Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Agogisch Proces

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Verslag door een scholier
  • 3e klas mbo | 8683 woorden
  • 7 juni 2017
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

 

Bronvermelding: (Tromp, Aanvulling Cliënt, 2017)

Corporaal Rudel.

Het grootste behoefte van mijn cliënt is het sociale vaardigheden want hij duur veel bij het denken en praten. Hij lijkt iemand die “stille water, diepe gronden” in zijn vrije tijd te zijn. Hij heeft behoefte aan een gezonde familie situatie met een stabiele thuissituatie. Zijn enige interesse is om het SVT-opleiding af te maken. Voordat de cliënt enkele positieve mogelijkheden kan hebben, moet hij heel hard aan zichzelf gaan werken. Lichamelijk doet hij niet zo goed, hij kan niet goed lezen, hij neemt geen initiatief, dus hij is echt achterlijk. De grootste beperking van mijn cliënt in het SVT is zijn gezondheid, maar door het lage ondersteuning die mijn cliënt van zijn familie krijgt, maakt het moeilijker om goed voor zijn gezondheid te kunnen zorgen.

 

Bronvermelding: (Rudel, 2017)

 

Sergeant Laclé.

Cliënt heeft intensieve begeleiding nodig doordat hij te veel bezig houdt met het nadenken van zijn thuissituatie. De enige interesse dat de cliënt momenteel heeft is om het SVT af te maken. Maar zijn thuis problemen beïnvloeden dat hij weinig interesse in het algemeen heeft. In plaats dat zijn moeder hem steun, moet hij zijn moeder steunen. Zijn enige mogelijkheden op dit moment is dat hij SVT kan afmaken. Binnen het SVT vindt Sergeant Laclé dat de cliënt geen beperking heeft.

 

Bronvermelding: (Lacle, 2017)

 

Sergeant Kelly.

De cliënt heeft emotionele behoefte door zijn thuissituatie, hij heeft iemand nodig die echt in afwachting is voor hem dat hem vraagt over zijn dag, hoe het met hem gaat, enz. Hij is heel tevergeefs met zichzelf. De cliënt heeft momenteel alleen interesse in het afmaken van de opleiding, het lijkt alsof hij niet verder in het toekomst nadenkt. Zijn beperkingen zijn dat hij niet een leider zou kunnen zijn dus het beïnvloed dat zijn mogelijkheden zeer beperkt worden. Hij zou gewoon een normale werker kunnen zijn doordat hij wel instructies kan volgen, maar met zijn vervelende karakter kan het ontstaan dat het zijn werk kan belasten. Het is de 4de keer dat deze cliënt in het opleiding zit en telkens is door een gezondheidsprobleem dat hij het niet kan afmaken dus zijn grootste beperking is zijn gezondheid.

 

Bronvermelding: (Kelly, 2017)

 

10.2 Aanvulling vanuit de dossier.

Ik kon in de dossier van mijn cliënt lezen dat hij enkele gezondheidsklachten de vorige keer die hij in de opleiding was. Hij heeft op 22 November 2016 alweer ingeschreven om binnen SVT te komen. Ik kon lezen dat hij verschillende adressen zet op verschillende formulieren. Ik kon ook in de dossier lezen dat hij EPB Aspirant heeft afgerond. Hij heeft het basisschool niet afgerond. Volgens zijn dossier woont hij met zijn oom en het gaat goed daar. Hij heeft 9 jaar geleden in het gevangenis opsloten voor diefstal maar de laatste jaren heeft hij geen probleem met justitie gekregen. Toen hij jong was heeft hij begeleiding gekregen van sociale werker, psychiater en psycholoog.

10.3 Probleem.

Het grootste, belangrijker en spoedige probleem is dat hij geen huis heeft met de gevolgen dat hij geen eten of bed heeft. Geen van de andere lid van mijn MDT wist van deze probleem doordat hij niet zo goed voelt om het voor te brengen maar toen ik met hem zat te praten heeft hij aan mij gezegd. Het feit dat hij geen huis heeft is een probleem voor hem maar ook voor ons van SVT. In het fase van het opleiding waarin hij zit gaan de cliënten op weekend naar huis en komen weer binnen zondag avond dus het wordt een probleem voor ons want hoe gaan we hem buiten sturen terwijl we bewust zijn dat hij buiten geen dak heeft. Een andere probleem is dat hij geen liefde en positief-relaties heeft. Cliënt heeft daarom zoveel keer in SVT gekomen om het situatie te proberen veranderen maar telkens komt voor iets die hem stoort om de SVT-opleiding te kunnen afmaken.

    1. Motivatiefase.

11.1 Veranderingskracht.

De cliënt wil graag een betere toekomst hebben. een familie hebben, zijn eigen huis en auto. Hij wil dus zelfstandiger worden. Hij wil een baan voor lange tijd kunnen houden, want hij is bewust dat zijn karakter het verpest om voor lange periode met een baan te blijven. Zijn motivatie is dat hij SVT-opleiding kan afmaken, een certificaat in zijn hand hebben waarmee hij een betere baan kan krijgen. Zijn grootste motivatie is om zijn moeder te kunnen helpen, vooral om uit de straat te halen.

 

11.2 Weerstandskracht.

Zijn gezondheid speelt een grote rol dat kan de verandering nog een keer verhinderen, hij heeft al met enkele klachten gekomen sinds het opleiding is begonnen, maar tot nu toe niet iets die erg is of dat hem kan storen om het opleiding af te maken.

Het zitten nadenken van zijn thuissituatie kan het verandering verhinderen, want het heeft hem eens gestoord en kan hem nog een keer storen. Tot nu toe blijft hij sterk op zijn woord dat hij niet nadenkt van het thuissituatie maar toch blijven we hem monitoren.

Zijn motivatie speelt een grote rol in zijn verandering en zolang het hoog blijft, zal hij binnen het SVT blijven maar heel makkelijk kan hij zijn motivatie verliezen, want hij weet niet zo goed hoe hij moet omgaan met zijn stress, dus daarom kan dit ook een factoor zijn om zijn  verandering te verhinderen.

11.3 Wederzijdse verwachtingen.

¤ Vergoeding van SVT-opleiding moet volgens een budgettering uitgegeven.

¤ Hulpverleners zullen zo spoedig mogelijk een dak voor de cliënt zoeken.

¤ We proberen altijd naar elkaar te luisteren.

¤ Cliënt wordt regelmatig geïnformeerd over zijn behandelplan.

¤ Hulpverleners proberen altijd tijdig vragen te beantwoorden.

¤ Hulpverleners kunnen cliënt ondersteunen met het vinden van de best mogelijke zorg en dienstverlening.

¤ Cliënt is bewust van het doel dat nastreeft wordt, het tijd die het kost om die doel te bereiken en de inspanning die geleverd moet worden om het doel te bereiken.

11.4 Uitgangssituatie.

Wat wil de cliënt?

De cliënt wil een dak hebben waar hij vooral tijdens het weekend kan zijn. Cliënt wil stabiliteit in zijn leven hebben. Een langdurige relatie waarmee hij later een familie kan vormen nadat hij een langdurige werk en een eigen vervoer heeft.

Waarom is hij ontevreden over de huidige situatie? (veranderingskrachten)

De cliënt is ontevreden over de huidige situatie en wil verandering. Hij wil zijn mogelijkheden verhogen om een betere toekomst te kunnen hebben. Zijn veranderingskracht zijn heel hoog want het is al het 4de keer dat hij hierbinnen is.

Welk probleem heeft de cliënt precies?

