2.2
Er zijn binnen het Boeddhisme twee verschillende stromingen. De hinayana's en de mahayana's.
De hinayana's:
Toen Boeddha een kleine groep volgelingen kreeg werden zij bijna allemaal monnik en probeerde zij het achtvoudige pad van Boeddha te volgen. Tegenwoordig zijn er nog steeds zulke monniken. Het belangrijkste kenmerk van de hinayana's is dat zij Boeddha als leermeester zien, en niet als een God. Hinayana's geloven dat alleen de mensen die het achtvoudige volgen, het nirwana zullen bereiken. Het nirwana is volmaakte innerlijke rust waarbij je je aan niets meer hecht, jezelf niet onrustig maakt en dat je de waarheid en het geluk in jezelf hebt gevonden. Hinayana betekent letterlijk 'het kleine voertuig'. Deze stroming komt vooral voor in Thailand Laos en Vietnam
De mahanaya's:
Veel mensen vonden de gedachten van Boeddha over verlangens beheersen en het achtvoudige pad best moeilijk. Deze mensen hadden meer behoefte aan een God die ze konden aanbidden. Een God die de mensen zal helpen het nirwana te bereiken. Deze stroming was het Boeddhisme voor de gewone mensen, die geen monnik willen worden. Mahanaya betekent letterlijk 'het grote voertuig'. Deze stroming is de meest voorkomende stroming binnen het Boeddhisme. Deze stroming komt onder andere voor in de landen: China, Japan, Korea, Nepal en Tibet.
De hinayana's zien Boeddha dus als leermeester en geloven dat je het nirwana alleen kan bereiken door het achtvoudige pad te volgen. En de mahanaya's zien Boeddha wel als God en geloven dat je door hulp van Boeddha het nirwana kan bereiken.
2.3
Het Boeddhisme kende in het begin geen heilig boek. Alles over Boeddha en zijn leer werd mondeling verspreid en doorverteld. Ongeveer 2000 jaar geleden werd het op papier gesteld.
Er is niet één heilig boek binnen het Boeddhisme. De heilige boeken bestaan uit 3 boeken, die ook korven worden genoemd.
Eerste korf: In de eerste korf staan de regels geschreven voor de monniken en het kloosterleven.
Tweede korf: De tweede korf is voor de meeste Boeddhisten de belangrijkste korf. Deze korf bevat namelijk de soetra's. Dit zijn de adviezen die Boeddha aan zijn leerlingen heeft meegegeven.
Derde korf: In de derde korf staat uitleg over de leer van Boeddha.
De korven zijn waarschijnlijk in de oude Pali taal geschreven.
3. Reïncarnatie
3.1
Hindoes geloven in reïncarnatie. Ze geloven dat de ziel van een dier of mens na de dood het lichaam verlaat, en het dan na een tijd opnieuw geboren wordt in het lichaam van een ander levend wezen. Elke ziel, ook wel de atman genoemd, is dus gevangen in een kringloop van wedergeboorten die niet ophoudt. Deze kringloop van wedergeboorten noemen hindoes samsara. Door het geloof in reïncarnatie is voor een hindoe het leven van een mens en dier even heilig.
De samsara ziet er als volgt uit:
1. De atman (ziel) is voortgekomen uit de goddelijke levensbron die het brahman wordt genoemd. De brahman is de priester. Bij de geboorte van een levend wezen begint de atman aan zijn bestaan.
2. Als iemand sterft, sterft het lichaam, maar de atman blijft leven. De atman keer tijdelijk terug naar de brahman. Na een korte of lange tijd zal de atman opnieuw in een levend wezen terugkomen.
3. Tijdens het leven op aarde zal elk levend wezen goede en slechte dingen doen. Van alle slechte en goede daden die gedaan zijn wordt het karma genoemd. Dit karma bepaalt dan of de atman in het volgend bestaan een beter of slechter leven krijgt. Heb je bijvoorbeeld je hele leven lang mensen bedrogen, dan zal je karma slecht zijn en zul je in je volgende leven het niet goed hebben en ook veel worden bedrogen.
