Leesverslag “Tutuba, Het meisje van het slavenschip Leusden”
Hoofdstuk 1 – Verwachting en eerste reactie
Ik heb dit boek gekozen, omdat de titel mij direct al aansprak. Ik vind geschiedenisboeken altijd erg interessant en dat spatte van dit boek af. Toen ik de achterflap las, wist ik het zeker: Je ziet de wereld vanuit een slaaf en een kapitein, wat heel interessant kan worden.
Daarnaast heeft de schrijfster, Cynthia McLeod, ook “Hoe duur was de suiker?” geschreven. Dit boek is verfilmd en uitgezonden als serie op tv. Deze serie heeft me toen erg aangegrepen en ik hoop(te) dat ook in dit boek te vinden.
Ik verwachtte van dit boek dat het slavenleven uitgebreid beschreven zou worden, met alle verschillen tussen de kapitein en het slavenmeisje. Ook dat het verhaal en de oneerlijkheid me erg zouden aangrijpen.
Ik zal beginnen met het boek zelf: maar 113 bladzijden en nog een C-boek ook! Normaal gesproken lees ik boeken tussen de 300 en 500 bladzijdes: tjonge wat was dit een domper. Ik heb overwogen om alsnog een ander boek te gaan lezen, maar ik vond dit verhaal zo leuk lijken.
Qua inhoud was het boek wat ik had verwacht: je zag de wereld vanuit de 2 perspectieven en voelde de wanhoop en oneerlijkheid heel erg. Het boek was goed te lezen en helemaal niet moeilijk. Ook werd het nergens saai. Jammergenoeg ging het verhaal wel in een sneltreinvaart: het had van mij uitgebreider beschreven mogen worden, zeker als je naar het bladzijde-aantal kijkt en wat er allemaal in het verhaal allemaal gebeurt.
Het slot was wel anders dan verwacht: in plaats van een “ze leefden nog lang en gelukkig”-eind was het een heel rieël eind. Natuurlijk wel logisch, maar het eindigde daardoor erg zielig.
Hoofdstuk 2.1 – Samenvatting
“Tutuba, het meisje van het slavenschip leusden” gaat over het 15-jarige meisje Tutuba. 3 dagen voor haar huwelijk wordt zij samen met haar tante Sanu gevangen genomen door rovers. Samen met andere geroofden moet ze vele dagen lopen tot ze bij een veel grotere groep aankomen en daarmee samen verder gaan. De groep komt na ruim 10 dagen aan bij zee en worden, na gecheckt en gebrandmerkt te zijn, naakt aan boord van het slavenschip gebracht. De 716 mannen en vrouwen worden geboeid en moeten in het ruim, waar het al gauw stinkt naar uitwerpselen en kots.
Alle afrikanen worden in drie groepen twee keer per dag naar dek gehaald om te eten, zich te wassen en te springen. Jochem Outjes, de kapitein van het schip, was vast besloten om met zoveel mogelijk lading (de afrikanen) aan te komen in Suriname, en daarom hield hij de luiken van de slavenruimen open, liet de ruimen schoonmaken tijdens het eten, gaf de slaven goed te eten en had, op de kippen na, geen levende dieren aan boord, wie ziekten konden verspreiden.
Op een dag wordt Tutuba na het eten niet terug in het ruim gestopt, maar door een bomba (slaaf aangestelt als opzichter) meegenomen naar een andere groep vrouwen achter op het schip. De matrozen mochten deze vrouwen verkrachten, wat Tutuba verschrikkelijk vond. Ze kreeg een band met de andere vrouwen op het achterdek en nam Sanu ook mee.
De kapitein zou aan deze reis veel verdienen, doordat er maar 3% sterfte was onder het kroesvee en hij ook een goudkistje van de Deense koning vervoerde. Hij zou na deze reis nog 2 reizen moeten maken.
Na 41 dagen was er land in zicht: de Surinaamse kust. De reis was tot dan toe heel voorspoedig gelopen, maar het weer sloeg om. Het slavenschip liep vast op een zandbank en de hele lading kroesvee verdronk in het slavenruim op 1 januari 1738. Alleen Tutuba en 13 anderen hadden het naast de voltallige bemanning overleefd, doordat ze op het achterdek zaten. Ook Sanu was verdronken.