Dat hij geen huis heeft en daarom geen eten of vaste plaats om te zijn. Hij woont op de strand.

Wat probeerde de cliënt al aan zijn probleem te doen?

Hij heeft met verschillende familielid proberen gaan wonen maar door zijn achtergrond wil niemand hem accepteren. Hij heeft een tijdelijke baan waarmee hij geld krijgt om te kunnen eten. Ook door binnen SVT te komen heeft hij de situatie proberen te verbeteren maar tot nu toe kon hij het niet afmaken.

Waarom leverde niets op?

Door het geval met zijn familie kon hij geen dak krijgen, door zijn gezondheid kon hij het opleiding niet afmaken.

11.5 Formuleren van begeleidingsbehoefte.

De cliënt zou willen verantwoordelijk zijn met het geld uitgeven zodat hij zelfstandig kan gaan wonen en later voor zijn moeder zorgen. Cliënt heeft geen vaste baan, geen huis, geen eigen vervoer. Hij heeft wel een tijdelijke bijbaantje waarmee hij het doormaak gedurende het weekeinde. Zijn behoefte is om een vaste baan te kunnen houden of in ieder geval inkomst krijgen en zorgen dat alle uitgaven worden betaald, zoals het huur, water, elektra, kleding, voedsel enz. Dat hij helemaal zelfstandig kan gaan wonen. Als de cliënt helemaal zelfstandig is, wil hij voor zijn moeder zorgen. Zijn moeder woont op straat en dat wil hij natuurlijk niet voor zijn moeder. Het stoort hem veel dat zijn moeder in zulke situatie inzit. Hij wil later een eigen familie hebben, dus daarom wil hij nu de nodige veranderingen maken zodat hij later zulke dingen kan bereiken.

Het oorzaak van de probleem is dat hij in het geleden van zijn familie heeft gestolen en daardoor werden alle deuren voor hem gesloten. Zijn familie heeft geen goede relatie met hem. Hij heeft de vertrouw die zijn familie met hem had, gebroken. De familie blijft daardoor telkens zijn verleden voorbrengen. Andere oorzaak van het probleem is dat zijn moeder ook geen huis hebt waar hij kan gaan. Zoals ik net hebt voorgebracht, zijn moeder woont op straat. Ze heeft geen baan en ze gebruikt ook drugs. Hij gaat niet zo goed met zijn vader en daardoor kan hij daar ook niet gaan wonen dus wordt ook een probleem voor hem.

11.6 Bepalen van het cliëntsysteem.

De grootste rol in het systeem van mijn cliënt is zijn moeder. Hij wil haar graag beter zien, hij wil dat ze stopt met het leven dat ze daarvoor heeft gekozen maar dat is verantwoordelijkheid van de moeder zelf en niet van mijn cliënt en het stoort mijn cliënt want hij wil zich verantwoordelijk maken van zijn moeder maar voordat hij zo’n stap kan nemen moet hij zich helemaal zelfstandig maken en control nemen van zijn eigen leven.

 

Zijn familie blijft het verleden voor brengen en dat stoort hem veel, hij wil zijn verleden achterlaten en zijn leven verbeteren maar door die houding van zijn familie wordt het vervelen en zelfs moeilijker om dingen te kunnen veranderen.

 

Hij heeft zelf de verantwoordelijkheden om het probleem op te lossen want hij kan de houding van zijn familie en de leven van zijn moeder niet veranderen maar hij kan wel zijn eigen leven en situatie veranderen.

 

11.7 Bepalen van vermogen tot zelfinzicht.

Door een gesprek met de cliënt te hebben konden we achter komen dat hij meer control van zijn eigen leven wil hebben. Hij is op zoek naar stabiliteit. Er wordt duidelijk gesproken dat hij kan het nodige hulp vinden maar hij moet het initiatief nemen en zeggen dat hij het hulp wil. Hij zat na te denken over alles wat werd gesproken en later neem een beslissing. Hij heeft beslist dat hij het hulp wil.

 

Bronvermelding: (Cliënt, 2017)

11.8 Hulpvraag.

Hoe kan ik zelfstandig wonen en voor mijn eigen dingen zorgen?

11.9 Bronnen.

Benedictus, R., & Verhoef, A. (1999). Omgaan met client en met groepen. In Sociale vaardigheden (302) (p. 220). The Netherlands: NijghVersluys bv, Baarn.

Benedictus, R., Oppel-Verkade, M., & Verhoef, A. (2002). Begeleiden SPW4 (404). The Netherlands: NijghVersluys bv, Baarn.

Blankenvoort, E. (2015, Maart 2). Blog Salland Communicatie. Retrieved April 25, 2017, from Salland Communicatie Web site: http://www.sallandcommunicatie.nl/blog/marketingcommunicatie/23-doelgroepanalyse-maken-in-10-stappen

Cliënt, E. (2017, April 19). Kennismaking gesprek. (K. de Cuba, Interviewer)

Kelly, S. (2017, April 19). Aanvulling Cliënt. (K. de Cuba, Interviewer)

Kock, M., & de Cuba, K. (2017, Maart). Orientatie Differentiatie 409.1/410.1. (M. Kock, & K. de Cuba, Performers) Oranjestad, Aruba.

Lacle, S. (2017, April 19). Aanvulling Cliënt. (K. de Cuba, Interviewer)

Rudel, C. (2017, April 19). Aanvulling Cliënt. (K. de Cuba, Interviewer)

Tromp, L. (2016). Dossier Cliënt. SVT.

Tromp, L. (2017, April 19). Aanvulling Cliënt. (K. de Cuba, Interviewer)

 

    1. Planningsfase.

12.1 Handelingsdoel. (Volgens S.M.A.R.T.)

Gedurende 6 weken, de cliënt met behulp van budgettering voorbereiden voor het zelfstandig gaan wonen.

 

12.2 Werkdoelen.

1. SPW’er ondersteunt de cliënt met het vinden van mogelijke dienstverlening.

2. SPW’er helpt de cliënt met het vinden van een woning.

3.SPW’er motiveer de cliënt om binnen de opleiding te blijven.

 

 

 

Bronvermelding: (Kock & de Cuba, 2017)

  1. Doelgroep analyse.

Hoe maak je nou een doelgroep analyse? Welke stappen moet jij volgen om tot een goed resultaat te komen? Waar vind je alle gegevens en hoe kun je deze het best verwerken?

 

3.1 Wat is een doelgroep analyse?

 

In deze analyse beschrijf jij doelgroepen op basis van diverse factoren. Op basis van de resultaten weet jij wie jouw doelgroep is en waar het te vinden is, hoe over jouw bedrijf of merk gedacht wordt en of het raadzaam is om verder te segmenteren. Door middel van deskresearch en veldonderzoek probeer je zo veel mogelijk informatie te verzamelen over jouw doelgroep.

 

Een doelgroep analyse maken, hoe doe je dat? Hier zijn de 10 stappen!

 

Stap 1: Waarvoor gebruik jij een doelgroep analyse?

Is de informatie relevant voor de positionering van jouw bedrijf? Of dient het als input voor een communicatieplan? Gebruik jij de resultaten voor strategische beslissingen? Of gebruik jij de resultaten voor het maken van boodschappen in reclame-uitingen? Of wil jij de tevredenheid meten van jouw klanten?

Denk hier goed over na. Afhankelijk van de insteek kunnen bepaalde vragen juist wel of juist niet relevant zijn. Specifiek gebruikersgedrag van een bepaald product is niet relevant voor de algemene positionering van jouw bedrijf. Geografie kan belangrijk zijn voor de “P” (plaats) in jouw marketingplan, maar hoeft niet doorslaggevend te zijn in reclame-uitingen.