4. Het uiteindelijke doel van elke hindoe is om de moksja te bereiken. De moksja is de verlossing uit de kringloop van wedergeboorten. De atman zal dan voorgoed terugkeren naar de brahman.
5. De moksja bereik je niet zomaar. Die kan alleen worden bereikt als een mens tijden het leven op aarde leert los te laten aan alles wat hij/zij is gehecht. Doordat dit moeilijk is hebben de meeste mensen meerdere levens nodig om los te laten.
3.2
Binnen de Indiase samenleving is de bevolking in kasten verdeeld. Een kaste is een sociale laag van de bevolking. Je kan het vergelijken met de sociale ladder. Vroeger bestond de hoogste kaste maar uit een kleine groep, de priesters. Het grootste deel van de bevolking behoorde tot de laagste kasten doordat India best wel een arm land is. De slaven en dienaren maakten hier onder andere deel van uit. In 1950 werd het kastenstelsel door de wet officieel afgeschaft omdat men dit een zeer discriminerend systeem vond. Ondanks dat heet kastenstelsel al meer dan 60 jaar is afgeschaft heeft het nog steeds een grote invloed. Sommige hindoes leven nog steeds strikt volgens de ongeschreven kastenregels, vooral op het platteland.
Het kastenstelsel ziet er als volgt uit:
Brahmanen:
De hoogste kaste wordt gevormd door de brahmanen, ook wel de priesterklasse genoemd. Oorspronkelijk waren alle brahmanen priesters. Alleen de brahmanen mogen uit de Veda’s voorlezen. Veel brahmanen zijn tegenwoordig geen priester meer. De meeste zijn nu werkzaam als wetenschapper, hoogleraar of minister. Sommige werken als kok. Doordat de brahmanen zich aan hun reinheidvoorschriften houden mogen zij voor iedereen voedsel bereiden.
Ksatria's:
De tweede kaste is die van de soldaten en de edelen. De mensen die tot deze kaste behoren hebben meestal een beroep binnen het gezag en het bestuur van het land, denk hierbij aan beroepen binnen de overheid en militairen. Ook de Indiase president behoort tot deze kaste.
Vaisja's:
De derde kaste is die van de vaisja's. Dit zijn landeigenaren, middenstanders, boeren en arbeiders. Juist de mensen die tot deze kaste behoren hebben het de laatste tijd goed, omdat tegenwoordig zelfs brahmanen en ksatria's in loondienst zijn bij een goed lopend bedrijf van iemand die tot de vaisja's horen.
Sjoudra's:
Deze vierde kaste is van oorsprong de laagste. Deze kaste wordt gevormd door de dienaren en slaven. Tegenwoordig zijn de sjoudra's vaak als arbeiders in dienst van mensen uit hogere kasten. Tot 1950 (de afschaffing van het kastenstelsel) mochten sjoudra's niet naar vele godsdienstige rituelen komen.
Kastelozen:
Buiten het kastenstelsel vallen de paria's of dalits. Deze mensen worden als de aller, aller laagste gezien. Zij hebben meestal de meest onreine beroepen, zoals slager, schoonmaker en lijkverbrander. Mensen uit hogere kasten proberen zo weinig mogelijk contact met de paria's of dalits te hebben.
3.3
De relatie van het kastenstelsel met reïncarnatie is best duidelijk. Hindoes geloven dat een mens de kaste waarin hij geboren is, tijdens zijn leven niet kan verlaten. Zie zien het als hun lot. De gevolgen, daden uit hun vorige leven bepalen de kaste waar ze in leven. Stel dat een militair (een ksatria) veel onschuldigen mensen heeft vermoord. Zijn karma zal dan niet goed zijn. Zijn karma zal dus bepalen dat hij in zijn volgende leven in een lagere kaste zal behoren. In dit geval zal de militair door zijn slecht daden misschien wel als sjoedra terugkomen. En andersom kan een slaaf in zijn volgende leven als vaisja terugkomen als hij veel goede daden heeft verricht.
