hulphonden

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Spreekbeurt door een scholier
  • groep 7 | 1598 woorden
  • 20 november 2007
  • 175 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
175 keer beoordeeld

Hoofdstuk 1: De inleiding:

De hond stamt naar alle waarschijnlijkheid van de wolf af. De hond is het oudste huisdier, uit opgravingen blijkt dat ongeveer 12000 jaar geleden de hond al een huisdier was. De mensen hebben verschillende hondenrassen gefokt. Er zijn waakhonden, verdedigingshonden, jachthonden, speurhonden, blindengeleidehonden, mijndetectorhonden, drugshonden, lawinehonden, rampenhonden, truffelhonden, en nog veel meer!
Over een paar van deze honden ga ik jullie nu vertellen.


Hoofdstuk 2: Waakhonden:

Bij waakhonden moet je altijd rekening houden met de dominantie. Een waakhond moet zijn mannetje kunnen staan als het er echt op aankomt. Deze dominantie is ook nodig voor de territoriumdrift, die natuurlijk onmisbaar is voor een waakhond. Een laaggeplaatste hond is geen goede waakhond, want de hogergeplaatste 'honden' bewaken het huis. Als een eigenaar dus heel dominant en strak over zijn hond heerst (of zijn hond overheerst) zal het ook de taak zijn van de eigenaar om de roedel en het territorium te verdedigen. Dominantie is dus van groot belang, en eigenlijk is een waakhond die roedelleider is dan ook de beste waakhond. Maar dat is bij een hond die in huis leeft niet toelaatbaar, het zou een onmogelijke en gevaarlijke hond worden.
Waakhonden zijn niet de makkelijkste honden om op te voeden, en als het mis gaat bij deze rassen kom je al gauw bij gedragsproblemen die te maken hebben met deze dominantie en verdedigingsdrang. Ook in de territoriumdrift kun je goed zien hoeveel de hond lijkt op de wolf. Ook de wolf heeft een territorium dat je kunt opdelen in een primair en een secundair territorium. In het primaire territorium slapen ze en leven ze als ze niet op jacht zijn, dit gedeelte zullen ze ook zeker verdedigen als het erop aankomt. Het secundaire territorium is het jachtgebied, dit gebied wordt niet verdedigd en de randen worden soms zelfs gedeeld met andere roedels. Dit gaat zo zonder strijd omdat een wolvenroedel niks heeft aan allerlei stamvetes, dat zou hun overlevingskans alleen maar nadelig beïnvloeden.
En net als de herdershonden zijn ook waakhonden honden die graag iets te doen hebben. In combinatie met de dominantie en intelligentie vereist dat zeker inzet en vooral ook tijd om dat in goede banen te leiden. Veel waakhonden zijn ook van oorsprong mede herders- en veedrijvershond, zoals de Bouvier, de Duitse Herder en de Rottweiler.

Hoofdstuk 3: Blindengeleidehonden.

Blindengeleidehonden zijn een categorie hulphonden die speciaal zijn geselecteerd en getraind om blinden en visueel beperkten door het verkeer en langs obstakels te leiden.
In Nederland houdt het kngf (Koninklijk Nederlands Geleidehonden Fonds) zich hier sinds 1935 mee bezig.
Voor dit doel wordt vaak de Labrador, de golden retriever, de herdershond of de Hollandse herder gebruikt.

De Australische Labradoodle, een kruising tussen een labrador en een poedel is hier voor doelbewust gefokt.
Een bekend misverstand is dat blindengeleidehonden zelf de weg zouden weten. Echter, de blinde moet zelf de route kennen de hond sturen met commando’s.
Tijdens de route geeft de hond bepaalde punten, zoals stoepranden en zijstraten aan ter oriëntering.
Daarnaast kan een aantal commando’s gebruikt worden om de hond bepaalde zaken aan te laten geven, zoals zoek de zebra, zoek de brievenbus, zoek een deur, zoek een zitplaats en nog veel meer andere dingen.
Op plaatsen waar de hond vaak komt, weet hij zelf de weg.
Komt de boodschappentas te voorschijn dan weet hij dat er gewinkeld gaat worden.
De hond loopt vanzelf de goede kant uit.
Een blindengeleidehond mag niet gevoerd of geaaid worden, dat leidt de hond af van zijn werk.

Hoofdstuk 4: Jachthonden.

Het is niet moeilijk te begrijpen dat jachthonden worden gebruikt voor de jacht. Maar daarmee is nog lang niet alles mee gezegd want er zijn heel veel soorten jacht en dus ook jachthonden in allerlei variaties. Je zou het ruwweg in vijf groepen kunnen opdelen: staande honden, drijvende honden, retrievers, aardhonden en zweethonden. Staande honden hebben als specifieke eigenschap dat ze het wild opsporen en aanwijzen. Drijvende honden drijven het wild op. Retrievers apporteren het geschoten wild, vaak ook uit het water. Aardhonden zijn zo laag dat ze in holen kunnen kruipen en zweethonden kunnen goed een bloedspoor volgen. Dan heb je ook nog de windhonden, deze groep wordt vaak apart genoemd, maar omdat het jachthonden zijn wil ik ze hierbij noemen. De windhonden jagen op zicht en worden gewaardeerd om hun snelheid.
Er zijn een heleboel verschillende soorten jachthonden, telkens bestaat hun specialiteit uit een klein stukje van het jachtrepetoire van de wolf. De pointers, setters en staanders wijzen het wild aan door roerloos in de richting van het wild te gaan staan. Dat zie je ook in het gedrag van de wolf, als je voorste leden van de roedel een geur te pakken krijgen, verstarren ze en blijven met hun neus exact in de richting van de geur staan. De rest van de roedel doet dat na en probeert zo ook de geur te pakken te krijgen. Als dat is gelukt begint de volgende fase van de jacht. Dit is een voorbeeld vaan één bepaald aspect van een heel patroon bij de wolf. Net zoals de spaniëls die het wild opdrijven, de retrievers die het wild apporteren na het schot, de terriërs die zich in hun prooi vastbijten en het doodschudden, de windhonden die razendsnel hun prooi najagen op het zicht en de drijvende honden die de prooi opsporen en dan luid blaffend achtervolgen. En ook zoals zweethonden die gespecialiseerd zijn in het volgen van een bloedspoor. Dit zijn allemaal voorbeelden van losse stukjes jachtgedrag van de wolf.