 

Stap 2: Bepaal wat je wilt weten!

 

Bepaal, afhankelijk van de invalshoek, wat jij precies wilt weten. Welke gegevens heb jij precies nodig?

De gegevens kun jij als volgt categoriseren:

 

demografische gegevens;

geografische gegevens;

psychografische gegevens;

gegevens ten opzichte van de naamsbekendheid van jou of jouw concurrentie;

productgebruik;

klanttevredenheid;

enz.

Zijn de bovenstaande categorieën voldoende of mis je nog informatie? Kijk hier kritisch naar en bepaal welke informatie jij nog kunt gebruiken.

Gebruik jij de doelgroep analyse voor een marketingcommunicatieplan? Hier lees je welke vragen jij dan moet beantwoorden.

 

Stap 3: Hoe wil jij de informatie boven tafel krijgen?

 

Doe jij dit door middel van deskresearch? Of kun je beter enquêteren? Zijn er al gegevens beschikbaar of nog niet. Stel jezelf de volgende vraag: welke stappen moet ik ondernemen om de gewenste informatie boven tafel te krijgen?

 

Stap 4: Welke informatie heb je al?

 

Vraag bijvoorbeeld even aan jouw collega's welke informatie zij hebben. Wellicht heb je nog oude onderzoeken of andere gegevens op jouw computer staan. Of heb je een oud klantenbestand beschikbaar en moet je deze alleen nog updaten?

Het is immers zonde van de tijd om het wiel twee keer uit te vinden.

 

Stap 5: Welke bronnen ga jij raadplegen?

Vervolgens maak je een overzicht van de beschikbare bronnen. Hier zie je enkele voorbeelden van bruikbare bronnen:

jouw collega's;

beschikbare onderzoeken;

literatuur;

literatuurstudies;

statistieken (CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) of Statline);

websites van gemeenten/provincies/landelijke overheid;

vakbladen;

KVK-gegevens;

veldonderzoek.

 

Stap 6: Maak deelvragen

Tijdens stap 2 heb je besloten welke gegevens jij kunt gebruiken, de hierboven beschreven categorieën kun je onderverdelen. Je verdeelt dus de hoofdvragen per categorie in deelvragen. Bedenk per categorie zo veel mogelijk deelvragen.

 

Stap 7: Verzamelen van informatie

Verzamel nu de informatie. Zet de informatie direct goed weg, anders zie je door de bomen het bos niet meer. Koppel nu de verzamelde informatie aan de deelvragen die je hebt bedacht tijdens stap 6.

 

Knip en plak de informatie eerst in een kladdocument en noteer altijd de bron! Dit wordt de 'rauwe input' voor het definitieve document.

 

Stap 8: Filter de belangrijke informatie en maak eventueel nieuwe deelvragen

Kijk welke informatie echt relevant is. Verwijder alle informatie die niet interessant is voor het maken van de doelgroep analyse. Is bepaalde informatie ook relevant voor andere onderwerpen? Zet dit dan in een nieuw kladdocument!

Heb je informatie gevonden die niet direct de bestaande deelvragen beantwoordt, maar die wel interessant kan zijn voor jouw doelgroep analyse? Maak dan nieuwe deelvragen en plaats deze informatie alsnog op de juiste plek.

 

Stap 9: Herschrijf de informatie

Nu moet jij de gevonden informatie herschrijven! Waarom? Omdat je door het knippen, plakken en overschrijven plagiaat (fraude) pleegt! Als de oorspronkelijke schrijvers erachter komen dat jij hun teksten klakkeloos overneemt, dan kunnen zij gerechtelijke stappen ondernemen.

Je mag bestaande teksten wel als inspiratie gebruiken, daarom is het belangrijk dat jij de 'gekopieerde' teksten herschrijft in jouw eigen woorden. Maak hiervoor een nieuw document aan, dit wordt het definitieve document en de daadwerkelijke doelgroep analyse.

Vermeld op de laatste pagina alle bronnen.

 

Stap 10: Maak de conclusie

Schrijf de conclusie op basis van jouw oorspronkelijke hoofdvragen. De conclusie is het document dat jij bijvoorbeeld doorstuurt naar collega's of toepast in een marketingcommunicatieplan. Voor veel mensen is het lezen van 10 pagina's onderzoeksgegevens immers niet interessant.

Als iemand vraagt naar de onderzoeksgegevens, dan kun jij ze verwijzen naar het definitieve document.

 

Bronvermelding: (Blankenvoort, 2015)

  1. Agogisch Proces.

Agogisch handelen professioneel handelen inhoudt:

Het systematisch, doelgericht, planmatig en methodisch werken. Agogisch handelen bewerkstelligt een verandering. Het is een proces. We beschrijven bij elke fase wat de behoefte is van de cliënt en welke taken de agoog en de agogisch werker daarbij hebben.

 

Het gaat om het methodisch handelen, dat in principe is gericht op veranderingssituaties die de individuele cliënt wenst.

Het methodisch handelen van een agoog bestaat uit verschillende stappen:

1. Motivatiefase.

2. Fase van de probleemanalyse.

3. Fase van doelbepaling.

4. Fase van strategiebepaling. (Plan van Aanpak)

5. Fase van uitvoering van plan van aanpak.

6. Evaluatiefase.

 

4.1 Motivatiefase

In de motivatiefase gaat het om het peilen en zo nodig ontwikkelen van de behoefte aan verandering bij de cliënt. Het is belangrijk je te realiseren dat een structurele verandering niet of nauwelijks kan worden bereikt als een cliënt niet gemotiveerd is. Als de cliënt niet of nauwelijks is gemotiveerd, dan kun je besluiten van agogisch handelen af te zien.

4.1.1 Verkennen van veranderingsbehoeften.

Cliënten kunnen zowel bewust als onbewust een wens hebben te veranderen. Om een veranderingsproces in gang te zetten is het belangrijk dat de cliënt zich zijn wens bewust is. Als je vermoedt dat een bepaalde situatie voor een cliënt een probleem is, kun je peilen in hoeverre de cliënt zich wil inspannen om verandering aan te brengen in zijn situatie. Als je een cliënt bewust maakt van zijn veranderingswensen, wordt hij zich altijd ook bewust van zijn wens om de bestaande situatie te behouden.

 

4.1.2 Verkennen van veranderingskrachten.

Aan het begin van een veranderingsproces kunnen zich vier soorten veranderingskrachten voordoen bij de cliënt:

* De cliënt is ontevreden over hun huidig situatie en wil verandering

* De cliënt ervaart een tegenstrijdigheid tussen zijn huidige situatie en de situatie zoals die ook zou kunnen zijn

* De cliënt staat onder druk van buitenaf om te veranderen

* De cliënt heeft zelf behoefte aan verandering

 

Het is een agoog of agogisch werker om die veranderingskrachten op te sporen, te benutten en eventueel te vergroten.

 

4.1.3 Verkennen van weerstandskrachten.

Aan het begin van een veranderingsproces kunnen zich vier soorten weerstandkrachten voordoen:

* De cliënt is belangrijk voor het onbekende en bang voor het onzekere

* De cliënt klampt zich vast aan bestaande manieren van behoeftebevrediging

* De cliënt kan een veranderingsdoel zien als onwenselijk, onbelangrijk en/of onhaalbaar

* De cliënt kan twijfelen aan de hulp die hij krijgt van de agoog of de agogisch. Werker

De weerstandkrachten zijn dan gericht op de agoog of de agogisch werker.