3.4
Het Boeddhisme gelooft ook in reïncarnatie, alleen wel heel anders dan in het Hindoeïsme. In het Hindoeïsme kom je sowieso terug in een ander leven, hoe dan ook. Maar in het Boeddhisme is het zo dat als je tijdens je leven op aarde het nirwana al hebt bereikt, je niet meer hoeft terug te komen in het volgende leven.
4. Rituelen & Symbolen
4.1
Hindoeïstisch ritueel:
De geboorte:
Tijdens de zwangerschap van de moeder worden er al gebeden opgelezen om het welzijn van de moeder en baby te verzekeren. Wanneer het kind wordt geboren geeft de vader het kind een druppel honing en roomboter. Er is dan meestal een priester aanwezig. Ook maakt de vader of priester met een stokje het aum-teken op de tong van de baby. Tegelijkertijd fluistert de vader dan in het oor van de baby: ‘Moge de God van de zon en de godin van de wijsheid je inzicht geven.’ Hindoes geloven dan het kind is beschermd tegen al het kwade. Ongeveer 10 dagen na de geboorte vindt de naamgeving plaats. De officiële naam van de baby wordt meestal pas bepaald nadat een priester een horoscoop voor de baby heeft bepaalt. De horoscoop laat de stand zien van de sterren en planeten van de geboorte. Tenslotte wordt het haar van de baby geknipt. Dit gebeurt meestal wanneer de baby 1 jaar oud is. Dit doen hindoes omdat ze geloven dat het karma van het vorige leven dan als het ware word weggewassen. Het knippen gebeurt volgens vaste handelingen. Een familielid (meestal de tante) verzameld het afgeknipte haar, en word na de ceremonie in het water van een rivier gegooid.
Boeddhistisch ritueel:
Monnikengemeenschap:
Het oorspronkelijke Boeddhisme kent weinig vaste rituelen. Dit komt doordat Boeddha geen verplichtingen en regels aan zijn volgelingen mee gaf. In de leer van Boeddha staan bijna geen plichten, maar meer hoe iemand moet leven. De enige plicht is dat je leert om je in te leven in iemand anders. In het kloosterleven ontstond er echter wel een ritueel onder de monniken. Een monnikengemeenschap wordt een sangha genoemd. Een sangha speelt bij normale Boeddhisten ook een belangrijke rol. Zo is het heel normaal dat een jongen enkele jaren naar een klooster gaat. Hij krijgt dan naast zijn gewone schoolopleiding ook een opleiding tot monnik. Wanneer een jongen monnik word vind er een inwijdingsritueel plaats. Eerst wordt zijn hoofd kaal geschoren. Dit wordt gedaan zodat hij kan laten zien dat hij de wereld achter zich laat. Na het scheren spreekt de jongen een belofte uit.
Hij zegt dat hij zich zal houden aan de ‘drie heilige juwelen’. Hij zegt dan: ‘Ik zal me houden aan de Boeddha, ik zal me houden aan de dharma en ik zal me houden aan de sangha. Pas als hij 20 jaar is kan hij ervoor kiezen om definitief in het klooster te blijven.
4.2
Hindoeïstisch symbool:
Het Aum-symbool:
Het bekendste symbool uit het Hindoeïsme is het Aum-symbool. Volgens hindoes vertegenwoordig het Aum-symbool het geluid van God. Het is ook de oorsprong van al het geluid. De drie letters zijn verbonden met de goden Brahma, Vishnu en Shiva. Met de geboorte, leven en dood dus. Dit woord word vaak gezegd aan het begin en aan het eind van gebeden. De priester zegt vaak: ‘Alles is Aum. Het verleden, heden en de toekomst.’ Hindoes gebruiken dit woord vaak als ze bidden of mediteren, omdat dit hun concentratie verbetert.
