(Voor de tabel zie bijlage!)
abandonner verlaten f cuire koken
accueillir onthalen, welkom heten r danser \"dansen
(~ en = spelen in(fig.))\"
acheter kopen a décider bepaler
agir handelen n découvrir ontdekken
agiter schudden s défaire verslaan
aider helpen e défendre verdedigen
aimer (bien || de) (ervan|) houden (|om te) demander vragen
aller gaan w descendre \"afdalen, (naar beneden)
gaan\"
allumer \"aandoen, aansteken,
doen ontsteken\" e dessiner tekenen
appeler roepen r détester een hekel hebben aan
apporter brengen, k devenir worden
apprendre (zich/een ander)leren w devoir moeten(van \'n ander)
arrêter stoppen o dire zeggen
arriver aankomen, arriveren o disparaître verdwijnen
attaquer aanvallen r donner geven
attendre wachten d dormir slapen
attraper pakken, grijpen e douter twijfelen
avancer (gaan) n durer duren
avoir hebben éclaircir verhelderen
balayer vegen(bezem) f écouter luisteren
battre ((ver))slaan / écrire schrijven
bloquer blokeren n éloigner verlangen
boire drinken entendre horen
bouger bewegen(zichzelf) entrer binnenkomen, -gaan etc.
casser breken f envoyer (ver-)sturen
cesser (stoppen) r espérer hopen
changer veranderen a essayer proberen
chanter zingen n éteindre \"doven, uitdoen,
doen uitgaan\"
charger \"krachtiger maken
(eng. charge)\" s étonner verbazen
chasser jagen(van jacht) e être zijn
chercher zoeken étudier studeren
choisir kiezen w exister bestaan
commencer beginnen e expliquer uitleggen, verduidelijken
comparer vergelijken r faire \"doen, maken(een ander
laten doen)\"
comporter gedragen(van gedrag) k falloir \"moeten(van jezelf of
zeker weten)\"
comprendre begrijpen w fermer dichtdoen, sluiten
compter rekenen (ook ~ à) o fêter feesten, feest vieren
conduire (auto)rijden o finir afmaken, klaar zijn(vd)
confier vertrouwen r former vormen, maken
connaître kennen d frapper lastig vallen
consommer consumeren, gebruiken e fuir vluchten
continuer verder gaan (eng. \'continue\') n fumer roken
courir rennen gâcher verpesten
couvrir bedekken f gagner winnen
craindre vrezen, eng vinden / garder bewaken
croire geloven n garer parkeren(auto)
croiser kruisen(van bijv. pad) geler bevriezen
cueillir plukken(besjes bijv.) goûter proeven
f graver graveren
habiter wonen r
haïr haten a permettre toestaan
hâter haasten n pleurer huilen
ignorer negeren s pleuvoir regenen
importer ertoe doen, importeren e plonger \"in zwembad springen,
duiken, bommetje doen\"
installer installeren porter dragen, vast hebben
interdire verbieden w pouvoir kunnen
introduire voorstellen, introduceren e préférer liever hebben, leuker vinden
inventer uitvinden r prendre nemen, pakken
inviter uitnodigen k préparer klaarmaken (voor gebruik)
irriter irriteren w présenter presenteren
jeter gooien o prévenir waarschuwen
jouer spelen o prier vragen, bidden
jurer beoordelen(van jury) r produire produceren, maken
lâcher laten vallen, loslaten d profiter profiteren
laisser laten(van met rust laten) e promettre beloven
louer huren n quitter verlaten, stoppen met
manger eten rapporter terug brengen
manquer mankeren, missen f rater missen
marcher lopen / recevoir ontvangen
marquer markeren n reconnaître herkennen
mentir liegen réfléchir nadenken
mesurer meten refuser weigeren
mettre plaatsen, zetten(in) f regarder kijken, (als in \'Kijk!\', net niet als zien, als eng. \'look\')
monter klimmen, (omhoog) gaan r remplir vullen
montrer laten zien, showen, a rendre aangeven, (teruggeven
mourir doodgaan n rentrer (als eng. \'Come back\')
mouvoir bewegen(voorwerp) s réparer reparen
murmurer mompelen e répéter herhalen
naître geboren worden ressembler(à) lijken (op)
noter noteren, opschrijven w rester blijven
occuper bezetten, bezet houden e se retirer terugtrekken
offrir geven (van eng. offer) r retourner \"terug gaan, (als eng.