Over het algemeen zijn jachthonden vriendelijk honden. Met name de meutehonden kunnen goed met andere dieren opschieten omdat dat een vereiste is voor het goed functioneren binnen een meute.
Waar je bij jachthonden rekening mee moet houden is dat het jachthonden zijn. Ze zullen dus erg graag willen jagen, helemaal als er niks met ze gedaan wordt. Dat zou dus kunnen betekenen dat de hond niet los kan omdat hij achter elk vogeltje aan zit, of dat men hem zelfs moet laten inslapen omdat hij schapen doodt. Bepaalde jachthondenrassen zijn zelfs zo gefokt dat ze goed zelfstandig kunnen jagen en deze honden zullen tijdens de wandeling dus wat minder rekening met je houden. Zoals ook met de hoeveelheid energie die een jachthond heeft, het is een echte werkhond met een enorme jachtpassie. Dat betekent dus dat de hond wat te doen moet hebben. Een jachthond waar niks mee gedaan wordt heeft geen leven.

Hoofdstuk 5: Signaalhonden.

Een signaalhond is een hond die is getraind om te waarschuwen bij allerlei geluiden. Net zoals een wek en waarschuwingssysteem wordt je gewaarschuwd bij:
• het aflopen van de (keuken)wekker
• de voordeurbel
• het kloppen op de deur
• het roepen van de naam van de baas
• het huilen van een baby
• de magnetron
• de fluitketel/ waterkoker
• de teksttelefoon/ fax
• afgaan van een alarm
Je kan de hond ook nog andere dingen leren.

Een signaalhond waarschuwt je als volgt:
• de hond hoort een geluid;
• de hond loopt naar zijn baas en tikt zijn baas aan;
• de baas weet dan, dat de hond een geluid heeft waargenomen waar hij op is getraind;
• de baas volgt zijn hond, die hem naar de geluidsbron brengt .


Hoofdstuk 6: Politiehonden.

Het is heel moeilijk om van een gewone hond een politiehond te maken.In de eerste plaats moeten ze leren gehoorzaam te zijn. Ze moeten doen wat de geleider zegt. De hond moet leren volgen, dat is naast zijn geleider lopen. Ook moet de hond revieren, dat is het afzoeken van een terrein. De hond moet ook kunnen revieren naar een mens. Daarbij helpt de pakwerker. De pakwerker is een man die voor arrestant moet spelen. En hij heeft ook een pak aan daarom heet hij pakwerker. Dat pak bestaat eigenlijk uit twee pakken over elkaar heen. Het onderste pak bestaat uit een broek en een jas van stevig leer. Dat trekt de pakwerker aan over zijn gewone kleren. Daar weer overheen komt het tweede pak, weer een broek en een jas dat pak bestaat uit drie lagen stof. De binnenste laag is van dik vilt. De andere lagen zijn van jute. De jas van het jutepak heeft hele lange mouwen daardoor zijn de handen van de pakwerker ook goed beschermd. Die pakken wegen samen wel vijftien kilo het is zwaar werk om pakwerker te zijn bovendien is het erg warm in het pak en lopen gaat ook niet zo gemakkelijk. Erg mooi ziet hij er niet uit maar dat kan hem niets schelen, hij is tenminste beschermt tegen de honden beten en dat is het belangrijkste. De hond moet dan de pakwerker zoeken want die zit dan in het bos verstopt. De hond gaat op de menselijke lucht af, als hij de pakwerker gevonden heeft moet hij blaffen. Hij mag de pakwerker niet bijten want die staat heel stil. De geleider komt snel naar de hond toe. Als de hond ophoudt met blaffen roept de geleider "luid". Dat betekent: blijven blaffen, zolang de hond blaft, kan hij niet bijten dat mag hij ook niet hij moet hem alleen bewaken. Als de man probeert te vluchten mag de hond hem wel bijten zonder bevel van de geleider, maar zodra de man stil staat mag hij niet meer bijten. In het begin is het heel moeilijk voor de hond, wanneer mag hij wel bijten, en wanneer mag hij niet bijten? Honden bijten graag, voor hun is het de enige manier om iets vast te pakken. De pakwerker laat de hond in zijn arm bijten, de beet moet zo stevig zijn zodat hij de hond niet los kan schudden, op welke manier hij zijn arm ook beweegt.

REACTIES

F.

F.

heey
ik heb een vraag hoe oud is de oudste hond geworden van de hele wereld??????????

13 jaar geleden

V.

V.

leuk maar niet wat ik nodig had

8 jaar geleden

P.

P.

heyy ik heb een vraag kan ik hier ook een werkstuk over hulphonden vinden??

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.