De 14 slaven werden verkocht aan een slavenhandelaar, waar ze konden aansterken. Na een week werd ze weer verkocht en vervoerd naar plantage Breukelerwaard. Hier hielp ze Sa-sa, een oude slavin wie voor de kinderen zorgde. Al gauw moest ze op de suikerplantage werken en als ze dan “thuis” kwam, liet ze zich languit op de vloer vallen om te slapen tot de volgende ochtend. In de tussentijd kwam ze er achter dat ze zwanger was van een van de matrozen en haalde Sa-sa over om haar een middeltje te geven voor een miskraam. Na 10 weken kwam de bigi misi: de bazin van de plantage. Alle nieuwe slaven moesten naar haar toe en kregen dan een naam. Tutuba kreeg de naam Minerva, en leerde om nederig te zijn.
Tutuba kreeg een man en kinderen. Na een zwaar leven als veldslavin stierf ze op 43-jarige leeftijd.
Kapitein Outjes moest zich verantwoorden bij het Hoge Hof en na een hoop gedoe kreeg hij en zijn bemanning uitbetaald. Hij is nog enkele malen kapitein geweest op een slavenschip.
Hoofdstuk 2.2 – Analyse
Thema: Het thema van het boek is slavernij.
Motieven: Een van de belangrijkste motieven is de onmenselijkheid. De witten zien de slaven alleen maar als lading (kroesvee) en om een zo groot mogelijke winst te behalen, zorgen ze voor iets betere leefomstandigheden voor het kroesvee. Eigenlijk zegt die naam ook al genoeg. Daarnaast maakt het de kapitein niet uit dat de hele lading verdrinkt. Het is alleen heel jammer voor de winst.
Een tweede motief is het slavenschip. Op dit schip zitten de slaven 6 weken, waarna het vergaat (samen met 664 zwarten).
Ten slotte staat de toekomst ook heel centraal. Waar die voor Tutuba in duigen valt (slaaf worden), wordt die van kapitein Outjes alleen maar beter (veel geld verdienen). Aan het eind van het boek zie je dat de toekomst van beide niet is geworden wat ze hoopten.
Titelverklaring: De titel is heel makkelijk te verklaren: “Tutuba, het meisje van het slavenschip Leusden” slaat op Tutuba zelf.
Perspectief: Dit boek heeft een meervoudig perspectief: Het is afwisselend per hoofdstuk geschreven vanuit Tutuba of Kapitein Outjes in een alwetende verteller. Een voorbeeld is: (blz. 38) “Jochem Outjes was een arme jongen geweest.”
Personages:
Hoofdpersonen:
Tutuba: Zij is de hoofdpersoon van het verhaal en is een karakter. Ze ontwikkeld zich
van een vrije vrouw dat zal gaan trouwen, naar een slavin. Je weet wat ze denkt en voelt.
Tutuba is een 15-jarige vrouw dat verloofd was. Ze was al 2 jaar vrouw, had mooie ronde borsten, prachtig lange benen en een gaaf gezicht met op elke wang een half maantje getatoëerd. Ze is de oudste en heeft 3 jongere broertjes en een zusje van enkele maanden. Ze is spontaan, een doorzetter, zeker geen dom meisje, en niet nederig.
Jochem Outjes: Hij is ook een hoofdpersoon en een karakter. Je weet wat hij denkt
en voelt, maar de emoties komen niet heel goed naar buiten. Dit zal komen omdat dit boek om de gebeurtenissen en het leven gaat, niet om de personen zelf.
Jochem Outjes is kapitein op het slavenschip Leusden en vaart voor de WIC. Hij had al heel wat zeereizen achter de rug en hoopt in zijn toekomst terug te kunnen keren naar Stockholm (zijn geboorteplaats) om een wijnhandel te beginnen. Kapitein Outjes is een voorzichtig man (deur kajuit altijd goed op slot) en neemt het kapitein-zijn bijzonder serieus. Toch is het een goedaardige man (wil Tutuba na de sex betalen) wie geniet van het varen op zee (de zons op- en ondergang) en uitkijkt naar een mooie toekomst.
Bijpersonen:
Sanu: Zij is een type, maar door Tutuba weet je vaak hoe ze zich voelt.