\'Return\')\"
organiser organiseren, regelen k réussir lukken, werken
oser durven w rigoler (pop.)lachen
oublier vergeten o rire lachen
ouvrir openen o rouler rollen
paraître verschijnen r s\'amuser zich amuseren
paraphraser in eigen woorden zeggen d s\'apercevoir de merken dat
pardonner vergeven e s\'appeler heten
parler spreken, praten n sauter springen
participer meedoen sauver redden
partir verlaten f savoir weten, kennen
passer voorbijgaan, gebeuren / se concentrer zich concentreren
patienter geduld hebben n se laver zich wassen
payer betalen se lever \"wakker worden
(als eng. \'wake up\')\"
peindre schilderen se tromper zich vergissen
pencher buigen f sembler (comme) lijken (alsof)
penser denken r s\'ennuyer zich vervelen, ergeren
perdre verliezen a sentir voelen
peser wegen, meten n s\'entraîner (zich) trainen
placer plaatsen, neerleggen s servir serveren, dienen
signer signeren e
signifier betekenen
sortir uitgaan, verlaten w
sourire glimlachen e
souvenir onthouden, herinneren r
suer zweten k
suffire voldoen, goed genoeg zijn w
suivre volgen o
taire zwijgen, stil zijn o
taper slaan, stoppen/dichtmaken r
téléphoner telefoneren, bellen d
tenir (aan-)pakken e
terminer afmaken, (ermee stoppen) n
tirer trekken
tomber vallen f
toucher aanraken /
tourner \"(rond-)draaien(als eng.
Turn (around))\" n
trainer slepen
transporter transporteren, vervoeren
travailler werken f
trouver vinden r
tuer martelen a
user de gebruik maken van n
utiliser gebruiken s
valoir waard zijn e
vendre verkopen
venir komen w
vexer kwetsen, beledigen e
vivre leven r
voir zien k
voler stelen, vliegen w
vouloir willen o
voyager reizen o
r
d
(…) = toevoeging/verduidelijking e
als eng. = in het engels lijkt het erop in is het zo: n
~ = hoofdwoord, woord uit linkerrij
((…)) = heel soms f
(fig) = (figuurlijk) /
(vd) = alleen voltooid deelwoord n
(pop.) = populaire taal
(…-) = toevoegbaar aan vertaling
|| = pauze/verdergaan bij vertaling,
zo ook | houden |, de pauze zit bij het eerste
teken en het verdergaan bij de tweede.
abandonner verlaten f cuire koken
accueillir onthalen, welkom heten r danser \"dansen
(~ en = spelen in(fig.))\"
acheter kopen a décider bepaler
agir handelen n découvrir ontdekken
agiter schudden s défaire verslaan
aider helpen e défendre verdedigen
aimer (bien || de) (ervan|) houden (|om te) demander vragen
gaan\"
allumer \"aandoen, aansteken,
doen ontsteken\" e dessiner tekenen
appeler roepen r détester een hekel hebben aan
apporter brengen, k devenir worden
apprendre (zich/een ander)leren w devoir moeten(van \'n ander)
arrêter stoppen o dire zeggen
arriver aankomen, arriveren o disparaître verdwijnen
attaquer aanvallen r donner geven
attendre wachten d dormir slapen
attraper pakken, grijpen e douter twijfelen
avoir hebben éclaircir verhelderen
balayer vegen(bezem) f écouter luisteren
battre ((ver))slaan / écrire schrijven
bloquer blokeren n éloigner verlangen
boire drinken entendre horen
bouger bewegen(zichzelf) entrer binnenkomen, -gaan etc.