Boeddhistisch symbool:
Wiel van de leer:
Het wiel van de leer is een wiel met acht spaken. Het wiel verwijst naar de leer van het achtvoudige pad. Een Boeddhist moet het achtvoudige pad volgen. Alleen dan zal hij verlost raken van zijn verlangens. Volgens de Boeddhisten heeft Boeddha dit wiel in beweging gebracht en rolt het nog altijd door. Het achtvoudige pad ziet er als volgt uit:
1. Het juiste inzicht: je lijdt door je eigen verlangens.
2. Het juiste doel: je verlangens leren beheersen.
3. Het juiste spreken: niet liegen, roddelen of beledigen.
4. De juiste daden: het goede nastreven, ook voor anderen.
5. Het juiste beroep: werk doen waarmee je goed kunt doen.
6. De juiste wil: het goede willen doen voor je omgeving.
7. De juiste concentratie: je bewust blijven van je mogelijkheden.
8. De juiste meditatie: jezelf steeds beter leren kennen.
5. Feesten
Hindoeïstisch feest:
Holifeest:
Het Holifeest is het meest populaire feest binnen het Hindoeïsme. Het wordt in maart gevierd. Hindoes vieren dan dat de winter voorbij is en de komst van de lente in zicht is. Het feest heeft zijn naam te danken aan de Holika. Holika was een heks. De legende vertelt dat Holika haar neef probeerde te doden omdat hij Vishnu vereerde. Er worden daarom ook voor de avond van het Holifeest brandstapels gebouwd om poppen van de heks Holika te verbranden. Aan de ene kant is het de Holika een vreugdevuur dat de lente begroet, en aan de andere kant is het een vuur waarin het kwade word verbrand, zodat er ruimte ontstaat voor het goede. Op de dag dat de Holika in brand gestoken wordt, komen er mensen bij elkaar. Ze gaan dan rond het vuur staan en bidden en zingen dan met elkaar. Ook gooien ze vaak rijst in de brandende Holika. Hindoes geloven dan dat je afstand doet van al je slechte gedachten en daden. De volgende dag komen de mensen weer bij elkaar op de plaats van de verbrande Holika. Eerst wordt er met elkaar gebeden en daarna wordt er een beetje as op ieders voorhoofd gesmeerd. Als dat is gebeurt kan het echte feest beginnen! Iedereen bestrooit elkaar dan met as, zand, bakpoeder en natuurlijk kleurstof. Daardoor is het een kleurrijk feest! Het geeft iedereen het gevoel van verbondenheid. Na het feest begint ied ereen met een schone lei aan een nieuwe periode.
Boeddhistisch feest:
Vesak:
Het Boeddhisme komt voor in veel verschillende landen. Daarom zijn er ook veel verschillende feesten. In al die landen worden er feesten op een eigen manier gevierd. Bij alle feesten wordt er gedacht aan wat Boeddha de mensen geleerd heeft en zijn de Boeddhisten blij en dankbaar dat Boeddha deze wijze les heeft verspreid. Een van de belangrijkste feesten is Vesak. Dit feest word door alle Boeddhisten meestal in mei gevierd, wanneer het volle maan is. Tijdens dat feest wordt Boeddha’s geboorte, verlichting en dood herdacht, en wordt er gevierd dat Siddharta Gautama de Boeddha werd. Veel Boeddhisten gaan dan naar de tempel om de zingen en mediteren over het achtvoudige pad. De Boeddhabeelden worden mooi versierd met bloemenkransen en er wordt wierrook aangestoken. Ook worden er offers gedaan aan de Boeddha beelden. Na het bezoek aan de tempel is het nog niet klaar. De boeddhisten verrichten dan allemaal goeie daden. Zo gaan ze bijvoorbeeld naar bejaardenhuizen of naar arme mensen om hun geld en maaltijden te geven. De dag wordt afgesloten met optochten door straten. Boeddhisten dragen dan meestal brandende kaarsen of lampionnen met zich mee.
