Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Syndroom van Down

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Spreekbeurt door een scholier
  • 2e klas havo | 993 woorden
  • 23 mei 2004
  • 452 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
452 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Ik houd mijn spreekbeurt over het Syndroom, omdat ik het wel een leuk onderwerp vind. Ik verdeel mijn spreekbeurt in 7 hoofdstukjes. 1. Wat zijn cellen? 2. Wat zijn chromosomen? 3. Wat is het Syndroom van Down? 4. Hoe komt het dat sommige kinderen het Syndroom van Down hebben? 5. Kan je naar een gewone school las je het Syndroom van Down hebt? 6. Hoe moet je doen tegen iemand die het Syndroom van Down heeft? 7. Stichting Down Syndroom 1. Wat zijn cellen? Je lichaam is gebouwd uit duizenden cellen. Deze cellen zijn niet allemaal van hetzelfde soort. Je hebt huidcellen, bloedcellen, zenuwcellen, enz. Je cellen vormen samen het weefsel waaruit je verschillende lichaamsdelen zijn gemaakt zoals je botten, je spieren, je hart, je lever, je nieren.
2. Wat zijn chromosomen? In iedere cel zit een kern en in die kern zitten weer draadjes. Deze draadjes zijn de chromosomen. In de chromosomen zitten alle eigenschappen die je van je ouders hebt geërfd. Dus of je een jongen of een meisje bent, de kleur van je ogen, de kleur van je haar, hoe lang je bent. Je hebt in totaal 46 chromosomen: 23 van je moeder en 23 van je vader. Iedere chromosoom heeft een nummer, van nummer 1 tot en met nummer 23. Van elk nummer heb je dus 2 chromosomen. Één chromosoom met nummer drie van je vader en één chromosoom met nummer drie van je moeder. Één chromosoom met nummer 23 van je vader en één chromosoom met nummer 23 van je moeder. Enz. Welke eigenschappen je van je ouders erft hangt ervan af. Soms is de informatie die je van je moeder hebt geërfd sterker dan die van je vader. Zo kun je jouw blauwe ogen van je moeder hebben in plaats van die bruine ogen van je vader. Soms is dat juist andersom. Het kan ook zijn dat je door de informatie van je ouders een nieuwe eigenschap krijgt. Bijvoorbeeld dat je ouders heel klein zijn en dat jij zo lang bent. 3. Wat is het Syndroom van Down? De mensen die het Down Syndroom hebben zijn ook wel bekend onder de naam “mongooltjes”. Daarom is een ander woord voor het Down Syndroom mongolisme. Men zegt ook wel Down Syndroom. Als je het Down Syndroom hebt, dan heb je in iedere cel 1 chromosoom meer. Dan heb je bijvoorbeeld 3 chromosomen met nummer 23 in plaats van 2. Je kunt misschien denken: “Wat maakt het uit dat je één chromosoom meer hebt?’’ Voor de meeste dingen maakt het inderdaad niks uit. In de meeste dingen zijn kinderen met het Down Syndroom heel gewoon. Maar er zijn wel een paar verschillen: Kinderen met het Down Syndroom hebben vaak problemen met hun gezondheid. Ze hebben vaker problemen met hun hart, ze zijn vaker verkouden, soms horen ze ook niet zo goed en ze hebben niet zo sterke spieren. Ze hebben daardoor meer moeite met leren, praten en fietsen. Ook aan de buitenkant kun je zien als iemand het Down syndroom heeft. Kinderen met het Down Syndroom zijn vaak klein en hebben korte armen en benen. Hun ogen staan vaak ook een beetje schuin. 4. Hoe komt het dat sommige kinderen het Down Syndroom hebben? Als je het Down Syndroom hebt is dat gewoon toeval. Het maakt niet wat voor huidskleur je hebt, of je in een koud of in een warm land bent geboren. Ook maakt het niet uit of je moeder heeft gerookt toen ze zwanger was of dat ze iets verkeerds heeft gegeten. Het maakt ook niet uit als je ouders medicijnen gebruiken. Het enige wat dokters weten is dat hoe ouder de vrouw is als ze zwanger wordt, hoe groter de kans dat haar kind het Down Syndroom heeft. Van iedere 1000 kinderen heeft er 1 het Down Syndroom. Dat is dus
