeg, in ruil voor al het goede dat ik vanwege hem ondervonden heb. 5. Aangezien jullie niet mee willen optrekken, zie ik mij genoodzaakt om [ofwel] jullie te verraden om Cyrus’ vriendschap te genieten of weg te vluchten om met jullie mee te gaan. Ik weet niet of ik rechtvaardig zal handelen, maar ik zal voor jullie kiezen en zal alles doorstaan wat moet. Maar nooit zal er iemand zeggen dat ik jullie eerst naar het land van de barbaren gebracht heb, de Grieken verraden heb en [dan] de vriendschap van een vreemdeling gekozen heb… 6. …Jullie willen mij niet gehoorzamen, dan ga ik maar met jullie mee en zal alwat moet doorstaan. Want ik meen dat jullie mijn vaderland, vrienden en bondgenoten zijn en ik meen waar ik ben, geëerd te zijn bij jullie en ik ben niet in staat een vriend te helpen of een vijand te verdijven zonder jullie. Wees er dus van overtuigd dat ik ga waarheen jullie gaan." 7. Toen hij dat gezegd had, juichten zijn soldaten en andere hem toe, na dat gehoord te hebben – dat hij niet gezegd had dat ze naar de koning optrokken -, en diegenen die bij Xenios en Pasioon met meer dan 2 000 waren, namen hun wapens op, liepen over en sloegen hun kamp op bij Clearchus.
3. Tweede toespraak van Clearchus. 8. Cyrus zag hierdoor geen uitweg, maakte zich ongerust en zond een bode naar Clearchus, die [echter] niet wilde gaan, maar liet buiten het medeweten van de soldaten een bode zenden, om gerust te zijn in overtuiging dat de zaak in orde zou komen. Hij vroeg hem hem opnieuw te ontbieden, maar hij zou [ook deze keer] niet gaan. 9. Nadat hij zijn eigen soldaten en diegenen die naar hem gekomen waren, en van de anderen vrijwilligers had samengebracht, sprak hij als volgt: "Cyrus staat klaarblijkelijk net zo tegenover ons als wij tegenover hem, noch zijn wij zijn soldaten aangezien we hem niet volgen, noch is hij onze soldijgever. 10. Dat hij intussen meent door jullie onrechtvaardig behandeld te worden, dat weet ik zeker en hoewel hij me ontboden heeft, weiger ik te gaan, omdat ik me schaam. Want ik ben me ervan bewust dat ik een leugenaar ben in alles en dat wanneer ik ga, nadat hij me gegrepen heeft, hij me een straf zal opleggen voor datgene waarin hij meent mijn slachtoffer geworden te zijn. 11. Het schijnt me dus niet het geschikte moment voor ons om te slapen of zorgeloos te zijn, maar het is het moment voor ons om te overleggen wat te doen in deze omstandigheden. Indien we hier blijven, lijkt het me goed te onderzoeken hoe we hier het veiligst mogelijk verblijven. Of als we reeds besluiten hier weg te gaan, hoe we zo veilig mogelijk kunnen weggaan en hoe we aan levensmiddelen geraken, want zonder dat is er geen enkel nut te halen uit een gewoon soldaat of een gids. 12. Cyrus is een zeer machtig man, die veel waard is als vriend maar een geducht vijand is, die een grote macht heeft zoals de infanterie, de ruiterij en de marine. We zien [het] allen en weten dat ze, me dubkt, hier niet zover vandaan voor anker liggen. Bijgevolg is het het moment om te zeggen wat men denkt dat het beste is." Toen hield hij op met spreken. 4. Een afgesproken spelletje 13. Sommigen stonden op uit eigen beweging, om te zeggen wat ze dachten; anderen door hem aangespoord om aan te tonen dat de moeilijkheid wasom zowel te blijven als weg te gaan zonder Cyrus’ instemming. 