7.1 productie en behoeften
Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het verrichten van diensten.
Er is productie in enge zin of formele productie.
Productie in enge zin of formele productie is de officieel geregistreerde productie van de overheid en bedrijven.
Behalve deze productie bestaat er ook productie die niet officieel wordt geregistreerd, zoals onbetaald werk thuis, vrijwilligerswerk en zwart werk. Deze productie noemen we informele productie. De formele en informele productie samen vormen de productie in ruime zin.
Productie in ruime zin bestaat uit de formele en de informele productie.
Iedereen die iets wil kan een broodje kopen, dit product voorziet in een persoonlijke of individuele behoefte. Goederen die een individuele behoefte voorzien, zijn individuele goederen. Het kenmerk van individuele goederen zoals dvd’s, boeken of auto’s is, dat je ze persoonlijk kunt kopen.
Er zijn ook goederen die voorzien in een maatschappelijke of een collectieve behoefte. Dergelijke maatschappelijke of collectieve goederen zijn nuttig voor de hele samenleving. De politie is een voorbeeld van een collectief goed. De politie is er niet alleen voor jou maar voor iedereen. Maatschappelijke of collectieve goederen kun je niet persoonlijk komen. ze worden betaald met belastinggeld.
7.2 productie factoren en productie sectoren
Productiefactoren zijn middelen voor de productie van producten en diensten.
Elke onderneming gebruiken drie productie factoren; arbeid, kapitaal en natuur.
Arbeid; de medewerkers maken en onderhouden internetsites. Daarbij gaat het niet alleen om werken met je handen, maar ook om denkwerk. Arbeid omvat alle geestelijke en lichamelijke inspanningen van een mens.
Kapitaal; voor het maken van de internetsites computers, bureaus, bedrijfsauto’s is een kantoorpand nodig. Alle goederen waarmee andere producten of diensten kunnen worden voortgebracht, heten kapitaalgoederen. Deze kun je verdelen in vaste en vlottende kapitaalgoederen. -> vaste kapitaalgoederen; gaan meer dan één productieproces mee. Je kunt de computers en bedrijfsauto’s bijvoorbeeld langere tijd gebruiken.
Vlottende kapitaalgoederen -> kunnen maar één keer worden gebruikt. Vlottende kapitaalgoederen zijn bijvoorbeeld elektriciteit en aardgas. Elektriciteit is nodig voor het apparatuur en aardgas voor de verwarming van het kantoorpand.
Natuur; een kantoorpand word verwarmd door aardgas. De bureaus zijn van hout. En de onderneming staat op een stuk grond. Toen de grond niet bouwrijp was, het aardgas in de bodem zat en de bureaus nog bomen waren, behoorden de grond, het aardgas en de bomen tot de natuur. De natuur dient dus als vestigingsplaats in een leverancier van grondstoffen. De productie factor natuur omvat alle beschikbare natuurlijke hulpbronnen.
Succesvol produceren en dus ook geld verdienen lukt alleen, als de drie productie factoren goed op elkaar zijn afgestemd en er sprake is van een goede organisatie. Dit afstemmen en organiseren doet het management. Sommige economen noemen het management daarom de vierde productiefactor.
De geregistreerde productie is verdeeld onder vier sectoren.
Landbouw en visserij
- De eerste (primaire) sector is de sector landbouw en visserij. Deze maakt op grote schaal gebruik van kapitaalgoederen. Hierdoor zijn er steeds minder arbeidskrachten in deze sector nodig. Het doel van de bedrijven in deze sector is het maken van winst.
Industrie
- De tweede (secundaire) sector is de industrie. In deze sector worden grondstoffen verwerkt tot eindproducten. Daarvoor zijn arbeidskrachten en machines nodig. Voorbeelden van industrieën zijn meubelfabrieken, olieraffinaderijen, autofabrieken, papierfabrieken en bouwbedrijven. Net als in de primaire sector proberen industriële bedrijven winst te maken.
Commerciële dienstverlening
- De derde (tertiaire) sector is de commerciële dienstverlening. Bedrijven in deze sector bieden hun diensten aan met de bedoeling winst te maken. De commerciële dienstverlening is de snelste groeiende sector in de Nederlandse economie. Voorbeelden van bedrijven in de tertiaire sector zijn de detailhandel (winkels), transportbedrijven, banken en verzekeringsmaatschappijen.
Niet- commerciële dienstverlening
- De vierde (quartaire) sector is de niet-commerciële dienstverlening. De organisaties in deze sector streven niet naar winst. Het gaat hier bijvoorbeeld om onderwijs, politie, gemeenten, brandweer, ziekenhuizen en rechtspraak. De overheid verzorgt deze activiteiten zelf of betaalt (grotendeels) de kosten ervan.
7.3 arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit is de gemiddelde productie per werkende per tijdseenheid.