0, 1% kans dat je kind het Down Syndroom heeft. 5. Kan je naar een gewone school als je het Down Syndroom hebt? Veel kinderen met het Down Syndroom gaan naar een gewone school. Daar kunnen ze net zoals kinderen die niet het Down Syndroom hebben heel veel leren. Dan kunnen de Down Syndroom patiënten net zoals andere kinderen later goed voor zichzelf zorgen. 6. Hoe moet je doen tegen iemand die het Down Syndroom heeft? Gewoon, net zoals je tegen iedereen doet. Maar je moet wel rekening houden. Kinderen met het Down Syndroom hebben niet erg sterke spieren. Een bal vangen of een heel eind fietsen is moeilijk voor ze. Je moet ook duidelijk praten. Dat betekent dat je niet gelijk keihard moet staan schreeuwen. Ook moet je geduldig zijn want soms duurt het iets langer voordat een kind met het Down Syndroom iets heeft uitgelegd. Vaak helpt het als je ze vraagt of ze het nog een keer willen vertellen of het aanwijzen wat ze bedoelen. 7. Stichting Down Syndroom Ten slotte ga ik het hebben over de Stichting Down Syndroom (SDS) werd in maart 1988 opgericht door een aantal ouders met jonge kinderen met die toestand. Zij wilden daarmee de tekortkoming in de informatievoorziening over het syndroom en alles wat daarmee samenhangt opvullen. De SDS stelt zich ten doel aan al datgene te stimuleren wat kan bijdragen aan de ontwikkeling en ontplooiing van kinderen en volwassenen met Downsyndroom. Zij streeft ernaar hun vereniging in de maatschappij te stimuleren en hen een kans te geven een zo normaal mogelijk leven te leiden. Om deze doelstellingen te realiseren heeft de SDS onder andere de volgende taken op zich genomen: • het opsommen van de kennis over behandelmethoden en begeleidingsvormen van kinderen en volwassenen met Downsyndroom; • het bevorderen van een gerichte toepassing daarvan; • het geven van voorlichting aan ouders/verzorgers en hulpverleners van de betrokkenen en aan het brede publiek; • het bevorderen van contacten tussen ouders onderling, tussen ouders en verzorgers en tussen de betrokkenen zelf; • het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek. Aan het einde van 2000 had de SDS 3.504 donateurs, van die leden waren er: -2.923 (2.718) direct betrokkenen. -581 (567) professionele hulpverleners zoals: logopedisten, basisscholen, kinderdagverblijven, scholen voor Zeer Moeilijk Lerende kinderen, artsen, kinderartsen en fysiotherapeuten. -de in 1997 nieuw ingestelde groep van bedrijfsdonateurschappen, Dit was mijn spreekbeurt!!

REACTIES

J.

J.

je hebt het over hetsyndroom van down. maar in hooftstuk 3 spreek je veel over down syndroom

13 jaar geleden

J.

J.

Je hebt het over het syndroom van down. Maar in hooftstuk 3 spreek je veel over down syndroom

13 jaar geleden

K.

K.

Wat maakt het toch uit!

6 jaar geleden

L.

L.

het is chromosoom 21 die ze teveel hebben

12 jaar geleden

S.

S.

Ik heb er echt heel erg veel aan gehad! Nu nog even duimen want ik heb m'n presentatie woensdagg

11 jaar geleden

L.

L.

echt erg

8 jaar geleden

A.

A.

ik heb veel informatie van deze spreekbeurt gepikt :-)
thx xxxx

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.