Sanu is de tante van Tutuba (zus van moeder), maar het voelt voor hun als beste vriendinnen. Sanu is niet getrouwd, omdat ze in haar jeugd tegen een harde boomwortel was aangevallen. Ze heeft nu een wijde opening tussen haar voortanden en een litteken in haar gezicht. Sanu is een soort kraamverzorgster en helpt vrouwen met bevallen. Ze is niet snel bang en een echte grote zus voor Tutuba.
Sanu sterft doordat ze het slavenruim in wordt geduwd en verdrinkt.
Sa-sa: Sa-sa is een type. Zij is de creoro mama op plantage Breukelerwaard, wat
inhoud dat zij als oude slavin voor de kinderen zorgt, terwijl de andere slaven op de plantage zelf moeten werken. Ze is een lieve maar kordate vrouw wie lang geleden ook uit Afrika kwam. Zij heeft eerst op een andere plantage gezeten. De eerste keer dat Tutuba Sa-sa zag, dacht ze dat Sa-sa haar grootmoeder was. Sa-sa heeft van de bigi misi de naam Louisa gekregen.
Afiba: Afiba is een type. Zij is een van de vrouwen op het achterdek, wie door de
bemanning verkracht ‘mag’ worden. Zij heeft de leiding van de groep vrouwen, en overleeft de schipbreuk ook.
Kofi en Kwame: Kofi en Kwame zijn types. Het zijn 2 slavenjongens van 10 jaar oud
wie voor de baas mee naar holland moeten. Ze zijn meer bevoorrecht: hebben kleren, mogen rondlopen en zijn instaat meer eten te krijgen of dingentjes te pakken.
De rovers: De rovers zijn types. Het zijn zwarte mannen uit afrika die mannen,
vrouwen en soms kinderen stelen en verkopen aan witte mannen.
Bomba’s: De bomba’s zijn types. Er zijn 2 bomba’s op het slavenschip, waarvan er 1
Kwaku heet (daar kon Tutuba wel mee opschieten). Een bomba is een slaaf die is aangestelt tot opzichter. Als hij niet doet wat de blanken willen, wordt hij ook gevangen.
Claas Jansen: Hij is een type en de onderstuurman op de slavenboot.
Claas Non: Hij is een type en de 1e stuurman op de slavenboot.Het is een goede
kerel waar kapitein outjes mee overweg kan. Ook kan hij de manschappen goed onder de duim houden.
Bigi misi: De bigi misi van de plantage Breukelerwaard is een type. Ze is een
weduwe en heeft 2 dochtertjes. Zij is de baas over de plantage wie pas 3 jaar bestaat. ze woont nog in Paramaribo, omdat het huis op de plantage nog niet klaar is. Zij geeft ook alle slaven een naam.
Ruimte:
De ruimtes waar de gebeurtenissen zich afspelen zijn in de volgorde van het boek:
• Het dorp waar Tutuba is opgegroeid. Het dorp bestond uit houten hutten, met bankjes onder bomen, met een mooi uitzicht.
• Daarna de bossen vol met distels en andere prikplanten.
• Vervolgens het slavenschip. Dit is een schip van 35 meter lang, en 9 meter breed. Helemaal voor in de boot lag het buskruit opgeslagen. Op het achterdek zaten 15 vrouwen waar de matrozen sex mee mochten hebben. Je zou dit als een belangenruimte kunnen zien: De zwarte mensen zijn hier letterlijk opgesloten, zowel in het ruim, maar ook door het water. Een slavenschip is ook heel typisch voor de slavernij.
• Na de schipbreuk kwamen de slaven bij de slavenhandelaar: Een groot huis, omringt door water. De slaven mochten daar kleren aan en sliepen op de grond. Hier hing ook een ontspannen sfeer.
• Tot slot de suikerplantage: Een plantage dat pas 3 jaar bestaat. De slavenverblijven bestaan uit hutten, net zoals in het geboortedorp van Tutuba. Er is al een groot huis gebouwd met een hoog, groot terras aan de achterkant. De directeur van de plantage woonde daar, en de bigi misi logeerde daar met haar 2 dochtertjes; hun huis werd nog gebouwd.