casser breken f envoyer (ver-)sturen
cesser (stoppen) r espérer hopen
changer veranderen a essayer proberen
chanter zingen n éteindre \"doven, uitdoen,
doen uitgaan\"
(eng. charge)\" s étonner verbazen
chasser jagen(van jacht) e être zijn
chercher zoeken étudier studeren
choisir kiezen w exister bestaan
commencer beginnen e expliquer uitleggen, verduidelijken
comparer vergelijken r faire \"doen, maken(een ander
laten doen)\"
comporter gedragen(van gedrag) k falloir \"moeten(van jezelf of
zeker weten)\"
comprendre begrijpen w fermer dichtdoen, sluiten
compter rekenen (ook ~ à) o fêter feesten, feest vieren
confier vertrouwen r former vormen, maken
connaître kennen d frapper lastig vallen
consommer consumeren, gebruiken e fuir vluchten
continuer verder gaan (eng. \'continue\') n fumer roken
courir rennen gâcher verpesten
couvrir bedekken f gagner winnen
craindre vrezen, eng vinden / garder bewaken
croire geloven n garer parkeren(auto)
croiser kruisen(van bijv. pad) geler bevriezen
cueillir plukken(besjes bijv.) goûter proeven
f graver graveren
haïr haten a permettre toestaan
hâter haasten n pleurer huilen
ignorer negeren s pleuvoir regenen
importer ertoe doen, importeren e plonger \"in zwembad springen,
duiken, bommetje doen\"
installer installeren porter dragen, vast hebben
interdire verbieden w pouvoir kunnen
introduire voorstellen, introduceren e préférer liever hebben, leuker vinden
inventer uitvinden r prendre nemen, pakken
inviter uitnodigen k préparer klaarmaken (voor gebruik)
irriter irriteren w présenter presenteren
jouer spelen o prier vragen, bidden
jurer beoordelen(van jury) r produire produceren, maken
lâcher laten vallen, loslaten d profiter profiteren
laisser laten(van met rust laten) e promettre beloven
louer huren n quitter verlaten, stoppen met
manger eten rapporter terug brengen
manquer mankeren, missen f rater missen
marcher lopen / recevoir ontvangen
marquer markeren n reconnaître herkennen
mentir liegen réfléchir nadenken
mesurer meten refuser weigeren
monter klimmen, (omhoog) gaan r remplir vullen
montrer laten zien, showen, a rendre aangeven, (teruggeven
mourir doodgaan n rentrer (als eng. \'Come back\')
mouvoir bewegen(voorwerp) s réparer reparen
murmurer mompelen e répéter herhalen
naître geboren worden ressembler(à) lijken (op)
noter noteren, opschrijven w rester blijven
occuper bezetten, bezet houden e se retirer terugtrekken
offrir geven (van eng. offer) r retourner \"terug gaan, (als eng.
\'Return\')\"
oser durven w rigoler (pop.)lachen
oublier vergeten o rire lachen
ouvrir openen o rouler rollen
paraître verschijnen r s\'amuser zich amuseren
paraphraser in eigen woorden zeggen d s\'apercevoir de merken dat
pardonner vergeven e s\'appeler heten
parler spreken, praten n sauter springen
participer meedoen sauver redden
partir verlaten f savoir weten, kennen
passer voorbijgaan, gebeuren / se concentrer zich concentreren
payer betalen se lever \"wakker worden
(als eng. \'wake up\')\"
peindre schilderen se tromper zich vergissen
pencher buigen f sembler (comme) lijken (alsof)
penser denken r s\'ennuyer zich vervelen, ergeren
perdre verliezen a sentir voelen
peser wegen, meten n s\'entraîner (zich) trainen
placer plaatsen, neerleggen s servir serveren, dienen
signer signeren e
signifier betekenen
sortir uitgaan, verlaten w
souvenir onthouden, herinneren r
suer zweten k
suffire voldoen, goed genoeg zijn w
suivre volgen o
taire zwijgen, stil zijn o
taper slaan, stoppen/dichtmaken r
téléphoner telefoneren, bellen d
tenir (aan-)pakken e
terminer afmaken, (ermee stoppen) n
tirer trekken
tomber vallen f
toucher aanraken /
tourner \"(rond-)draaien(als eng.
Turn (around))\" n
transporter transporteren, vervoeren
travailler werken f
trouver vinden r
tuer martelen a
user de gebruik maken van n
utiliser gebruiken s
valoir waard zijn e
vendre verkopen
venir komen w
vexer kwetsen, beledigen e
vivre leven r
voir zien k
voler stelen, vliegen w
vouloir willen o
voyager reizen o
r
d
(…) = toevoeging/verduidelijking e
als eng. = in het engels lijkt het erop in is het zo: n
((…)) = heel soms f
(fig) = (figuurlijk) /
(vd) = alleen voltooid deelwoord n
(pop.) = populaire taal
(…-) = toevoegbaar aan vertaling
|| = pauze/verdergaan bij vertaling,
zo ook | houden |, de pauze zit bij het eerste
teken en het verdergaan bij de tweede.
REACTIES
1 seconde geleden
N.
N.
ik had eerder gezocht dat je een frans of nederlands werkwoord kreeg en dan moest vertalen...
6 jaar geleden
Antwoorden