Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Poezie opdracht Comenius

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Uiteenzetting door een scholier
  • 6e klas vwo | 4092 woorden
  • 18 oktober 2012
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
11 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu

Domweg gelukkig in de Dapperstraat

 

 

J. C. BLOEM (1887-1966)

DE DAPPERSTRAAT

Natuur

is voor tevredenen of legen. 

En dan: wat is natuur nog in dit land? 

Een stukje bos, ter grootte van een krant, 

Een heuvel met wat villaatjes ertegen.

 

Geef

mij de grauwe, stedelijke wegen, 

De’ in kaden vastgeklonken waterkant, 

De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand 

Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

 

Alles

is veel voor wie niet veel verwacht. 

Het leven houdt zijn wonderen verborgen 

Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.

 Dit

heb ik bij mijzelven overdacht, 

Verregend, op een miezerigen morgen, 

Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.

 

Zit er een rijmschema in het gedicht? Zo ja, welke?

Er zit een rijmschema in dit gedicht, namelijk het omarmend rijm in de octaaf (abba abba), gevolgd door het blanke rijm in het sextet (cde cde).

Natuur

is voor tevredenen of legen.                        a

En dan: wat is natuur nog in dit land?                     b

Een stukje bos, ter grootte van een krant,                         b

Een heuvel met wat villaatjes ertegen.                   a

 

Geef mij

de grauwe, stedelijke wegen,                   a 

De’ in kaden vastgeklonken waterkant,                b

De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand     b

Door zolderramen, langs de lucht bewegen.           a

 

Alles is

veel voor wie niet veel verwacht.                 c 

Het leven houdt zijn wonderen verborgen              d

Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.         e

 

Dit heb

ik bij mijzelven overdacht,                          c

Verregend, op een miezerigen morgen                    d

Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.              e

 

 

 

Is er sprake van een vast metrum in het gedicht?

 

Het metrum is niet vast. Dit kan je zien in de eerste twee zinnen van het gedicht, ze beginnen beiden met een onbeklemtoonde klank gevolgd door een beklemtoonde klank. Maar hierna volgen veranderingen. Dan is er geen regelmaat meer.  De laatste twee zinnen van de eerste alinea hebben wel weer hetzelfde metrum,

beide trochee.

De tweede strofe is wel met allemaal hetzelfde metrum, beginnend met

onbeklemtoond gevolgd door beklemtoond, dus weer trochee.

De derde strofe is ook hetzelfde, trochee.

De vierde strofe is weer verschillende daar beginnen de 1e en 3e regel met een beklemtoonde klank en de 2e regel begint met onbeklemtoond.

 

Natuur is voor tevredenen of legen.

 -     0   -    -      -  0    -       

-   0

En dan: wat is natuur nog in dit land?

-      0      0  -   -   0      -     -    0   -

 

Een stukje bos, ter grootte van een krant,

-        0   -    0     -    0   -      -     -     

0      

Een heuvel met wat villaatjes ertegen.

-        0  -     0     -      0  -    -     -  0  

 

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,

  -      0     -      0         0  -   -      

0 -

De’ in kaden vastgeklonken waterkant,

-     -   0     -     0       

-             0      -

De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand

-      0             0      -     0        -      -   

-    -    0

Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

-           -       0          -        -      -     -  0

 

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.

   0     -     -      -    0     -         -    

-  0

Het leven houdt zijn wonderen verborgen

-       0         -        -      0     -        -   

0

Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.

-     -     -      -   0      -        -   -      -          0

 

Dit heb ik bij mijzelven overdacht,

0    -      0    -   -      0        

-     0

Verregend, op een miezerigen morgen,

-       0         -     -      0     -         

0   -

Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.

0       -       -      0    -      -   0    -      -

 

Is de strofe opbouw regelmatig of onregelmatig?

 

 

Regelmatig. Het bestaat uit een octaaf waarna een wending volgt en dan een sextet, het gedicht is dus een sonnet.

 

 

Benoem de strofes.

  

Natuur is voor tevreden of legen.

En dan: wat is natuur nog in dit land?                               

Strofe 1  kwatrijn

Een stukje bos, ter grootte van een krant,

Een heuvel met wat villaatjes ertegen.

 

                                                                                                                                           Octaaf             

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,

De’ in kaden vastgeklonken waterkant.                            

Strofe 2  kwatrijn

De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand

Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

 

 

Alles is veel voor wie niet veel verwacht .

Het leven houdt zijn wonderen verborgen                          

Strofe 3  terzine

Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.