 

4.1.4 Uitwisselen van wederzijdse verwachtingen.

Het kan voorkomen dat een cliënt gemotiveerd is tot een verandering, maar dat hij de verkeerde verwachtingen heeft. De cliënt kan bijvoorbeeld verwachten dat de agoog of de agogisch werker iets aan zijn probleem kan doen en dat hij zelf niet hoeft te veranderen.

Het is dus belangrijk met een cliënt door te spreken wat zijn verwachtingen zijn.

Verwachtingen kunnen betrekking hebben op:

* Het doel dat nastreeft wordt

* De tijd die kost het doel te bereiken

* De inspanning die geleverd moet worden om het doel te bereiken

* De mate waarin de cliënt ondersteuning kan verwachten van de agoog en de agogisch werker

 

Het is belangrijk dat een cliënt zich bewust wordt van zijn verwachtingen, onbewuste verwachtingen kunnen zich werken als het veranderingstraject anders loopt dan de cliënt (onbewust) had verwacht.

 

4.2 Fase van probleemanalyse.

4.2.1 Uitgangssituatie.

Een cliënt die verandert, ruilt de oude situatie in voor een nieuwe situatie. De verandering kan pas volgens plan plaats vinden als zowel de oude als de nieuwe situatie bekend zijn.

De oude situatie is de uitgangssituatie van de cliënt.

Bij het bepalen van de uitgangssituatie gaat om vragen als:

* Wat wil de cliënt?

* Waarom is hij ontevreden over de huidige situatie (veranderingskrachten)

* Welk probleem heeft de cliënt precies?

* Welke aspecten zijn aan het probleem te onderscheiden?

* Wat probeerde de cliënt al aan zijn probleem te doen?

* Waarom leverde niets op?

De taak van de agoog is om samen met de cliënt en/of anderen die vragen te beantwoorden. Hij analyseert het probleem vanuit zijn deskundigheid en stelt een diagnose. Een goede analyse van het probleem is belangrijk.

 

4.2.2 Het formuleren van de begeleidingsbehoefte.

Bij het formuleren van de begeleidingsbehoefte van de cliënt moet niet alleen kijken naar wat objectief gezien het probleem is, maar ook naar de beveiliging van de cliënt. Begeleidingsbehoefte bij de cliënt formuleer je aan de hand van de volgende stappen:

* Ga na wat de cliënt zo willen kunnen of zou willen doen

* Ga na wat de cliënt nu kan en nu doet

* Bepaal de begeleidingsbehoefte van de cliënt

* Stel vast wat de oorzaak van het probleem is

4.2.3 Bepalen van het cliëntsysteem.

Bij het kaart brengen van de uitgangsituatie zijn ook de mogelijke rollen van mensen in de omgeving van de cliënt van belang. Die mensen kunnen immers en rol spelen bij het in stand houden van het probleem en het tot stand brengen van een verandering.

De rol van de omgeving van de cliënt kan essentieel zijn. Vragen die van belang zijn in relatie tot de sociale omgeving zijn:

* Wie zijn probleem is het nou eigenlijk?     

* Wie heeft de macht en de verantwoordelijkheden om het probleem op te lossen?

 

4.2.4 Bepalen van vermogen tot zelfinzicht.

We zeggen wel eens van mensen die geen zelfinzicht hebben dat ze en bord voor hun kop hebben. Een conflict met iemand met een bord voor de kop kan hoog oplopen, omdat die person het eigen aandeel in het probleem niet erkent. Ze hebben geen inzicht op hoe ze zelf functioneren.

Zelfinzicht is ook nodig om te bepalen welke doelen realistisch zijn: als een cliënt zichzelf bijvoorbeeld gruwelijk overschat, dan zal dat leiden tot het vaststellen van onrealistisch doelen. Doelen kunnen dan te hoog zijn gegrepen.

 

4.2.5 Verzamelen van cliënt gegevens.

Om de uitgangsituatie te kunnen bepalen, is een aantal gegevens van de cliënt nodig. Hierbij kun je denken aan:

* Gegevens uit kennismakings- en/of intakegesprek

* Gegevens uit een doelgroep analyse

* Gegevens uit observaties

* Test- en onderzoek gegevens

 

4.3 Fase van doelbepaling

4.3.1 Doelen.

De situatie waarheen de cliënt samen met de agoog of de agogisch werker heen wil, is het doel. Het bepaling van doelen komt in het sociaalpedagogisch werk dagelijks terug. Het bepalen van duidelijke doel vooraf is meerdere redenen belangrijk:

* Een doel geeft richting aan het handelen

* Door een doel wordt het proces controleerbar

* Door doelbepaling kun je achteraf vaststellen of de juiste dingen deed

Het bepalen van doelen in het agogische proces sluit nauw aan bij de probleemanalyse . als het probleem van de cliënt is gedefinieerd als een vaardigheidstekort, dan zal het doel in principe zijn dat de cliënt nieuwe vaardigheden aan leert. Gaat het om een maatschappelijk probleem, dan zal maatschappelijke actie ondernomen moeten worden.

De doel moet een haalbare doel zijn, een realistisch doel, doel door een cliënt onderschreven, een prioriteitenstelling.

 

S = Specifiek > Wat? (Ik weet precies wat ik wil bereiken).

Om een doel specifiek te maken stellen we de W-vragen

 

·         Wat willen we bereiken?

·         Wie is er bij betrokken?

·         Waar gaat het gebeuren?

·         Wanneer gebeurt het?

·         Waarom willen we het bereiken?

 

M= Meetbaar > Waaraan? (Ik weet precies waaraan ik kan merken of het resultaat bereikt is).

De meetbaarheid wordt meestal aangegeven in getallen. Meetbaarheid kan ook zichtbaar gemaakt worden door het doel te vergelijken met bestaande procedures, kwaliteitseisen, normen, handleidingen of systemen.

 

A = Acceptabel > Waarom? (Ik weet waarom ik deze doelstelling wil bereiken).

·         Is het voor jezelf haalbaar?

·         Is er voldoende draagvlak om het doel te behalen?

·         Is het actiegericht en leidend tot resultaat? LET OP: het gaat niet om de acties zelf maar om het resultaat!

 

R = Realistisch > Welke? (Ik weet welke haalbare acties ik onderneem om mijn doel te bereiken).

·         Is het doel haalbaar voor mij en/of anderen?

·         Zijn de inspanningen niet te hoog of te laag?

·         Staan de inspanningen in relatie met het resultaat?

 

T = Tijdsgebonden > Wanneer? (Ik weet duidelijk wanneer ik begin en wanneer mijn doel bereikt moet zijn).

Een goed doel een minimaal één datum hebben. Vaak worden meerdere data genoemd zoals start- eind- en tussendata.

 

4.4 Fase van Strategiebepaling

4.4.1 Plan van aanpak.

Als de cliënt gemotiveerd is en de uitgangsituatie en het doel (of de doelen) zijn bepaald, wordt het tijd voor het opstellen van het plan van aanpak. Dat wordt ook wel strategiebepaling genoemd. Het gaat om een strategie omdat de agoog of het agogisch werker al bij voorbaat rekening moet houden met de mogelijke weerstand van de cliënt en de omgeving. De agoog of agogisch werker moet inschatten hoe de cliënt en de omgeving zullen reageren op het gebruik van bepaalde gedragsveranderingsmethodieken.

Op basis daarvan maakt de agoog of agogisch werker een keuze en maakt hij begeleidingsafspraken met de cliënt, met collega’s enzovoort. Begeleidingsafspraken moeten zoveel mogelijk concrete, haalbaar en uitvoerbaar zijn.

