Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Herakleitos

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • 5e klas vwo | 659 woorden
  • 7 februari 2004
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
WERKVERTALING PALLAS DEEL 3 - HOOFDSTUK 9 DE FILOSOFIE: HERAKLEITOS 1. DE MASSA, HET INZICHT, HET WIJZE a. Hoewel dit verslag/deze theorie altijd geldt, zijn mensen zonder inzicht / Hoewel dit verslag/deze theorie waar is, zijn mensen altijd zonder inzicht, zowel voordat zij dit/deze hebben gehoord als nadat zij dit/deze eerst hebben gehoord; terwijl alles gebeurt in overeenstemming met dit verslag/deze theorie lijken zij op mensen zonder ervaring, terwijl zij zowel dergelijke woorden en daden ervaren zoals ik uiteenzet, terwijl/waarbij ik elk ding naar zijn aard onderscheid en verklaar hoe het is. Het ontgaat aan de rest van de mensen alwat zij, wakker geworden/wanneer ze wakker zijn geworden, doen net zoals zij alles vergeten wat zij slapend/tijdens hun slaap doen. b. Wanneer ze zonder inzicht geluisterd hebben, lijken ze op doven; het gezegde legt aan hen getuigenis af: dat zij aanwezig afwezig zijn. c. Daarom is het nodig het gemeenschappelijke te volgen; hoewel de logos (het verslag/de theorie/objectieve structuur) gemeenschappelijk is, leven de meesten alsof zij een eigen denken hebben. d. De mensen, zegt hij, zijn bedrogen met betrekking tot het herkennen van de dingen die duidelijk zijn, zoals in het geval van Homeros, die de wijste was van alle Grieken. Want terwijl jongens luizen aan het doden waren, bedrogen zij hem door (tegen hem) te zeggen: alwat wij gezien en gevangen hebben, (dat) laten we achter, maar alwat we noch gezien, noch gevangen hebben, (dat) nemen we mee. e. Het denken is aan allen gemeenschappelijk. f. Ik onderzocht mezelf. g. Aan al die dingen waarop het zien, horen en ervaren betrekking hebben, geef ik de voorkeur. h. Ogen en oren zijn slechte getuigen voor mensen wanneer zij zielen hebben, die de taal niet verstaan. i. Wanneer zij niet naar mij maar naar het verslag geluisterd hebben is het wijs dat zij het ermee eens zijn dat alles één is. j. Want (hij zegt) dat het wijze één is, namelijk met het inzicht bekend te zijn dat alles altijd en overal bestiert. 2. VUUR a. Deze ordening, dezelfde voor allen/alles, heeft noch iemand van de goden, noch van de mensen gemaakt, maar zij was, is en zal altijd zijn een eeuwig vuur in zekere mate uitdovend. b. Alles kan tegen vuur worden ingeruild en vuur tegen alles, precies zoals koopwaar ingeruild kan worden tegen goud en goud tegen koopwaar. c. Bliksem bestuurt alles. d. Want het vuur, zegt hij, zal, wanneer het is genaderd, alles scheiden en grijpen.
3. VERANDERING a. Steeds wisselend water stroomt toe op hen die in dezelfde rivieren stappen. b. Want het is niet mogelijk tweemaal in dezelfde rivier te stappen. 4. TEGENDELEN EN OORLOG a. In ons is als hetzelfde aanwezig: levend en dood, wakker (geworden) en slapend, jong en oud; want deze dingen zijn omgeslagen die dingen en die dingen zijn weer omgeslagen deze dingen. b. De weg omhoog en omlaag is één en hetzelfde. c. De god is dag nacht, winter zomer, oorlog vrede, verzadiging honger; hij verandert van gedaante precies zoals vuur, wanneer dit zich vermengd heeft met specerijen, een naam krijgt in overeenstemming met de smaak van elk (specerij). d. De mooiste van de apen is lelijk in vergelijking met het geslacht/de soort der mensen. De wijste van de mensen schijnt in vergelijking met een god een aap zowel in wijsheid als in schoonheid als in alle andere dingen. e. Het is nodig te weten dat de oorlog gemeenschappelijk is en dat recht strijd is en alles gebeurt in overeenstemming met strijd en noodzakelijkheid. f. Oorlog is de vader van alles/allen, en de koning van alles/allen, en sommigen heeft hij aangewezen tot goden, anderen tot mensen, sommigen heeft hij slaaf gemaakt, anderen vrij. 5. HARMONIE a. Zij begrijpen niet dat wat in onenigheid is met zichzelf, met zichzelf overeenstemt; een steeds terugkerende harmonie precies zoals die van een boog en lier. b. De boog heeft de naam ‘leven’, maar zijn werk is de dood.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.