Boeddhistisch feest:
Vesak:
Het Boeddhisme komt voor in veel verschillende landen. Daarom zijn er ook veel verschillende feesten. In al die landen worden er feesten op een eigen manier gevierd. Bij alle feesten wordt er gedacht aan wat Boeddha de mensen geleerd heeft en zijn de Boeddhisten blij en dankbaar dat Boeddha deze wijze les heeft verspreid. Een van de belangrijkste feesten is Vesak. Dit feest word door alle Boeddhisten meestal in mei gevierd, wanneer het volle maan is. Tijdens dat feest wordt Boeddha’s geboorte, verlichting en dood herdacht, en wordt er gevierd dat Siddharta Gautama de Boeddha werd. Veel Boeddhisten gaan dan naar de tempel om de zingen en mediteren over het achtvoudige pad. De Boeddhabeelden worden mooi versierd met bloemenkransen en er wordt wierrook aangestoken. Ook worden er offers gedaan aan de Boeddha beelden. Na het bezoek aan de tempel is het nog niet klaar. De boeddhisten verrichten dan allemaal goeie daden. Zo gaan ze bijvoorbeeld naar bejaardenhuizen of naar arme mensen om hun geld en maaltijden te geven. De dag wordt afgesloten met optochten door straten. Boeddhisten dragen dan meestal brandende kaarsen of lampionnen met zich mee.
6. Mahatma Gandhi
6.1
Mahatma Gandhi is een heel belangrijk persoon in de geschiedenis. Gandhi is een van de beroemdste vrijheidsstrijder die India ooit gehad heeft. Een van de belangrijkste kenmerken van Gandhi was, dat hij nooit geweld gebruikte om zijn doel te bereiken. Nelson Mandela heeft Gandhi later zelfs voor veel dingen als voorbeeld gebruikt. Zo heeft Mandela bijvoorbeeld ook nooit geweld gebruikt om zijn doel te bereiken.
Mohandas Karamchand Gandhi werd op 2 oktober 1869 in Porbandar geboren. Hij werd geboren als hindoe en groeide op in een streng gelovig gezin. Zijn vader was een minister. Toen Gandhi geboren was, was India een kolonie van Engeland. Engeland had dus de macht in Engeland. Gandhi zag hoe de slecht het er aan toe was in zijn land. De Engelsen behandelden de bevolking meestal erg slecht. Gandhi was hier niet mee eens. Ook was Gandhi erg tegen het kastenstelsel, kinderhuwelijk en nog veel meer. Hij wou hier verandering in brengen. In 1988 vertrok hij naar Engeland om daar rechten te studeren. Toen hij in 1891 was afgestudeerd keerde hij terug naar India en kon hij als advocaat werken. Maar hij kon geen werk vinden in India. Hij kreeg een baan aangeboden om een jaar lang in Zuid-Afrika te werken. Hij bleef hier 21 jaar lang, wel in de periode van de apartheid. Gandhi merkte als snel dat de Indiërs helemaal geen rechten hadden in dit land. Ook werden ze heel erg slecht behandeld door de blanken. Gandhi accepteerde dit niet, en zo begon Gandhi's strijd voor de mensenrechten. In 1894 was hij medeoprichter van de ‘Natal Indian Congress.’ Hij protesteerde vaak tegen het racisme. Hij kwam hiervoor zelfs enkele malen in de gevangenis, maar hij vond dat iedereen zijn straf moest accepteren en uitzitten. Hij vond het dan ook niet erg om in de gevangenis te zitten. Hij keerde na een jaar weer terug in India en verspreide zijn ideeën over gelijkheid. Ook wou hij vrede tussen de hindoes en moslims. Pakistan was vroeger een deel van India en er waren vaak conflicten tussen de hindoes en moslims. Hij wou dat de 2 zouden verzoenen. In januari 1948 werd Gandhi doodgeschoten toen hij op weg was voor het avondgebed.
6.2
Gandhi’s opvattingen over geweldloosheid zijn gebaseerd op het Hindoeïstische begrip ahisma. Dit woord beteken letterlijk: geen levende wezens doodmaken. Ahisma geldt dus op alle levende wezens, dus ook op dieren. Het principe van ahisma is van invloed hoe de hindoes met dieren omgaan. In India is het bijvoorbeeld heel normaal als er koeien over de straat lopen. Ook eten veel hindoes geen vlees omdat daarvoor dieren gedood moeten worden. Daarom zijn de meeste hindoes in het algemeen vegetariër.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden