Unit 67
Junction - aansluiting (van wegen, soort kruispunt)
Traffic lights - verkeers/stop lichten
Bend - bocht
Bridge - brug
Inside/slow lane - linkse rijbaan, netzo als rechter rijbaan in Nederland
Outside/fast lane - Inhaalstrook/rijbaan
Motorway - auto(snel)weg
Road signs - verkeersbord
Pedestain crossing - zebrapad/oversteekplaats voor voetgangers
Accident - ongeluk
Main roads - hoofdwegen
Lorry - vrachtwagen
Broke down - kapot
Blocking - blokkeren
Tailback - file
Was coming in the opposite direction - tegenligger
Brake - remmen
Prevent - voorkomen
Crashed into - botsen tegen
Badly injured - zwaar gewond
Badly damaged - zwaar beschadigd
Along - langs
Turn into - (straat)inslaan
Take the first turning - on your left - neem de eerste straat links
Keep going - doorgaan
Get to - aangekomen bij
Pedestrains - wandelaars
Park - parkeren
Speed limit - maximum snelheid
Speeding/breaking the speed limit - harder rijden dan de maximum snelheid
Pavement - bestrating
Petrol station - benzinepomp
Overtake - inhalen
Unit 68
Vehicle - voertuig
By bus - met de bus
By car - met de auto
Get a taxi - een taxi nemen
Coach - schoolbus
Motorbike - motor(fiets)
Lorry - vrachtwagen
Van - busje
Bicycle - fiets
Train passengers - trein passagiers
Single - enkele reis
Return - retour
Go to - gaan naar
Change - overstappen
Fast train - sneltrein
Stopping train - stoptrein
Platform - perron
Due to arrive - verwachte aankomst tijd
Punctual - stipt
Run - af- en aanrijden
Bus stop - bushalte
In a queue - in een wachtrij
Full up - vol met
Miss - missen
Meter - (betaal)meter
Drop me - afzetten
Tip - fooi
Fare - ritprijs
Belangrijk! Zie idioomboek bladzijde 138, het schema bij B.
Unit 69
What do you do? - Wat doe je?
I’m - Ik ben
What’s your job? - Wat voor werk doe je?
I work in - Ik werk in
What do you do for a living - Wat doe je voor de kost?
I work for/ I’m employed by - Ik werk voor
I’m self- employed - Ik ben eigen baas
Responsibilities - Verantwoordelijkheden
Daily routine - Dagelijkse routine
What does that involve? - Wat houdt dat in?
In charge for/ responsible for - Verantwoordelijk voor
Factory - Fabriek
Deal with/ handle - Behandel
Complaints - Klachten
I run - Ik run
Go to/attend - Gaan naar/ bijwonen
Meetings - Vergaderingen
Clients - Klanten
Advise - Advies geven
Involves - Sluit in
Working hours - Werkuren
Nine-to-five job - 9 tot 5 baan
Some people do flexitime - Sommige mensen hebben variabele werktijden
Shiftwork - Wisselende dienst
Work/do overtime - Overwerken
Paid - Betaald
Salary - Salaris
Earn/make - Verdienen
Minimum wage - Minimum loon
4-6 weeks - 4 tot 6 daagse werkweek
Paid holiday - Vakantiegeld
Sick pay - Betaald wanneer je ziek bent
Income - Inkomen
Pay - Betalen
Income tax - Inkomstenbelasting
Unit 70
Skilled - Geschoold/ vakkundig
Bricklayer - Metselaar
Builds Bouwt
Carpenter - Timmereman
Plumber - Loodgieter
Installs repairs - Installeert/repareert
Electrician - Elektricien
Mechanic - Automonteur
Architect - Architect
Designs - Ontwerpt
Lawyer - Advocaat
Represents - Vertegenwoordigd
Engineer - Ingenieur
Plans - Plant
Accountant - Accountant
University lecturer - Universiteits lector
Stockbroker - Effectenmakelaar
Buys and sells - Koopt en verkoopt
Sales/personnel manager - Verkoop/persoonlijk manager
Responsible for - Verantwoordelijk voor
Doctors - Doktoren
Nurses - Verpleegkundigen
Surgeons - Chirurgen
Operate on - Opereren
Hospitals - Ziekenhuizen
GPs/general practitioners - Huisartsen
Dentists - Tandartsen
Vets - Dierenartsen
Surgeries - Spreekkamers
Treat - Behandelen
Look after - Zorgen voor
Joined/went into the army - Ging in het leger
Soldier - Soldaar
The army - Het leger
Sailor - Matroos
Navy - Marine
Pilot - Piloot
Air force - Luchtmacht
Police officier - Politie officier
Policeman/policewoman - Politieagent/politieagente
Police force - Politie
Firefighter/fireman - Brandweerman
Firebrigade - Brandweer(brigade)
Unit 71
A.To apply for a job - solliciteren naar een baan
A trainee - stagiaire
To earn - verdienen
Low salary - laag salaris
In-house training - interne opleiding (tevens hulp en advies)
To go on / to do training courses - trainingscursussen
B. prospects - vooruitzichten voor de toekomst
Manager/ boss - manager/ werkgever
Pay rise - opslag (loonstijging)
To make promotion - promotie maken
To be in charge of - de baas zijn van
Employees - werknemers
Under her - onder haar verantwoordelijkheid
Employer - werkgever
Employee - werknemer
Trainer - training gevende
Trainee - de gene die de training krijgt/ ondergaat (stagiair)
C. a fresh challenge - nieuwe uitdaging
A career change - carrièreverandering
To work abroad - werken in het buitenland
To resign - je ontslag indienen
To leave your job - ontslag nemen
To quit - stoppen
To look for - zoeken naar
To involve - inbegrepen, inclusief
D. to dismiss / to sack - ontslaan
To be unemployed / out of work- werkloos
Part- time job - deeltijdbaan
E. to take over - overnemen
To retire - met pensioen gaan
Unit 72
A. Files - dossiers
Drawers - laden
Wastepaper basket - prullenbak
Briefcase - aktetas
Calculator - rekenmachine
Diary - agenda
Desk - bureau
Computer - computer
Filing cabinet - archiefkast
Monitor - beeldscherm
Keyboard - toetsenbord
Notice board - prikbord
Calendar - kalender
B. to produce / to make / produceren, maken
to manufacture
The factory - de fabriek
To work at a computer - met/ op een computer werken
To type - typen
To send - sturen
E-mails - emails
Invoices - rekeningen
To do paperwork - de administratie doen/ bijhouden
To fill reports - rapporten maken / invullen
To show people round the factory - mensen een rondleiding geven door de fabriek
To make appointments - afspraken maken
To arrange meetings - vergaderingen organiseren
The agenda - een lijst met onderwerpen waarover gepraat gaat worden op de vergadering
To attend - aanwezig zijn
To take the minutes - alles opschrijven wat er wordt gezegd
C. Photocopier - kopieermachine
Broken - kapot
It isn’t working - het werkt niet
To run out of.. - zonder..zitten (het is op)
To be down - kapot zijn
Colleagues - collega’s
To be off - er niet zijn
Loads of work- heel veel werk
Unit 73
Finance - financiën
Investments - investeringen
A loan - een lening
Pay interest - rente betalen
Interest rate - rente percentage
Pay back - terug betalen
Main objective - belangrijkste
Make a profit - winst maken
Make a loss - verlies maken
Break even - geen verlies of winst
Turnover - winst
Raw materials - onbewerkte materialen
Overheads - vaste lasten
Labour costs - loonkosten
Rise/go up/increase - stijgen
Fall/go down/drop dalen
Rise slowly - langzaam stijgen
Fall slowly - langzaam dalen
Go up steadily - gelijkmatig stijgen
Fall steadily - gelijkmatig dalen
Rise sharply - scherp stijgen
Drop sharply - scherp dalen
To grow/expand - groter worden
Be succesfull - succesvol zijn
Low inflation - lage inflatie
Low interest rates - laag rence percentage
Political stability - economische stabiliteit
A strong economy - een goede economie
Tax cuts - lagere belasting
Unit 74
Football - voetbal
Basketball - basketbal
Table tennis - tafeltennis
Volleyball - volleybal
Tennis - tennis
Rugby - rugby
Golf - golf
Baseball - honkbal
Hockey - hockey
Boots/training shoes - sportschoenen
Racket - racket
Bat - batje
Stick - stick
Clubs - clubs
Net - net
Court - baan
Goal - doel
Throw it - gooien
Head it - koppen
Pass it - doorgeven
