Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Lesvoorbereiding les 1

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Verslag door een scholier
  • 1e klas hbo | 939 woorden
  • 26 oktober 2016
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Lesvoorbereiding
Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, … In de lessen aardrijkskunde (topografie) en geschiedenis hebben de leerlingen kennis gemaakt met de Nederlandse steden. Daarnaast zijn kinderen wellicht al eens in deze steden geweest. Ook hebben de leerlingen bij geschiedenis kennis gemaakt met het verklaren van veranderingen. Ze hebben gezien en gelezen hoe het leven vroeger was en hebben hier hun eigen levenssituatie mee vergeleken.
Doelstellingen

Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben?
Formuleer doelen die concreet, meetbaar, zichtbaar, haalbaar zijn. - De leerlingen leren hoe steden vroeger opgebouwd werden en hoe je dit momenteel nog steeds kan zien;
- De leerlingen leren te verklaren hoe steden zich ontwikkeld hebben;
- De leerlingen onderzoeken hoe steden zich de komende jaren gaan ontwikkelen;
- De leerlingen leren samen te werken (coöperatief werken).
Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.  Aan het einde van deze les zijn de doelen behaald. De leerlingen maken een poster en geven hierbij een korte presentatie. Op deze manier kun je vaststellen of de doelen behaald zijn. Werkwijze en middelen (waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij? Hoe wordt de leertijd gebruikt:
leerkrachtgestuurd  leerlinggestuurd
De leerkracht begeleidt de les en motiveert de leerlingen.
De leerlingen onderzoeken en maken een poster.
Het bord en foto’s.
Knutselmateriaal (schaar, lijm, grote vellen papier in verschillende kleuren, kleine vellen papier in verschillende kleuren), internet, foto’s, boeken.
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen? 

Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij? 
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?  Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken? Vooraf moeten alle knutselmaterialen klaarliggen, de computers moeten geregeld zijn zodat er voor elke groepje een computer is, er moeten boeken aanwezig zijn met informatie.
Tijdens de les werken de leerlingen samen. Als ze hun poster afhebben gaan ze hun presentatie voorbereiden.
De leerlingen geven de presentatie. Vervolgens wordt alles opgeruimd en gaan de leerlingen op hun eigen plaats zitten.
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product? 
Na afloop
Bereid een rustige lesovergang voor. Wie ruimt wat op? Waar en hoe moeten leerlingen gaan zitten? 
 
Lesopbouw
(wat ga je precies doen) Keuze lesmodel
X Didactische Analyse
 Activerende Directe Instructie
 Ander model, namelijk:

 
benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel Aanvullende vakdidactische eisen
• Multiperspectivisch kijken
• Enquiry approach DA ADI
  1 Inleiding
2 Kern
3 Afsluiting 1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide oefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie
continu: REFLECTIE
lesfase tijd activiteit
Inleiding   Kern
Afsluiting 15 min.
20 min. Allereerst wordt er met de leerlingen gesproken over wat zij weten over de steden in Nederland. Kunnen de leerlingen al een paar steden benoemen? Weten ze ook hoe deze steden eruit zien? Het is de bedoeling dat de leerkracht hier nog weinig invult, maar dat de leerlingen de informatie aandragen. Als leerkracht kun je aanvullen, maar geef je nog weinig nieuwe informatie bloot. (voorkennis activeren) Na de bespreking wordt de klas in groepjes opgedeeld. Je vertelt de leerlingen dat ze per groepje een poster gaan maken over een Nederlandse stad. Op de poster is een gedeelte over vroeger, een gedeelte over het heden en een gedeelte over de toekomst. De informatie is afkomstig van internet en uit boeken die in de klas aanwezig zijn. Alle groepjes krijgen een plek toegewezen in het lokaal. Wijs erop dat ze eerst goed samen moeten overleggen, alvorens zij aan de slag gaan. Er wordt naar toe gestreefd om vijf of zes groepjes te maken. Steden als Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Rotterdam zijn goed bruikbaar. Maar ook andere steden kunnen gebruikt worden. De leerlingen gaan in groepjes aan de slag. Eerst gaan ze overleggen hoe ze aan de slag gaan en hoe ze hun poster gaan invullen. Vervolgens gaan ze informatie opzoeken (waarnemen). Ze gaan selecteren welke informatie belangrijk is voor op de poster. Als de leerlingen informatie gevonden hebben gaan ze de poster maken. Ze maken een driedeling en beschrijven in de drie onderdelen hoe de stad eruit ziet, zag en gaat zien. De leerlingen maken hier ook een verbinding naar andere steden en proberen het geheel te koppelen aan hun eigen woonplaats (herkennen). Door deze koppeling kunnen de leerlingen wellicht een verklaring geven op hun poster. De leerkracht moet dit onderdeel benadrukken en de leerlingen uitdagen om tot een verklaring te komen. Als er bijvoorbeeld gesproken wordt over de aanleg van een ringweg rond de stad kennen de leerlingen dit wellicht van hun eigen woonplaats, waar ook een ringweg is. De volgende stap is voor de leerlingen om aan te geven waarom er een ringweg is aangelegd. De leerlingen presenteren hun poster aan elkaar (waarderen). Ze vertellen aan elkaar over de stad waar ze een poster van hebben gemaakt. Na elke presentatie mag de klas kort reageren. Zo kunnen zij aangeven wat zij herkennen en wat zij goed vonden aan de poster. De presentatie zelf kan beoordeeld worden, maar staat niet voorop. Na de presentaties praat de leerkracht met de leerlingen na. Hierbij worden zowel proces- als productdoelen besproken. Na de nabespreking ruimen de leerlingen alles op. De posters worden opgehangen in de klas.  

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.