De arbeidsproductiviteit is bij mogelijk 2 hoger door een betere arbeidsverdeling. De arbeidsproductiviteit kan door verschillende factoren stijgen.
- 1. Een betere arbeidsverdeling
- Daling van het ziekteverzuim; als werknemers minder ziek zijn, kunnen bedrijven meer produceren.
- Scholing; als het scholingsniveau in een land hoger wordt, nemen de kennis en de kunde van de werknemers toe.
- Betere arbeidsomstandigheden; mensen die in een tochtige fabriek werken of de hele dag op een slechte bureaustoel zitten, lopen het risico snel ziek te worden. Op grond van de Arbo-wet is de werkgever verplicht slechte arbeidsomstandigheden te verbeteren.
- Betere arbeidsvoorwaarden; onder arbeidsvoorwaarden vallen onder andere het loon en het aantal vakantie dagen dat je krijgt. Ook dit zijn de belangrijke middelen waarmee een werkgever zijn werknemers kan motiveren.
- Nieuwe efficiënte technieken; door het toepassen van nieuwe moderne productiemiddelen kan meer worden geproduceerd dan vroeger. Denk maar aan de veeteelt. Door de ontwikkeling van de technieken kan een boer veel meer koeien en varkens houden dan vijftig jaar geleden.
Door de hogere arbeidsproductiviteit kan de welvaart toenemen. Immers, de werknemers produceren meer in dezelfde tijd, maar ook in zijn totaliteit wordt er meer geproduceerd. De schaarste aan goederen neemt af. De welvaart neemt dan toe.
7.4 arbeidsverdeling
de technische arbeidsverdeling is de verdeling van de productie binnen een gezin, een bedrijf of de overheid.
Bedrijven produceren dus uiteenlopende goederen. Maar ook tussen de bedrijven, de overheid en de gezinnen is sprake van een verdeling van de productie. In elk land worden verschillende afspraken gemaakt over wat de overheid doet en wat bedrijven doen. Zorgt de overheid voor het onderwijs, of doen de bedrijven (privé-scholen) dat/ zorgt de overheid of zorgen particuliere bedrijven voor de productie van elektriciteit?
De maatschappelijke arbeidsverdeling is de verdeling van de productie over de verschillende bedrijven, de overheid en de gezinnen.
De maatschappelijke arbeidsverdeling verschilt per land en streek. Nederland produceert geen bananen en Colombia geen Goudse kaas. Zo hoeft elk land zijn specialiteiten. Wat een land produceert, hangt onder andere af van het klimaat, technische kennis en grondstoffen. Doordat elk land zich specialiseert, ontstaat internationale handel.
De geografische of regionale arbeidsverdeling is de verdeling van de productie over verschillende gebieden en landen.
Verschuiving van de arbeidsverdeling tussen mannen en vrouwen;
De arbeidsverdeling verandert in de loop van de tijd. In Nederland is bijvoorbeeld het aantal vrouwen met een betaalde baan sterk gegroeid. Reden hiervoor zijn:
- Het gestegen opleidingsniveau van vrouwen;
- Het lagere kindertal;
- De toegenomen vrije tijd van de partner;
- De wens zelfstandig (extra) geld te verdienen.
Met de invoering van de Wet Gelijke Behandeling is wettelijk geregeld dat mannen en vrouwen voor hetzelfde werk dezelfde beloning krijgen. Vroeger kregen vrouwen voor hetzelfde werk vaak minder betaald dan mannen. Ook zegt deze wet dat vrouwen bij de sollicitatie dezelfde kansen moeten hebben als mannen.
De groei van de vrouwelijke beroepsbevolking heeft tot gevolge gehad dat de arbeidsverdeling binnen de gezinnen is gewijzigd. Tegenwoordig is het vaak zo dat één of beide partners in deeltijd werken. Hun werk combineren ze met het zorg voor het gezin. Vroeger was werken in deeltijd moeilijker en bleef de vrouw meestal thuis om voor het gezin te zorgen.
Verschuiving van de arbeidsverdeling tussen allochtonen en autochtonen;
Het aantal allochtone werknemers in Nederland is de afgelopen vijftig jaar sterk toegenomen. De eerste generatie allochtonen; bestaat uit mensen die het buitenland zijn geboren. Dit zijn vooral mensen die naar Nederland zijn gekomen, omdat hun eigen land de kansen op wek en inkomen klein waren. Het zijn vaak lager opgeleid, die de Nederlandse taal niet goed beheersen. Hierdoor is de integratie in het arbeidsproces niet gemakkelijk. Er is in deze groep hoge werkloosheid.
De tweede generatie allochtonen; bestaat uitmensen die in Nederland zijn geboren, maar van wie beide ouders in het buiteland zijn geboren. Zij spreken de Nederlandse taal beter dan hun ouders en zijn net als iedereen naar school geweest. Hun kansen op de arbeidsmarkt zijn groter dan die van hun ouders. De werkloosheid in deze groep is lager.