 

 

                                                                                                                                        Sextet

 

Dit heb ik bij mijzelven overdacht,                                      

Strofe 4 terzine

Verregend, op een miezerigen morgen,

Domweg gelukkig, in de Dapperstraat

 

 

Is dit gedicht traditionele poëzie?

 

Dit is traditionele poëzie. Het is namelijk een sonnet, met twee kwatrijnen oftewel het octaaf. Daarnaast zijn er ook twee terzinen

oftewel het sextet.

Het gedicht zegt iets over de ouderdom, tegenwoordig zijn gedichten steeds meer een open verhaal. Vroeger stond het nog voor iets dat mooi verwoord is en daarmee ook een ‘afgesloten’ onderwerp.

 

Waar zitten de enjambementen?

 

De enjambementen zitten tussen:

-          Regel 7 en 8

-          Regel 10 en 11

-          Regel 12 en 13

De uiteenzetting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

Hoe is de dichter omgegaan met de interpunctieregels?

 

De schrijver is in principe goed omgegaan met de interpunctie regels. Hij gebruikt punten, komma’s en hoofdletters. Van het laatste, de hoofdletters, echter te veel: Elke regel wordt begonnen met een hoofdletter, ook als de zin een vervolg op de vorige regel is. Hij breekt ook zinnen af zonder een komma.

 

 

Zoek de alliteraties en assonanties.

Alliteraties:

Strofe 1:

natuur nog

legen land

Strofe 2:

stedelijke schoon

waterkant wolken

langs lucht

Strofe3:

veel voor verwacht verborgen

Strofe 4:

miezerigen morgen

Domweg Dapperstraat

 

Assonanties:

Strofe 1:

Tevredenen legen ertegen

dan land krant wat

nog bos

Strofe 2:

stedelijke wegen

kaden waterkant

omrand dan langs

Strofe 3:

veel leven opeens

voor toont

wonderen verborgen tot hogen

Alles verwacht

Strofe 4:

Dit ik in

op morgen Domweg

 

overdacht Dapperstraat

 

Benoem de beeldspraak en stijlfiguren.

 

 

Regel 3:           Een stukje bos, ter grootte van een krant, à asyndetische vergelijking

Regel 4:           Een heuvel met wat villaatjes ertegen. à eufemisme

Regel 10:         Het leven houdt zijn wonderen verborgen  à personificatie

Regel 11:          Tot het ze, opeens, toont in hogen staat.    à personificatie

Regel 9:           Alles is veel voor wie niet veel verwacht.     à herhaling

 

 

Wat is het thema van het gedicht?

 

Het thema van het gedicht is de tegenstelling tussen het platteland en de stad. In het octaaf zie je duidelijk dat het over het platteland gaat en dat Bloem dit duidelijk niks vindt. Hij versterkt dit

ook met de vergelijking ‘een stukje bos, ter grootte van een krant’.

Terwijl in het sextet overduidelijk de liefde voor de stad naar boven komt.

 

 

Parafraseer de strofes.

 

 

Natuur is voor

tevredenen of legen. 

En dan: wat is natuur nog in dit land?                    De natuur is niet meer wat

het vroeger

Een stukje bos, ter grootte van een krant,           was, voor mensen die

niet weten wat

Een heuvel met wat villaatjes ertegen.                   natuur inhoudt.

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,                              

Demnatuur hoeft niet eens zo heel

De’ in kaden vastgeklonken waterkant,                           

bijzonder te zijn, het zijn de zaken

De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand                

waar je normaal over heen kijkt

Door zolderramen, langs de lucht bewegen.                      

die je kunnen verwonderen.

 

Alles is veel voor wie niet veel

verwacht.                             Voor mensen die het niet

Het leven houdt zijn wonderen verborgen                          verwachten kan een

klein   

Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.                    wonder heel bijzonder zijn.

 

Dit heb ik bij mijzelven overdacht,                           De hoofdpersoon belooft zichzelf van

de

Verregend, op een miezerigen morgen,                   kleine dingen te zullen

genieten en is

Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.                  gelukkig, in de Dapperstraat.

 

Behoort dit gedicht tot open of gesloten poëzie?

 

Open poëzie,  want je hoeft niks te weten van de dichter en zijn bepaalde voorkeuren en beelden om het gedicht te kunnen interpreteren. Je snapt het meteen en het is goed voor te dragen.

 

Welke betekenis kun je op grond van de bovenstaande antwoorden verbinden aan dit gedicht? Geef naast de betekenis op verhaal niveau ook te betekenis op thematisch niveau.