4.5 Uitvoeringsfase

4.5.1 Afspraken.

Over het algemeen werk je samen met anderen aan de uitvoering van de opdracht. Iedereen is bezig met het uitvoeren van deeltaken. Om de lijnen en verbanden te blijven zien is het belangrijk om het groepsproces in de gaten te houden. Je kijkt daarom regelmatig of het nog volgens plan gaat en je houdt elkaar op de hoogte, je geeft elkaar feedback, je stimuleert, adviseert en ondersteunt elkaar.

 

Daarvoor maak je van tevoren afspraken over de volgende zaken:

¤ Hoe houden we contact met elkaar, met welke communicatiemiddelen en in welke frequentie?

¤ Waar moeten we met name rekening mee houden of alert op zijn?

¤ Wat zou er mis kunnen gaan en hoe gaan we daar dan mee om?

 

4.5.2 Presenteren

Tijdens het werken aan een opdracht en bij de afsluiting presenteer je de (tussen) resultaten, jullie antwoord op de oorspronkelijke vraag of opdracht. De wijze waarop je de resultaten van de opdracht presenteert, is gekoppeld aan het doel van de opdracht. De ene opdracht leent zich meer voor een schriftelijke presentatie, de andere meer voor een mondelinge.

 

We geven enkele presentatievormen weer; de genoemde vormen beogen niet volledig te zijn, misschien vinden jullie een andere passende wijze van presenteren:

Rapport

Brochure

Folder

Toespraak

Poster

Audiovisuele hulpmiddelen

Storyboard

Weblog

Sociaal Media

En combinatie van genoemde vormen is natuurlijk ook mogelijk.

 

4.6 Evaluatiefase

4.6.1 Procesevaluatie

1. Hoe was de beginsituatie?

2. Was het project goed gepland? Ben je binnen planning gebleven?

3. Waren voldoende middelen aanwezig? Financiële middelen, maar ook communicatiemiddelen, kennis en ervaring.

4. Waren de juiste personen/partijen tijdig bij het project betrokken?

5. Hoe verliep het proces? Was er voor de juiste aanpak gekozen? Wat ging er goed? Wat kon er beter?

6. Hoe verliep de communicatie? Intern en extern.

7. Kon iedereen zijn afspraken nakomen?

8. Waren er onverwachte gebeurtenissen? Hoe is hiermee omgegaan?

9. Wat heb je nodig om het volgende keer beter te doen?

 

4.6.2 Productevaluatie.

¤ Is het doel bereikt?

o Zo ja, motiveer.

o Zo nee, benoem wat niet behaald is.

 

Bronvermelding: (Benedictus, Oppel-Verkade, & Verhoef, Begeleiden SPW4 (404), 2002)

  1. Piramide van Maslow

5.1 Behoeften theorie.

1. Ieder mens heeft bepaalde behoeften.

2. Ieder mens heeft het streven deze behoeften te vervullen.

3. Er zijn lagere behoeften die eerst bevredigd moeten worden, voordat andere, hogere behoeften bevredigd kunnen worden of als behoefte herkend worden.

 

Het feit dat er over lagere en hogere behoeften wordt gesproken, duidt erop dat we kunnen spreken van een behoeftentrap.

Deze behoeftentrap ziet er als volgt uit:

1. Fysiologische Behoeften: Behoefte aan eten, drinken, slapen, rust, voortplanting, opheffen van pijn, enz.

2. Behoefte aan veiligheid en zekerheid: Behoefte aan bescherming, leven zonder vrees, angst, spanning, behoefte aan privacy, iets eigens, stabiliteit, voorspelbaarheid, bescherming, enz.

3. Behoefte om erbij te horen: Behoefte aan genegenheid, persoonlijke contacten, vrienden, behoefte liefde te geven en ontvangen, ergens erbij te horen, enz.

4. Behoefte aan waardering en erkenning: Behoefte aan waardering voor wat je doet en wie je bent, het gevoel hebben aanvaard te worden, behoefte aan een gevoel van eigenwaarde en zelfrespect.

5. Behoefte aan zelfontplooiing: Behoefte om jezelf waar te maken, behoefte om je mogelijkheden te ontplooien, zelfontdekking, worden wat je in aanleg bent, enz.

Bronvermelding: (Benedictus & Verhoef, Omgaan met client en met groepen, 1999)

 
    1. Adolescent.

Het overgang van jeugd naar volledige volwassenheid noemen we Adolescentie of ook jong volwassene.

Een persoon is lichamelijk, maar niet emotioneel volgroeid. Van 16 tot 21 jaar.

 

Ontwikkelingsaspecten

1. Lichamelijke ontwikkeling: het lichaam (groei, conditie

& gezondheid), beweging, motoriek (fijne en grove motoriek)

2. Cognitieve ontwikkeling: de hersenen, het geheugen, denken, waarnemen, intelligentie, kennis / inzicht, concentratie en taalontwikkeling. Toename lange termijngeheugen en voltooiing abstract en kritisch denken

3. Sociale ontwikkeling: het leren omgaan met anderen, vriendschappen, relatievorming. Losmaking van thuissituatie, Intiemere contacten en Experimenteren en identificeren.

4. Emotionele of affectieve ontwikkeling: zelfvertrouwen, identiteit/persoonlijkheid, zelfstandigheid, emoties en het omgaan met emoties

5. Morele ontwikkeling: het leren van het onderscheid tussen goed en kwaad, het leren van gedragsregels die gelden in een bepaalde groep/cultuur, het geweten. “Regels en wetten zijn nodig voor het functioneren van de maatschappij”, Individuen worden als ondergeschikt aan samenleving gezien en Invloed idolen en peergroep minder.

6. Seksuele ontwikkeling: het onderscheid tussen jongens en meisjes, rolpatronen en seksualiteit. Seksuele volwassenheid en meer vaste relaties.

 

Sociale en emotionele/affectieve ontwikkeling worden vaak samen bekeken. Dit heet dan sociaal–emotionele ontwikkeling of sociaal–affectieve ontwikkeling.

 

Bronvermelding: (Files: Zorgvuldig.webnote)

 

    1. Observeren

In sommige beroepen moet je een vakkundig oordeel over iemand kunnen vellen. Dat doe je door die persoon te observeren. Mensen die dat beroepshalve moeten kunnen, zijn bijvoorbeeld verpleegkundigen, medewerkers van kinderdagverblijven, maatschappelijk werkers, sociaalpedagogisch hulpverleners, leraren, psychologen en trainers. Maar ook selecteurs die sollicitanten beoordelen, tijdens een sollicitatiegesprek of een assessment, moeten goed kunnen observeren.

 

7.1 Waarom observeer je?

 

Bij een beroepsmatige observatie is meestal sprake van gestructureerde observatie. Je observeert dan met een bepaald doel. Je wilt bijvoorbeeld te weten komen waarom een bepaald kind in een klas zo vaak ruzie maakt. Of je wilt erachter zien te komen of een bejaarde ziekenhuispatiënt dement, depressief of gedesoriënteerd is.

 

Van tevoren bepaal je het doel van de observatie en bedenk je op welk soort gedrag je gaat letten. Bij een verwarde bejaarde patiënt ga je niet bijhouden hoe vaak hij niest of hoest, bijvoorbeeld. Wel hoe vaak en wanneer hij of zij lacht of huilt.

 

Je bedenkt in wat voor situatie je de te observeren persoon het beste kunt bekijken. Sommige gedrag komt alleen voor in interactie met andere mensen, dus dan moet je zorgen voor een setting waarin die anderen ook aanwezig zijn en jij de interactie kunt waarnemen. Als je daarbij het gedrag van iemand in zijn algemeenheid wil bekijken, dan is er sprake van ongestructureerde observatie.

 

Observeren moet je zo objectief mogelijk doen, dus je moet vooral feiten registreren. Registreer aantallen (frequenties, duur) van bepaald gedrag, en vermijd subjectieve aanduidingen als 'verdrietig' als iemand huilt. Iemand kan ook huilen van woede of machteloosheid.

 

7.2 Hoe observeer je?

 

Je gebruikt, afhankelijk van het doel van je observatie, een of meer manieren om te observeren. Je zintuigen zijn het belangrijkste middel.

 

- Kijken. Observeren doe je vooral door te kijken. Non-verbaal gedrag is een belangrijk aspect van het totale gedrag. Je registreert non-verbaal gedrag door naar de lichaamstaal te kijken: je bekijkt wat voor handelingen iemand uitvoert: kletsen, wiebelen op een stoel, om zich heen kijken, wegkijken, friemelen, tikken enzovoort.

 

- Luisteren. Je luistert naar wat iemand zegt, maar ook hoe iemand iets zegt. Praat iemand hard, zacht, agressief, hakkelend? Klinkt een stem hoog, laag, hees, helder? Is wat je hoort in overeenstemming met de lichaamstaal?

 

- Voelen. Een fysiotherapeut zal zijn eigen handen kunnen gebruiken bij zijn observaties. Hij kan dan bijvoorbeeld de mate van spierspanning waarnemen. In de meeste andere beroepen behoort aanraking niet tot de mogelijkheden voor observatie. Wel kun je je eigen gevoel registreren om erachter te komen wat de ander met je doet. Wees echter niet te snel met daar conclusies aan te verbinden, want je gevoel is per definitie niet objectief. Als je je eigen gevoel gebruikt in een observatie, wees daar dan altijd duidelijk over in een verslag.

 

- Toetsen. Niet alles is wat het lijkt. Bij twijfel kun je vragen wat iemand bedoelt of denkt. Je toetst op die manier wat je ziet, hoort of voelt. Als iemand huilt kun je vragen naar het waarom. Huilt iemand van verdriet of uit boosheid? Je kunt alleen op deze manier toetsen wat je ziet als je in de gelegenheid bent te communiceren met de ander. Dat kan alleen als je participerend observeert. Bovendien kun je alleen toetsen als de geobserveerde persoon tot zelfreflectie in staat is.

7.3 Participerend of op afstand observeren

Als het van belang is te observeren hoe iemand zich gedraagt in de interactie met jou, dan kun je kiezen voor participerend observeren. Je bent dan als observator zelf deel van de setting. Van een autistisch kind wil je bijvoorbeeld weten hoeveel contact hij met je kan maken en hoe lang hij dat contact weet vast te houden. Daarvoor kun je bijvoorbeeld een gesprekje met dit kind voeren of een spelletje met hem doen. Ben je de gesprekspartner van degene die je observeert, dan is er altijd sprake van een participerende observatie.

 

Als je op afstand observeert maak je geen deel uit van de situatie. Je bekijkt het gedrag van de zijlijn, bijvoorbeeld door onopvallend aanwezig te zijn in de ruimte (een klas, in een recreatieruimte voor psychiatrisch patiënten), eventueel zelfs achter glas (een one-way screen).

Bronvermelding: (Bentvelsen, 2004 - 2017)

    1. Beginsituatie

8.1 Doelgroep analyse

Elk SVT groep bestaat uit maximaal 24 cliënten.

De doelgroep bestaat uit jong mannelijke volwassene van 18 tot 24 jaar oud. Deze mannen komen het meestal uit Aruba maar alle nationaliteit is acceptabel, tenzij hij niet illegaal is. Ze hebben maximaal EPB-diploma of zelfs geen middelbare diploma en ook hebben ze geen baan of ten minste geen goede baan. Deze cliënten wonen met ouders, familielid of een vriend/vriendin. De meeste cliënten hebben ouders die van uitkering/bijstand wonen, maar de meeste hebben geen goede relatie met de ouders of hebben een vervelende thuissituatie. Veel van deze cliënten hebben aanraking met justitie in hun leven gehad en/of gebruiken één of andere drugs.

Het traject duurt 1 jaar, waarmee de eerste 3 weken wonen de cliënten binnen het Marinierskazerne, daarna gaan ze het weekeinde thuis en gedurende de week zijn ze binnen de kazerne voor 5 weken. Na deze 5 weken, blijven de cliënten thuis en ze moeten elk dag van 7:00am tot 3:00pm bij kazerne melden om het programma te volgen.

Deze cliënten komen voor verschillende ontwikkelingsaspecten, maar bij S.V.T. krijgen ze hulp binnen de volgende ontwikkelingsaspecten: Lichamelijk, Sociaal, Cognitief en Spiritueel.

8.2 Algemene cliënt informatie

Ik heb de volgende informatie uit het dossier van mijn cliënt uitgehaald en er zijn sommige aanvulling vanuit een gesprek met mijn cliënt.

Mijn gekozen cliënt is een 21 jaar oud man die uit Nederland komt. Hij heeft tijdens het intakegesprek om binnen SVT te komen gezegd dat hij met zijn oom, vader zijde, woont maar in werkelijkheid woont hij al enkele jaren bij de zee onder een hutje waar hij tijdelijk werkt.

Cliënt heeft 1 andere broer en 2 zussen, maar hij heeft niet zo goede relatie met hun want hij heeft in het verleden van zijn familie gestolen en ze blijven het telkens te herhalen. Cliënt heeft ook geen goede relatie met zijn vader.

Cliënt heeft extra steun nodig voor de situatie met zijn moeder, want de moeder heeft gekozen om te prostitueren, ook heeft ze veel problemen met het zelfstandigheid en dat beïnvloed veel het motivatie van mijn cliënt.

Mijn cliënt ging naar Pastoor Kranwinkel basisschool, maar heeft het niet geëindigd, toen ging hij naar EPB Aspirant en die heeft hij wel afgemaakt.

Hij is 9 jaar geleden in de gevangenis opgesloten doordat hij van zijn familie heeft gestolen. Hij was onder begeleiding van de reclassering. In zijn intakegesprek heeft de cliënt gezegd dat die Marihuana gebruikte en is aan het proberen te stoppen, maar toen ik hem direct vraagde, zegt die dat hij al jaren geen Marihuana gebruikte, alleen sigaretten.

Cliënt heeft veel medische klachten. Hij heeft al 4 keer in het programma gekomen, maar telkens stopt hij door verschillende redenen. De eerste keer die hij SVT volgde, heeft hij tot de stageperiode gekomen maar door problemen met een collega heeft hij zijn stageplek verloren en werd van SVT ook uitgehaald. De andere 2 keer die hij in SVT kwam, zegt hij dat hij door slechte vrienden werd beïnvloed om uit te gaan. Hij hoopt dat deze keer het traject wel kan afmaken.

In het dossier van mijn cliënt staat dat hij van de zee houdt maar eigenlijk bedoeld hij meer van watersporten. Ook houdt hij van boxen. Hij heeft werkervaring bij Superfood, GenAir en met de bedrijven van watersporten. Hij werkt tijdelijk bij een watersport bedrijf.

 

8.3 Ontwikkelingsaspecten van mijn cliënt:

Hier vindt u de ontwikkelingsaspecten van een jong volwassene. Met [ü] wordt aangegeven de ontwikkelingen die mijn cliënt al heeft bereid en met [û] wordt aangegeven de ontwikkelingen die hij nog moet bereiden.