Stijl:
Dit boek heeft kortere zinnen, en is heel beschrijvend geschreven. Cynthia McLeod heeft de gebeurtenis heel erg geschetst, zonder alle gevoelens van Tutuba of kapitein Outjes. Dit wil niet zeggen dat er geen emoties waren, je voelde zelf de oneerlijkheid en de angst. Het verhaal is zonder moeilijke woorden geschreven. Dit is goed te snappen als je in je hoofd houd dat het een C-boek is.
Tijd:
Dit boek is een chronologisch verhaal. De tijdsvolgorden kloppen, ook al word af en toe in 2 hoofdstukken dezelfde tijd beschreven: vanuit Tutuba en kapitein Outjes.
Er zijn geen flashbacks, maar wel veel terugwijzingen “Hij, Jochem Outjes, was toen eerste stuurman op de Juffrouw Helena.” (blz. 31) en “Jochem Outjes was een arme jongen geweest” (blz. 38). Een vooruitwijzing is “Hij zou teruggaan naar zijn geboorteplaats, Stockholm en een eigen zaak beginnen.” (blz. 39) of “Zouden ze ze ooit nog terug zien? Ze kende het antwoord. Niemand die door de rovers was gepakt, was ooit teruggekomen.” (blz. 14)
Ook is er geen tijdsprong, maar wel zijn er versnellingen: De 41 dagen op het slavenschip zijn snel vertelt en ook de 10 weken op de plantage. Eigenlijk is het hele boek vlot beschreven, maar je zou de gevangenneming van Tutuba en Sanu door de rovers kunnen noemen als een vertraging.
Dit boek heeft een opening in handeling, doordat het begint met Tutuba die wakker wordt. Toch is het ook heel informatief, omdat ze op het bankje en tijdens de wandeling naar Sanu over haar familie en zichzelf vertelt/denkt. Het heeft een gesloten eind. In het nawoord staat precies beschreven wat de toekomst van Tutuba en Kapitein Outjes is geweest, waardoor ik geen vragen onbeantwoord had.
Bron: Mijn moeder en ikzelf
Hoofdstuk 3 – Verwerkingsopdracht
Ik heb gekozen voor de verwerkingsopdracht “schrijf een recensie”, omdat ik graag voor mijzelf duidelijk wil hebben welke mening ik nou over het boek heb. Ik was steeds in dubio!
Het lot van een jong Afrikaans meisje
Angst, onzekerheid en oneerlijkheid: dat zijn de ingrediënten van het boek “Tutuba, het meisje van het slavenschip Leusden”. De Surinaamse schrijfster Cynthia Mc Leod, dochter van Suriname’s 1e president, werd met haar debut in 1987 van “Hoe duur was het suiker”, in een klap beroemd en nog meer historische novelles volgden. Ze beschrijft in dit boek de grootste ramp met een slavenschip, waarbij 664 geroofden slaven omkwamen.
In Tutuba, het meisje van het slavenschip Leusden schetst ze het lot van een jong Afrikaans meisje dat werd geroofd uit haar dorp en verkocht aan een slavenhandelaar. Samen met 715 andere geroofden wordt ze op 19 november 1737 verscheept naar Paramaribo. Een lange reis staat hen te wachten tot dat er na 6 weken een ramp gebeurd: hoe gaat het nu verder met Tutuba en kapitein Outjes?
Het boek is erg zakelijk geschreven: emoties worden niet echt genoemd. Je voelt ze wel, maar je zit toch minder in de personen zelf. Dat is niet erg, omdat het boek vooral om de ramp en de slavernij gaat. Dit verhaal heeft niet echt een happy-end, omdat het naar waarheid is geschreven. Daarom is het fijn niet helemaal in de personen te zitten, het eind raakt je dan minder.
Het verhaal is erg interessant doordat het vanaf 2 kanten wordt belicht; Tutuba en kapitein Outjes. Je ziet vanaf Tutuba’s kant het onmenselijk leed van de slaven en de menselijke dingen waar ze tegen aan lopen: “Toch was er veel wat Tutuba mateloos ergerde. Haar naaktheid bijvoorbeeld; vooral nu ze in haar periode was.” (blz. 43) en hoe ze naar de blanken kijken: “Echt wit waren de blanken niet, eerder lelijk rossig en gelig, net gevilde bosvarkens met gele tanden en vuurstokken.” (blz. 19).
Kapitein Outjes laat zien dat veel blanken niet eens doorhebben hoe onmenselijk ze de slaven eigenlijk behandelen: “Een oversteek van 41 dagen en nog geen 3% sterfte bij het kroesvee, dat had geen enkel ander schip, nee geen enkele kapitein ooit gepresteerd!” (blz. 55) De blanken zien de zwarten als kroesvee, dus eigenlijk als dieren, als vracht en niet als mensen.
Ik zou het boek aanraden aan mensen die van geschiedenis houden, de ramp van het slavenschip de Leusden (objectief) willen lezen en jongeren, wie op deze manier geschiedenis leren, zonder een heel zwaar boek gelezen te hebben. Ook is het interessant om de reacties van blanken en zwarten op elkaar te zien. Ik zou het afraden aan mensen die een heel romantisch boek, met emotie en drama willen lezen, aangezien dat niet in dit boek zit. Ik zou het boek lezen voor de ervaring, maar niet omdat het nou zo’n mooi boek is om in te verdwijnen.
Titel: Tutuba, het meisje van het slavenschip Leusden
Auteur: Cynthia McLeod
Verschenen bij: Uitgeverij Conserve (2013)
Aantal pagina’s: 115
Hoofdstuk 4.1 – Eindoordeel
Omdat ik het moeilijk vind over het hele boek als geheel een mening te geven, deel ik het in vier delen op:
1. Gebeurtenissen
De gebeurtenissen kwamen heel echt op mij over, ik denk omdat het allemaal zo objectief werd beschreven. Ook heb ik vroeger veel boeken over slavernij gelezen, waardoor ik er al het een en ander van wist. Daarnaast was het interessant om te lezen over de menselijke probleempjes, bij de vrouwelijke slaven bijvoorbeeld hun periode en hoe ze daar mee om gingen terwijl ze naakt waren.
Ik vond sommige gebeurtenissen erg schokkend: De afrikanen werden als dieren gezien, als handelswaar (kroesvee) en niet als mensen. Ook worden ze gebrandmerkt en vervoerd als dieren. Daarnaast was het schokkend te zien dat terwijl het schip zonk, alle afrikanen in de slavenruimen werden opgesloten: ze verdronken, omdat de bemanning bang was voor wat ze om dek zouden doen, en er zo ook nog een beetje winst zou zijn.
2. Personen
De personen kwamen echt op mij over, maar ik kon me niet goed inleven. Je merkte de emoties wel, maar dit boek is heel objectief geschreven, waardoor je de band met de personen mist. Eigenlijk is het best leuk om te lezen vanuit 2 hele verschillende personen: blank en zwart. Ik kreeg toen zowel met de kapitein als Tutuba sympathie, je ziet hun verhaal en achtergrond.
3. Opbouw
Het verhaal was zeker niet lastig te lezen, dat komt omdat alles zo letterlijk en objectief is beschreven, maar ook omdat er geen flashbacks in zaten en het volkomen chronologisch was. Soms ging het verhaal wel in een sneltreinvaart: 5 dagen werden in een halve bladzijde samengevat, terwijl dat van mij uitgebreiden besproken mocht worden. Omdat ik minder in de personages zat, vond ik het verhaal niet echt spannend. Dat hoeft ook niet, omdat het toch vooral om de gebeurtenissen gaat. Tot slot vond ik het heel fijn dat dit boek een gesloten eind had. Je weet wat er is gebeurt en dat maakt het verhaal af. Dit boek is naar waarheid geschreven, waardoor het eind in het verhaal paste, maar erg zielig was.
4. Taalgebruik
In dit boek waren de zinnen niet heel lang en de woorden niet lastig. Dit kwam in het begin vooral omdat Tutuba de blanke wereld, buiten haar dorp niet kende.en zijzelf pas 15 is; ik denk dat dat in vergelijking met volwassen woorden best kan verschillen. Ik vond het mooi om te zien hoe blanken en zwarten naar elkaar keken, “De blanken waren lelijk rossig en gelig, net gevilde bosvarkens.” of het woord “kroesvee” verteld al heel veel. Ook het woord ‘vuurstok’ kwam vaak langs zetten.
REACTIES
1 seconde geleden