 

Ik denk dat de betekenis te zoeken is in het geluk van een simpel persoon, die op en regenachtige morgen zijn geluk niet op kan omdat hij genoegen neemt met zijn mooie plekje aan de Dapperstraat. Dat is de betekenis op verhaal niveau.

De betekenis op thematisch niveau verschilt een klein beetje. Het thema is de tegenstelling tussen het platteland en de stad. Dan lijkt mij dat de betekenis is dat het in de stad veel fijner leven is. Omdat je in de stad veel meer leven en wonderen om je heen hebt. Je ziet dingen in een ander perspectief, want omdat je niet zeeën van ruimte hebt is de regen die je door het raam ziet anders met het raamkozijn eromheen, dan dat je regen ziet met enorme heuvels

erachter. In de stad is alles mooier, dat is waar het op neer komt.

 

Wat is de moraal van het gedicht?

 

 

De moraal in het gedicht is dat de ik-persoon in het gedicht niets heeft met de natuur, maar dat hij veel gelukkiger is in de stad. Dit komt naar de voren tussen strofe één en twee. In strofe één wordt besproken wat de natuur tegenwoordig nog voorstelt. In strofe twee vertelt de ik- persoon dat hij liever de grauwe stedelijke wegen heeft en het water wat stroomt tussen de kaden. Hij of zij woont dus liever in de stad. Omdat de ik-persoon niet veel verwacht in het leven kan de ik-persoon toch gelukkig zijn. Domweg gelukkig in de Dapperstraat.

 

Wat voor iemand is de ik-persoon?

De ik-persoon is een wat oudere persoon, iemand die de natuur van vroeger kent en die er moeite mee heeft dat alles niet meer zo als vroeger is. Door dat hij de natuur niet meer ziet zoals vroeger, is elk klein natuur wondertje voor hem erg bijzonder. De hoofdpersoon is hoogstwaarschijnlijk een man. Hij is in eerste instantie teleurgesteld maar

uiteindelijk toch wel tevreden. Dit is een typisch kenmerk voor een man.

 

Wat is het verband tussen de titel en het gedicht?

 

De Dapperstraat is een centrale straat in Amsterdam Oost. De schrijver schrijft over de tegenstelling tussen stad en land en de natuur vindt hij eigenlijk niet zoveel voorstellen. typische kenmerken van de stad, die vaak als negatief worden gezien beschrijft hij heel positief. Als laatste komt heel duidelijk zijn liefde voor de stad, en met name de Dapperstraat naar voren. Zomaar op een miezerige morgen is hij zich bewust van zijn geluk.

De Dapperstraat is een centrale straat in Amsterdam Oost. De schrijver schrijft over de tegenstelling tussen stad en land en de natuur vindt hij eigenlijk niet zoveel voorstellen. typische kenmerken van de stad, die vaak als negatief worden gezien beschrijft hij heel positief. Als laatste komt heel duidelijk zijn liefde voor de stad, en met name de Dapperstraat naar voren. Zomaar op een miezerige morgen is hij zich bewust van zijn geluk.

Biografie van de schrijver.

Jakobus Cornelis (Jacques) Bloem werd in 1887 te Oudshoorn geboren. Zijn vader was daar burgemeester.

 Jacques volgde, evenals zijn zusje en broertje, eerst privéonderwijs, voordat hij naar de lagere school in Oudshoorn ging. Als jongen gaf hij al blijk van interesse inpoëzie, onder andere door Franse dichtwerken van Victor Hugo te lezen.

 Na de lagere school bezocht hij vanaf 1899 de HBS in Leiden. Hij nam vanwege de grote afstand tot het ouderlijk huis zijn intrek bij zijn jonge geschiedenisleraar J. Kunst. Hij voelde zich in Leiden eenzaam, maar maakte toch wel vrienden. Zijn resultaten op school waren, behalve voor de vakken Frans, Nederlands en geschiedenis, matig, als gevolg waarvan hij de vierde klas moest overdoen; hij zakte vervlogens ook nog voor zijn eerste eindexamen.

 Bloem had geen zin om zich in te spannen voor zaken waar hij geen aanleg of interesse voor had, een eigenschap die zich later tijdens zijn werkzame leven ook zou manifesteren. Bloem deed de hoogste klas over aan de HBS in Amersfoort, waardoor hij weer thuis kon gaan wonen. Hij slaagde dat jaar en wilde graag Nederlandse Letteren gaan studeren, maar zijn vader was daar op tegen wegens het tot het leraarschap beperkte maatschappelijk perspectief van neerlandici. Op diens aandringen werd gekozen voorrechten, maar daarvoor moest wel een staatsexamen B worden afgelegd, wat tot twee keer toe mislukte. De derde keer slaagde Bloem voor het staatsexamen onder het strakke regime van zijn Oma.