¤ Cognitief;

ü Cliënt denkt abstract.

ü Cliënt denkt kritisch.

ü Cliënt denkt voor dat die iets doet.

û Denk meer over politiek en religie.

û Weet wat zijn zwakke en sterke punten zijn in wijze van leren.

¤ Sociaal;

ü Experimenteert niet zo veel .

ü wil nog erbij horen, maar wel eigen persoonlijkheid hebben.

û Weet hoe hij in elkaar steekt.

û Weet hoe hij met anderen omgaat.

û Weet wat hij van anderen kan verwachten.

û kan zich inleveren in een ander.

û Duurzamer contacten.

û Vaste relatie

¤ Emotioneel;

ü Zoeken naar eigen identiteit.

û Positief zelfwaardering.

û Gelijkwaardige relaties met leeftijdsgenoten van beide seksen.

û Kunnen dragen van eigen verantwoordelijkheid.

¤ Lichamelijk;

ü Maximale lichaamslengte is behaald.

ü Maximale spierkracht.

¤ Seksueel;

û Experimenteert minder.

û Duurzame relatie.

 

    1. Formuleren probleemdefinitie

9.1 Observatie

Stagiaire SPW Kimberly de Cuba
Ik heb gedurende mijn eerste stageweek een observatieschema met de namen van alle cliënten om ze allemaal te observeren. Vanuit die observatie ging ik uitkiezen welke cliënt ik verder mee wilde werken. De eerste 3 dagen van mijn observatie was heel langzaam want de cliënten waren meer bezig met het voorbereiden voor bivak1. Toch heb ik meteen gemerkt dat deze cliënt constant teruggetrokken is van de andere cliënten. Door meer intensief aan hem te observeren heb ik gemerkt dat hij met niemand van de andere cliënten praat, tenzij het echt nodig is en dat het te maken heeft met hun opleiding. Ik kon zien dat hij geen leiderschap vaardigheden heeft, doordat een leider stimuleert anderen om resultaten te bereiken, houdt zich sterk bezig met analytische, emotionele en gedragsmatige aspecten, een leider heeft duidelijke toekomstvisie, motiveren medewerkers en dagen hen uit maar deze cliënt heeft deze vaardigheden duidelijk niet. Hij wacht voor instructies en dan gaat hij aan het werk, maar om instructies door te geven aan anderen begin hij te stotteren en kan niet het instructie duidelijk doorgeven of begint hij alles door elkaar te mengen. Ook doordat hij heel alleen is en niet anderen stimuleert. Ook heb ik gemerkt dat mijn cliënt snel wordt demotiveer. Op de dag van mijn eerste activiteit moesten ze één positieve ding zeggen van de opleiding, doordat hij een stressvol week had, wilde hij niet mee doen en heeft gewoon gezegd dat hij geen enkele positieve ding heeft te zeggen dus voor hem was het een negatieve week. Het was zijn gevoelens op die moment want op andere momenten heeft hij veel motivatie om de opleiding af te ronden en is heel positief maar met stress wordt hij snel demotiveer. Ik weet nog niet wat hem weer motiveer als hij onder druk gaat maar zal ik verder observeren of hem direct vragen.

 

1.Bivak = Alle theorie die de cliënten hebben gekregen gedurende de week, gaan ze in het werkveld praktisch uitvoeren.

9.2 Aanvulling
Ik heb met mijn cliënt zitten praten en hem direct gevraagd wat zijn interesses zijn en waar hij zichzelf in de toekomst ziet.
Ik heb voor deze cliënt gekozen want hij heeft veel en verschillende behoeftes.

Mijn gekozen cliënt heeft geen huis dus hij komt niet zo makkelijk aan eten en drinken, hij heeft ook geen plaatsing voor een bed dus hij heeft duidelijk een fysiologische behoefte. Dit is de behoefte waaraan ik ga richten, dus de begeleidingsgebied zal leven en wonen zijn.

 

Doordat hij momenteel op straat woont, hij is dan niet veilig en heeft helemaal geen economische zekerheid, je kan hier duidelijk zien dat hij ook geen stabiliteit heeft, dus behoefte aan veiligheid komt ook voor.


Mijn cliënt heeft geen goede relatie met zijn familie, hij heeft de steun van zijn familie helemaal niet en hij krijgt geen liefde en positief-sociale relaties. Niet van zijn familie en ook niet van vrienden. Behoefte aan sociale contact komt hier voor.

 

Wat maakt zijn geval bijzonder is dat hij de enige cliënt die voor de 4de keer in SVT zit. Ook dat we niet zo vaak een casus mee maken dat de cliënt geen huis heeft. Een andere aspect dat hem apart zet van de andere mannen is dat je niet zo vaak tegenkomt dat de moeder van een cliënt prostitué is.

    1. Informatie verzamelen.

10.1 Aanvulling vanuit mijn MDT.

 

Mijn MDT, bestaat uit de Sociale Medewerkster, de twee Corporalen die met de cliënten bezig houden en de twee Sergeanten die voor de cliënten zorgen. Hieronder kan u lezen volgens elk MTD-lid, hun uitzicht van mijn cliënt.            

 

Sociaal Medewerkster Lurene Tromp.

Cliënt heeft veel communicatieve beperkingen, want is constant teruggetrokken gedurende activiteiten met de groep. Cliënt neem nooit initiatief om een gesprek te beginnen met anderen. Cliënt kan beter werken bij een heel eentonige baan, zoals tuinieren. De kans is heel laag dat de cliënt nooit een grote verantwoordelijkheid alleen kunt houden, het zou beter zijn als bijvoorbeeld wordt verdeeld. Zijn sociale behoeftes kunnen hem afleiden om alweer te demotiveren en het opleiding alweer te stoppen zonder het af te maken. Zijn houding dat hij telkens geeft op als de situatie stressvol wordt kan een beperking voor hem zijn. Mijn cliënt wil telkens verantwoordelijk zijn voor zijn moeder dat heeft hem in het verleden gestoord om de opleiding af te maken, dit kan hem nog een keer storen. Cliënt heeft extra, intensieve begeleiding nodig.

 

 

¤ Overlegmoment organiseren.

¤ Rapporteren van gebeurtenissen.

¤ Regels maken voor elk activiteit.

¤ Client straffen en belonen.

Bevoegdheden:

 

¤ Gebruik maken van ontspannings-, educatieve -, arbeidsmatige - en zelfzorgactiviteiten.

¤ Vaardigheden van cliënten stimuleren.

¤ Het uitvoeren van het vastgestelde beleid o.a begeleidingsplannen.

¤ Doelen hebben voor elk individuele cliënt.

¤ Cliënt iets aanleren door middel van educatieve activiteiten.

Verantwoordelijkheden:

 

¤ De activiteit is geen doel op zich, maar een middel om het bovenstaande te bereiken.

¤ Het begeleiden van deelnemers bij activiteiten in het dagelijks bestaan, zodat zij zich lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welbevinden.

¤ Ze stemt zijn activiteiten af op het doel dat ze met zijn cliënt wilt bereiken.

¤ Het organiseren van activiteiten met en voor cliënten.

¤ Ze helpt mensen met lichamelijke, verstandelijke en sociale problemen.

