Leerstof Functioneel 2 (grammatica) – havo/vwo 3
Zinsontleding
persoonsvorm (pv) |
vraagzin of tijd veranderen of meervoud/enkelvoud |
zinsdelen | | |
alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is één zinsdeel |
werkwoordelijk gezegde {wg} |
alle werkwoorden in de zin |
naamwoordelijk gezegde [ng] |
als kww (zijn, worden, blijven, blijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen) persoonsvorm is met daarbij een zelfst. nw of bijv nw. |
onderwerp (o) |
wie + ww. gezegde |
lijdend voorwerp lv |
wat+ ww.gezegde +onderwerp |
meewerkend voorwerp mv |
aan wie of voor wie +onderwerp + gezegde + lv? |
voorzetsel voorwerp |vzv| |
- een voorzetselvoorwerp begint altijd met een vast voorzetsel - een voorzetsel komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel - het voorzetsel verbindt de persoonsvorm met het gezegde |
|
tijd, plaats en hoedanigheid van overgebleven zinsdelen |
Samengestelde zinnen
Enkelvoudige zinnen vs. samengestelde zinnen
In enkelvoudige zinnen staat één persoonsvorm:
- Lars fietst naar school.
- Pieter rijdt met een scooter.
In samengestelde zinnen staat meer dan één persoonsvorm:
- Lars fietst naar school en Pieter rijdt met een scooter.
- Nora zingt de hele dag, omdat ze vakantie heeft.
De persoonsvormen in een samengestelde zin kun je gemakkelijk vinden met de tijdproef: zet de zin in een andere tijd, dan veranderen de persoonsvormen van tijd.
- Lars fietste naar school en Pieter reed met een scooter.
- Nora zong de hele dag, omdat ze vakantie had.
Samengestelde zinnen
Er zijn twee soorten samengestelde zinnen:
- Nevenschikking
Bij een nevenschikking zijn twee of meer enkelvoudige hoofdzinnen met elkaar verbonden. In een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm altijd naast elkaar. Je ontleedt een samengestelde zin met twee hoofdzinnen alsof het losse (enkelvoudige) zinnen zijn.
Let op: het woord dat de twee enkelvoudige zinnen met elkaar verbindt (voegwoord), hoef je niet te ontleden.
Hoofdzin + hoofdzin:
O WG BWB O WG WG
|| Lars | fietst | naar school || en || Pieter | gaat | werken. || - Onderschikking
Bij een onderschikking is een hoofdzin verbonden met een bijzin. In een bijzin kunnen tussen het onderwerp en de persoonsvorm andere zinsdelen staan. In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achteraan.
(De bijzin is meestal een zinsdeel van de hoofdzin!)
Hoofdzin + bijzin:
O WG BWB O LV WG
|| Nora | zingt | de hele dag, || omdat || ze | vakantie | heeft. ||
Hoe weet je wat de hoofdzin en wat de bijzin is?
- Als er tussen de persoonsvorm en onderwerp een woord (bijvoorbeeld: niet) kán staan, is er sprake van een bijzin. Kan dit niet, dan is er sprake van een hoofdzin.
- Als je een samengestelde zin met een hoofdzin en een bijzin vragend maakt, komt de hoofdzin vooraan te staan.
Voorbeeld:
Josh kaft zijn boeken, want hij wil ze netjes houden.
Kaft Josh zijn boeken, omdat hij ze netjes wil houden?
Voegwoorden
De twee zinnen die samen een samengestelde zin vormen, worden vaak aan elkaar geplakt door een voegwoord. Er zijn twee soorten voegwoorden:
- Nevengeschikte voegwoorden
Bij een samengestelde zin die bestaat uit twee hoofdzinnen (nevenschikking):
en, maar, want, of, noch en doch
Voorbeelden:
- Mieke bakt een taart en Petra helpt haar moeder.
- Ik wilde naar huis fietsen, maar het begon net te regenen.
- Vandaag ga ik niet naar school, want ik voel me niet goed.
- Je kunt mijn fiets voor één keer lenen of je kunt zelf een nieuwe kopen.
- Ondergeschikte voegwoorden
Bij een samengestelde zin die bestaat uit een hoofdzin en een bijzin (onderschikking):
Bijvoorbeeld: omdat, terwijl, daardoor, dat, zodat, doordat, nadat, als, indien, opdat…
Voorbeelden:
- In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
- De boer bewerkt het land, zodat daar weer bloemkool kan groeien.
- Doordat het de hele week heeft geregend, is wandelen in het bos geen pretje.
- Als je lief bent, krijg je van mij een ijsje.
Let op: niet alle bijzinnen beginnen met een voegwoord. Een bijzin kan ook beginnen met:
- Een vragend voornaamwoord:
Wil je me niet vertellen wat je in Engeland gedaan hebt? - Een bijwoord:
De rector wist niet waarover de docenten zaten te praten. - Een voorzetsel:
Ik heb me lang afgevraagd aan wie opa zijn pijpen zou nalaten.
Zinsdeelzinnen
Een bijzin is meestal een zinsdeel van de hoofdzin! Een zinsdeel is een zin als er een persoonsvorm in staat. De volgende zinsdeelzinnen moet je kennen:
Bekijk de volgende voorbeelden:
b. Ben je toch nog geworden wat je altijd al wilde worden. = gezegdezin Zo vind je welk zinsdeel de bijzin is:
|
REACTIES
1 seconde geleden