m |
v |
o |
mv |
|
1. ond. |
ein |
die |
ein |
die |
2. vanà bezit |
des + es |
der |
des + es |
der |
3. mwvw |
dem |
der |
dem |
den + n |
4. lijd.vw |
den |
die |
ein |
die |
DER: EIN + KEIN:
dies.. = deze mein..= mijn
jed.. = iedere, iedereen dein..= jouw
manch..= sommige, menige sein.. = zijn
welch.. = welke ihr.. = haar
solch.. = zulke unser..= onze
all.. = alle(s), iedereen euer..= jullie
ihr..= hun
Ihr..= Uw
voorzetsels 3e naamval: voorzetsels 4 of 3
mit = met an = aan, naar
nach = naar auf = op
bei = bij hinter = achter
seit = sinds neben = naast
von = van, door in = in, naar
zu = naar über = over, via, boven
entgegen = tegemoet unter = onder
außer = behalve vor = voor, geleden
aus = uit zwischen = tussen
gegenüber = tegenover
an .. vorbei = langs bewegelijk? 4e stilstaan? 3e
Voorzetsels 4e naamval:
durch = door
für = (bestemd) voor, ergens voor zijn
gegen = tegen
ohne = zonder
um = om, omheen
bis = tot
entlang = langs
Um/ -e = vrouwelijk
het à das, es = onzijdig
Aardrijkskundige namen = nach gewoon iemand = zu
als je kunt vragen waar? (een plaats) of wanneer? (tijdstip) = 3e
als je kunt vragen waar naartoe? Of is er een beweging in een richting? = 4e
als je al deze vragen niet kunt stellen bij auf en über = 4e
REACTIES
1 seconde geleden