Taken:

Als activiteitenbegeleider help je mensen met lichamelijke, verstandelijke of sociale problemen hun dagbesteding of werk op een zinvolle en plezierige manier in te vullen. Je begeleidt bijvoorbeeld een verstandelijk gehandicapte bij het verzorgen van de dieren in de kinderboerderij, gaat schilderen met een groepje dementerende ouderen  of doet boodschappen met een psychiatrische patiënt. Je stemt je activiteiten steeds af op het doel dat je met je cliënt wilt bereiken - denk bijvoorbeeld aan ontspanning, vergroten van het zelfvertrouwen of opbouwen van een dagelijks ritme - en houdt daarbij rekening met zijn wensen en mogelijkheden. De activiteitenbegeleiding kan zowel op individuele basis als in groepsverband plaatsvinden. Je werkt daarbij volgens een plan of bepaalde methode.

2.3 Activiteitenbegeleider.

 

¤ Familieleden rapporteren over het cliënt.

¤ Regels maken voor de cliënten.

¤ Overlegmomenten organiseren.

¤ Veranderingen maken in de dossier van de bewoners.

Bevoegdheden:

 

¤ Observeren en rapporteren van gebeurtenissen.

¤ Bevorderen van integratie van nieuwe bewoners in de groep.

¤ Zorgen voor een optimaal groepsklimaat.

¤ Praatgroepen.

¤ Veiligheid van de bewoners.

¤ Conflict hanteren.

¤ Vertrouwensrelatie opbouwen met de bewoners.

¤ Dagindeling van de bewoners

Verantwoordelijkheden:

 

  • Het gebruiken van de groep als middel.

¤ Bijhouden en controleren van bewonersdossiers conform de interne en externe richtlijnen.

¤ Bespreken van de rapportages met de bewuste bewoner(s).

¤ Stimuleren van de groepsparticipatie van bewoners.

¤ Signaleren en bespreekbaar maken van problemen (bij groepen of individuen).

¤ Het opstellen van een begeleidingsplan op basis van de hulpvraag.

¤ Analyseren van de hulpvraag van de bewoners.

Taken:

 

Soms kunnen mensen (tijdelijk) niet zelfstandig wonen en verblijven ze in een instelling of gezinsvervangend tehuis. Dit komt bijvoorbeeld door ouderdom, een lichamelijke of verstandelijke beperking of psychische problemen. Als woonbegeleider help je deze mensen bij hun dagelijkse bezigheden, waarbij je voornaamste taak is ervoor te zorgen dat de bewoners weer zelfstandig kunnen wonen. Als dat niet haalbaar is, probeer je de bewoners zoveel als mogelijk een huiselijke situatie te geven. Je kunt ook als ambulant begeleider werken. Je begeleidt je cliënten dan in hun eigen huis.

 

Een woonbegeleider functioneert altijd in een woongroep

2.2 Woonbegeleider.

· De SPW’er bevordert zelfredzaamheid en zelfstandigheid van cliënten

· De SPW’er werkt meestal met een groep cliënten

· De SPW’er werkt in de primaire leefsituatie; dit is de omgeving waar de cliënt leeft en woont

 

De SPW’er begeleid mensen met een hulpvraag

 

· Begeleiden

· Ondersteunen

· Signaleren

· Analyseren

· Stimuleren

2.1 Rol van een SPW’er

 

De opleiding SPW duurt doorgaans vier jaar, maar er worden ook verkorte opleidingen aangeboden. Tijdens de opleiding spelen stages een grote rol. Afgestudeerde SPW'ers kunnen doorleren in het hoger beroepsonderwijs en Sociaal Pedagogisch. Binnen het SPW kennen we twee richtingen; woonbegeleider en activiteitenbegeleider. Ze worden onderscheiden door het behoefte waaraan ze werken. Woonbegeleider begeleidt alleen het fysiologische behoefte en de activiteitenbegeleider begeleidt de behoefte aan veiligheid, behoefte aan sociale contact en behoefte aan waardering en erkening.

 

De opleiding biedt de mogelijkheid te werken in het welzijnswerk en opvoedingsondersteuning, vooral in bijzondere woonvormen. Hierbij valt te denken aan begeleid wonen van gehandicapten. Daarbuiten werkt de SPW'er in de kinderopvang of als activiteitenbegeleider.

In het woord Sociaal Pedagogisch Werk -SPW- betekent het “ped” van agogisch kind, terwijl in het sociaal pedagogische werkveld ook volwassen en ouderen tot de doelgroep behoren. Sociaal Agogisch Werk is daarom als benaming een betere afspiegeling van de werkelijkheid. Agogisch heeft de betekenis van begeleiden.

  1. Sociaal Pedagogisch Werker 4.
 

In de volgende verslag kan u een uitlegging krijgen van woonbegeleider en activiteitenbegeleider, waaraan u het verschil tussen die twee kan zien. Ook zal u vinden een uitgebreide uitleg van de structuur van een agogische proces. Ik heb ook de piramide van Maslow hierin uitgelegd. Verder in de verslag zal u mijn eigen agogische proces vinden die ik voor mijn gekozen cliënt heeft gemaakt. Mijn eigen agogische proces is gemaakt volgens het uitlegging bij punt 3. De hele verslag is in 3 delen verdeeld: Informatie, Beginsituatie en Begeleidingsvraag. In deel Informatie vindt je de Inleiding, uitlegging van SPW 4, uitlegging Agogisch Proces en uitlegging Piramide van Maslow. In de deel van Beginsituatie vindt je de punten; Beginsituatie, Formuleren van Probleemdefinitie en Informatie verzamelen  en in de Begeleidingsvraag vindt je de Motivatiefase en Planningsfase. In de beginsituatie vindt u de doelgroep analyse, de algemene informatie van mijn cliënt en de ontwikkelingsaspecten van mijn cliënt. In de probleemdefinitie komt voor mijn observatie van de cliënt samen met enkele aanvullingen van mezelf. In de Informatie verzamelen staat de aanvulling van mijn Multidisciplinaire Team, verder in mijn verslag wordt de Multidisciplinaire Team, MDT genoemd. Ook kan u aanvullingen vanuit de dossier in Informatie verzamelen vinden. Deze deel van het verslag eindigt met het probleem. In het laatste onderdeel van mijn verslag, namelijk de begeleidingsvraag, zal u mijn plan van aanpak vinden en het eindigt met mijn Handelingsdoel en werkdoelen. Je kan ook de bronnen vinden waaruit ik mijn informatie uit heeft gehaald.

1.2 Algemene Inleiding: Verslag.

Ik zit nu in de 3de klas van Colegio E.P.I. Sector Welzijn, niveau 4. De deelkwalificatie 404 is een verdieping van deelkwalificatie 309. De naam van het module is Begeleiden SPW 4. De afsluiting van deze deelkwalificatie is het opstellen, uitvoeren en evalueren van een agogisch plan. Deelkwalificatie 404 is een examen en wordt in 3 delen verdeeld, namelijk deel A, B, en C. Deel A bestaat uit de beginsituatie, onderdeel B is het uitvoeren van de agogisch plan en onderdeel C is het evaluatiegesprek. Afhankelijk van de resultaten van elk onderdeel, kun je doorgaan met de volgende deel van het examen. Elk deel van het examen wordt beoordeeld door 1. Een examinator en 2. Een gecommitteerde. De examinator is eigenlijk de BPV-docent van de student. De student mag met anderen consulteren over aspecten van het proces, waar hun deskundigheid nodig is. Met andere woorden, ik moet een cliënt, die ik zelf gaat uitkiezen, gaan begeleiding volgens een agogisch plan. Aan de hand van de beginsituatie van de cliënt en de begeleidingsvraag en probleemdefinitie, wordt de agogisch plan opgesteld. Het plan moet aansluiten aan de behoefte van de cliënt.

1.1 Algemene Inleiding: Examen 404.

  1. Inleiding
 

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.