Hit it - raken
Catch it - vangen
Kick it - schoppen
Pitch - stadion
Spectators - publiek
Stadium - stadion
Court - veld -
Referee - scheidsrechter
Umpire - scheidsrechter
Whistle - fluitje
Beat - versloeg
Lost to - verloren van
Winners - winnaars
Draw - gelijkspel
Score - score
Full-time - aan’t einde van de wedstrijd
Lead - leiden
Latest - score
Unit 75
Hiking - voetreis
Camping - camping
Rock climbing - rots beklimmen
Jogging - joggen
Go camping - gaan kamperen
Enjoy - genieten (van)
Keeps me fit - houd me fit
Do exercise - iets beoefenen
Play a game - een spel spelen
Do sport - sport doen
Go skiing - gaan skiën
Play ice hockey - ijshockey spelen
Go to the gym - naar de gymnastiekzaal (sportschool) gaan
Do aerobics - aerobics doen
Weight training - gewicht training
Join - verenigen
Club - club, vereniging
Take up - starten
Give up - opgeven, stoppen
Good for you - goed voor je, gezond voor je
Get fit - fit worden
Team support - team steunen
Take very seriously - heel serieus nemen
Competitive - concurrerend
I´m the complete opposite - ik ben compleet anders
I´m exactly the same - ik ben precies hetzelfde
For fun - voor plezier
Unit 76
Row - rij
Curtain - gordijn
Box - hokje, box
Stage - toneel
Stalls - afdeling, box
Aisle - gangpad
Circle - balkon
Plays - toneelstukken
Musicals - musicals
Book - reserveren
In advance - voortijdig
Performance - optreden
Are shown - zijn te zien
Screen - beeldscherm
Subtitles - ondertitels
Are dubbed - zijn betiteld
Director - regisseur
Film stars - filmsterren
War film - oorlogsfilm
Roman - thriller, spannende film
Disaster movie - rampenfilm
Action film - actiefilm
Horror film - horror film
Comedy - comedy, grappige film
Romantic comedy - romantische comedy
Critics - critici
Reviews - recencies
Brillian - ontroerend
Violent - gewelddadig
Awful/dreadful - afschuwelijk
Slow - saai
Gripping - boeiend
Good fun - wel leuk
Complex plot - verhaal met veel ideeën
Is set - gebeurt in
It´s about - het gaat over
Background achtergrond (familiegeschiedenis en situatie)
Fall in love - verliefd worden
Run away - vluchten
At first - sin het begin
Things go wrong - er ontstaan problemen
Unit 77
Classical music - klassieke muziek
Opera - opera
Rock music - rockmuziek
Pop music - popmuziek
Jazz - jazz
Cello - cello
Cellist - cellist
Violinist - violist
Violin - viool
Piano - piano
Pianist - pianist
Guitar - gitaar
Guitarist - gitarist
Saxophone - saxofoon
Saxophonist - saxofonist
Drums - drumstel
Drummer - drummer
Perfomed - opgetreden
Group/band - groep
Lead singer - voorzanger, eerste zanger
Solo artists - solo artiesten
Backing group - achtergrondgroep
Songwriters - mensen die de muziek of tekst s schrijven
Composer - componist
Orchestra - orkest
Conductor - dirigent
Choir - koor
Hit record - hit
Produce albums - album (cd) van 1 artiest, meestal tussen de 8 en 12 nummers
New album is out - nieuwe cd is uit
The latest album - het meest late album
Number one - nummer één
Favourite track - favoriete nummer
Taste in music - muzieksmaak
Unit 78
Daily - dagelijks
Come out/are published - komen uit
Weekly - wekelijks
Monthly - maandelijks
Tabloids - (sensatie) blad met zeer beknopt nieuws
Popular press - bladen met korte artikelen en veel foto´s
Circulation - omloop
The press - de drukpers
Reports - verslag doen van
Articles - artikels
Headlines - koppen
Adverts - advertenties
Editor - redacteur
Reporters/journalists - journalisten
Photographers - fotografen
Row - discussie, ruzie
Back - steunen
Quit - stoppen, ontslag nemen
Hit - treffen
Bid - proberen, bieden
Talks - discussies
Cut - verlagen
Key - voornaamste
It said in - het staat in, het is geschreven in
According to - volgens
REACTIES
1 seconde geleden