 Vanaf 1909 studeerde hij rechten in Utrecht. Zijn grootmoeder had hem een toelage toegezegd voor vijf jaar, wat  lang was voor de toenmalige rechtenstudie. Doorgebrek aan inzet deed Bloem er nog langer over: hij promoveerde pas in 1916, op een proefschrift waaraan zijn vriend Van Eyck (de dichter van 'De tuinman en de Dood'), het nodige had bijgedragen. Tijdens zijn studie kon hij slecht met geld om gaan: hij zat voortdurend in de schulden bij diverse boekhandels, en verscheidene malen kon hij alleen door financiële hulp van vrienden aan een faillissement ontkomen.

 Na zijn promotie vervulde Bloem een groot aantal betrekkingen, die hem slecht bevielen, voornamelijk vanwege de sleur die een baan van negen tot vijf met zich mee bracht. Zo werkte hij vanaf 1917 een paar jaar bij de gemeentelijke administratie te Amsterdam en was hij van 1920 tot 1927 redacteur bij de NRC. Vervolgens werd Bloem griffier van het kantongerecht te Lemmer, waarna hij dezelfde functie in Breukelen vervulde; vanaf 1934 was hij ambtenaar aan het departement van Sociale Zaken. Bloems persoonlijkheid werd in de meeste gevallen positief beoordeeld maar over zijn werkprestaties was men minder te spreken.

Na 1946 zette hij zich alleen nog als dichter in. Bloem stond bekend als conservatief, op het reactionaire af. Hij bewonderde, net als veel van zijn vrienden, de uiterst rechtse Franse politicus Charles Maurras, en hij is zelfs enige tijd lid geweest van de NSB. Toen hij in 1938 een bezoek bracht aan de leider van de NSB, ir. A.A. Mussert, bleek dat deze nog nooit van Maurras had gehoord. Bloem wilde zich verder niet inlaten met primitievelingen die hun oorsprong niet eens kenden en zegde zijn lidmaatschap van deze partij op. Hij was en bleef ook hierna een conservatieve man, maar niet zonder een zekere zelfspot, zoals in het aforisme:

'Iedere verandering is een verslechtering, zelfs een verbetering'.

 

 Hoewel een aantal van Bloems ideeën in de buurt dreigden te komen van het fascistoïde, bleef hij een aantal principe swel trouw. Zo werd hij geen lid van de door de Duitsers ingestelde Kultuurkamer, waardoor hij tussen 1942 en mei 1945 niet legaal kon publiceren. 

 

 Bloem bracht de laatste jaren van zijn leven door in Kalenberg, waar hij verzorgd werd door zijn ex-echtgenote de dichteres Clara Eggink. In deze plaats is hij ook gestorven in 1966. Hij ligt begraven in het naburige plaatsje Paasloo.

Het opschrift op zijn graf is de slotregel van het gedicht 'Herinnering':

 Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij.

Hij ontving  de volgende literaire prijzen:

Constantijn Huygensprijs (1949) 

P.C. Hooftprijs (1952) 

Prijs der Nederlandse Letteren (1965)[1]

 

 

 

 

Oeuvre van de schrijver.

 

  • 1911 - Le Miroir des Heures, boekbeoordeling in De Beweging
  • 1916 - Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de rijksuniversiteit te Utrecht
  • 1921 - Het verlangen, gedichten
  • 1931 - Media Vita, gedichten
  • 1937 - De nederlaag, gedichten
  • 1942 - Enkele gedichten
  • 1945 - Sintels
  • 1946 - Quiet though sad, gedichten
  • 1950 - Liefde, gedichten
  • 1950 - Avond, gedichten
  • 1950 - Verzamelde beschouwingen
  • 1952 - Aphorismen
  • 1953 - De nachtegalen, gedichten
  • 1954 - Terugblik op de afgelegde weg
  • 1957 - Afscheid
  • 1958 - Persoonlijke voorkeur van J.C. Bloem, gedichten met commentaar
  • 1958 - Doorschenen wolkenranden, keuze uit eigen werk
  • 1958 - De dichter en de dood
  • 1965 - Verzamelde klassieken, Nederlandse Klassieken
  • 1965 - Verzamelde gedichten[2]

 

 

 


[1] Bron: http://www.gedichten.nl/biografie/J.C.+Bloem. Laatst geraadpleegd op 7 oktober 2012.

[2] Bron: http://www.schrijversinfo.nl/bloemjc.html. Laatst geraadpleegd op 7 oktober 2012.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.