14. Terwijl hij veinsde zo snel mogelijk naar Griekenland te willen optrekken, stelde de eerste voor zo snel mogelijk nieuwe strategen te kiezen, als Clearchus hen niet wilde terugleiden, proviand op de markt te kopen – maar die was in het kamp van de Perzen gelegen –, hun bagage te pakken en naar Cyrus te gaan om hem schepen te vragen, om hen terug te brengen. Indien hij die niet ter beschikking wilde stellen, om aan Cyrus een gids te vragen om hen in vrede door bevriend gebied te leiden. Als hij geen gids gaf, dat ze zich dan zo snel mogelijk moesten opstellen en mensen moesten zenden om de toppen vooraf te bezetten, zodat Cyrus noch de Ciliciërs, van wie we velen en vele bezittingen als buit in ons bezit hebben, ze voor zich vooraf zouden bezetten. Toen hield hij op met spreken. Daarop antwoordde Clearchus slechts het volgende: 15. "Dat niemand van jullie zegt dat ik het bevelhebbersschap van de terugtocht zal voeren, ik zie immers vele redenen waarom ik het niet kan doen, jullie weten dat ik de man die jullie kiezen, zal gehoorzamen op de wijze waarop dat het meest mogelijk is, omdat ik wet te gehoorzamen net zoals iemand anders." 16. Een ander stond op, om de naïviteit aan te tonen van hem die voorstelde schepen te vragen, alsof Cyrus op terugtocht was, en om aan te tonen dat het dwaas as om gidsen te vragen aan hem, voor wie we de onderneming doen mislukken. ‘Indien we de gids vertrouwen die Cyrus ons geeft, wat houdt ons dan nog tegen hem te vragen de toppen op voorhand te bezetten? 17. Ik vrees dat als we aan boord gaan van zijn schepen, we door zijn trireeërs gekelderd zullen worden en de gids die hij ons geeft, wat houdt hem tegen ons te leiden waar(heen) we niet meer weg kunnen [gaan]? 18. Als ik zou willen weggaan, zou ik weggaan zonder dat hij het merkt: dat is echter onmogelijk. Maar kom, ik zeg dat het onzin is. Ik stel voor dat we mannen, die hiervoor geschikt zijn, samen met Clearchus naar Cyrus laten gaan om te vragen waarvooor hij op ons beroep wil doen. Als zijn onderneming gelijkt op de vorige, waarbij hij beroep heeft gedaan op huursoldaten, dan moeten we niet aarzelen en slechter zijn dan de vorige, dan moeten we ook optrekken… 19. …maar als de onderneming beter, lastiger of gevaarlijker lijkt dan de vorige, of ze dan vragen ofwel dat hij ons overtuigt om mee te gaan ofwel nadat hij overtuigd is [om ons in vrede te laten gaan]. Zo immers zouden we, als we hem volgen, in vreindschap volgen en als we weggaan, zouden we veilig weggaan. Al wat hij daarop als antwoord zegt, dat de mannen ons dat meldden en dan zullen we daarover beraadslagen.’ 5. Weer op weg 20. Dat voorstel leek hen goed. Na mannen gekozen te hebben, zonden ze hen samen met Clearchus en stelden Cyrus de door het leger goedgekeurde vragen. Deze antwoordde dat hij wist van horen zeggen dat Abrokomas bij de rivier de Eufraat was, die 12 dagmarsen verwijderd was. Hij beweerde dat hij tegen hem wilde optrekken en indien hij daar nog was, zei hij dat hij verlangde hem zijn verdiende straf op te leggen, "[indien hij] echter gevlucht [was], zullen we daarover beraadslagen." 21. Na dit gehoord te hebben, meldden de afgevaardigen dat aan de soldaten. Ze vermoeden wel dat hij tegen de koning optrok, toch scheen het hen goed hem te volgen. Ze vroegen echter loonsverhoging. Cyrus beloofde aan allen anderhalve keer meer te geven dan war ze eerzt kregen, tegen elke dariek kreeg elke soldaat nu 3 halve dariekn. Dat hij naar de koning optrok, daar werd niet over gezegd in het openbaar.

REACTIES

J.

J.

Merci, twas echt massas handig! Goeie vertaling

12 jaar geleden

J.

J.

Ben ik volledig mee akkoord!

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.