7.5 arbeidsverdeling en techniek
Kapitaalintensieve productie is productie met veel kapitaalgoederen en weinig arbeidskrachten.
Denk maar aan het werk in de Rotterdamse haven. Vroeger waren hier veel mensen aan het laden en lossen. Tegenwoordig wordt een groot gedeelte van de goederen met containers vervoerd. Hier zijn grote schepen, kranen, treinen en vrachtauto’s bij nodig, maar veel minder arbeidskrachten. Vroeger was de productie van de haven veel arbeidsintensiever.
Arbeidsintensieve productie is productie met veel arbeidskrachten en weinig kapitaal goederen.
In de loop van de jaren is veel lichamelijke arbeid overgenomen door machines. Denk maar aan de machines in de landbouw die het werk van de landarbeiders het grootste deel hebben overgenomen.
Bij mechanisering wordt lichamelijke arbeid (spierkracht) vervangen door machines.
Vroeger moest elke docent voor elke leerling de rapportcijfers met zijn rekenmachine (of zelfs op papier) uitrekenen. Tegenwoordig kan hij zijn cijfers invoeren in een computerprogramma en dan rollen daar vanzelf de rapportcijfers van de leerlingen uit.
Bij automatisering wordt geestelijke arbeid (denkwerk) vervangen door computers.
In een moderne autofabriek worden de bewerkingen aan de lopende band door de computers gestuurd en uitgevoerd door ‘denkende’ machines (robots)
Van robotisering is sprake, als zowel lichamelijke arbeid als geestelijke arbeid worden vervangen door machines en computers.
Door mechanisering, automatisering en robotisering wordt de productie kapitaalintensiever. Het kapitaalintensiever maken van de productie heeft belangrijke gevolgen;
- Stijging van de arbeidsproductiviteit
- Lagere loonkosten
- Hogere geschoolde werknemers nodig
- Minder zware arbeidsomstandigheden
- Andere beroepen en bedrijven ontstaan
- Welvaartsgroei
- Sterke concurrentie
7.6 Bedrijfskolom en toegevoegde waarde
Een bedrijfskolom is een reeks van bedrijven die elkaar opvolgen in het productieproces van grondstof tot eindproduct.
Katoenplantages verkopen ruwe katoen. Kopers van deze ruwe katoen zijn de textielfabrieken. Alle katoenplantages bij elkaar noemen we een bedrijfstak. Ook de textielfabrieken vormen een bedrijfstak.
Een bedrijfstak word gevormd door alle bedrijven die in dezelfde fase in een bedrijfskolom zitten.
Textiel fabrieken leveren op hun beurt weer goederen aan spijkerbroek fabrikanten. Ode groothandel verkoopt de broeken door aan de detailhandel (winkels). Zij zorgen ervoor dat de broeken uiteindelijk bij de consument terechtkomen.
Elk bedrijf maakt een artikel beter geschikt voor de gebruiker. Op die manier voegt elk bedrijf waarde toe aan het product. Dat gebeurt niet gratis. In elke productiefase worden productiemiddelen gebruikt. Daardoor neemt de prijs toe. Bovendien wil elke onderneming winst maken. Vandaar dat de prijs stijgt, naarmate de spijkerbroek dichter bij de consument komt. Elke schakel heeft dus geld verdiend aan de spijkerbroek.
Een toegevoegde waarde is de som van kosten en winst die een bedrijf aan de inkoopprijs van de productie toevoegt.
De toegevoegde waarde is niet hetzelfde als de winst van het bedrijf. De toegevoegde waarde bestaat uit betaalde lonen, betaalde huur, pacht, rente en ook de winst van het bedrijf.
Elk bedrijf in Nederland, maar ook de overheid, voegt waarde toe aan de productie van de toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid in een land is een jaar bij elkaar optelt, bereken je de warde van het binnenlandse product van het land.
Het binnenlandse product/inkomen is gelijk aan alle toegevoegde waarden van de bedrijven en de overheid in een land in een jaar bij elkaar opgeteld.
Omdat de toegevoegde waarde bestaat uit inkomens (lonen, huur, pacht, rente en winst), kun je ook zeggen dat de waarde van het binnenlandse product gelijk is aan de hoogte van het in een jaar verdiende binnenlandse inkomen.
Er is sprake van economische groei, als het binnenlandse product/inkomen toeneemt.
Sommige inwoners van Nederland verdienen (een deel van) hun inkomen in het buiteland. Er zijn ook mensen die hun inkomen in Nederland verdienen, terwijl zij in het buiteland wonen. Als je deze in het buitenland verdiende inkomens bij het binnenlandse inkomen optelt en je trekt daar de aan het buiteland betaalde inkomens vanaf, bereken je het nationale inkomen.
REACTIES
1 seconde geleden