Schilderkunst
Inleiding
1789 (Franse Revolutie) – 1850
De Romantiek was een reactie op de Verlichting en het Rationalisme.
De voorlopers van de Romantiek zijn begonnen in 1770. Het woord ‘Romantiek’ hangt samen met de romances, balladen (avontuurlijke verhalen op rijm) die in Engeland in de 17de E ‘romantic’ werden genoemd.
De preromantiek, de Sturm und Drang, werd gedragen door een jonge generatie, meestal burgers, die zich afzetten tegen de burgerij. Het sentimentalisme, de geniecultus en de duidelijke antiburgerlijke geest van de Sturm und Drang waren één grote aanval op het rationalisme.
1. In Duitsland (1800-1830)
De belangrijkste vertegewoordiger in Duitsland: Caspar David Friedrich. De natuur was een spiegeling van de ziel van de schilder en een symbool van vrijheid en onbegrensdheid die tegenover de beperktheid van de mens stond, het oneindige (=onbereikbare). Het licht in een schilderij stelt God voor.
1.1 Kenmerkend voor schilderijen uit de Duitse Romantiek is Ø Het iconofgrafische repertoire. Dat zijn eenzame figuren die –omgeven door overweldigende natuur- verlangend in de verte kijken. (1) Ø De vanitasmotieven. Dat zijn afgestorven bomen en overwoekerde ruïnes die de eindigheid van het leven en de eeuwige cyclus van het worden en het vergaan symboliseren. (2) Ø Een bedekte maan, een zonnestraal die door een wolkendek valt en schemerige ochtendlicht zijn symbolen van de goddelijke aanwezeigheid. (3)
1.2 De Romantiek in Duitsland komt ook sterk overeen met de Barok. Ø Het opnemen van toeschouwers in het schilderij. (4) Ø De subtiele behandeling van het licht met sterke licht-en schaduweffecten. (5)
Friedrich, Caspar David pag 118 (°1774 - +1840), Duits schilder en tekenaar, geldt als een van de belangrijkste landschapschilders uit de Duitse romantiek. Hij kende de schilder Runge en werd door Goethe gesteund. Nadat Friedrich vanaf 1808 (Das Kreuz im Gebirge) bekendheid had gekregen, verminderde zijn roem in de loop van zijn leven, vooral na 1825 toen als gevolg van een beroerte zijn productiviteit afnam. Friedrich hield zich in zijn werk niet bezig met de heersende classicistische en renaissancistische idealen. Hij zag kunst als en tussenpersoon tussen natuur en mens en streefde ernaar dat zijn landschapsschildering, in tegenstelling tot het heldhaftig landschap, een subtiele, subjectieve natuurbeleving en gevoelservaring opriep. Zijn landschappen zijn groots en verlaten. Personen worden meestal langs de achterkant geschilderd.
Schilderijen om te tonen:
1. Pag 6, 47, 126-127, 160-161, 180-181
2. Pag 44-45, 194,
3. Pag …………………………………..
4. Pag (13), 106, 120-121, 114-115
5. Pag ………………………………….
1.3 Schilderijen om uit te leggen:
“Krijtrotsen op Rügen” (1818) pag 160-161:
Eén man houdt zich vast aan gras en de andere staart voor zich uit in de verte. Hier zie je dus de tegenstelling tussen angst en verlangen. De scherpe rotsen en dus waarschijnlijk onoverbrugbare afgrond begrenzen het langschap. Dit veroorzaakt dus net de behoefte aan de verre verte. De zee stelt het oneindige voor. De toeschouwer kijkt door de ovale opening heen naar de open zee –met slechts twee kleine witte zeilen- , die het doek vertikaal vrijwel vult met zijn reeks nuances blauw, geel, grijs, en roze, die met duidelijk visueel genoegen op het doek zijn gezet. Hij lijkt ook wel een beetje duizelig te worden, omdat zij op het schilderij bij de rand van de afgrond ophouden. Kenmerken: Ø Eezame mensen. Ø Oneindigheid.
“Man en vrouw die de maan aanschouwen” (1830-1835) pag 180-181:
Hier zie je dus weer twee eenzame mensen die naar de zonsondergang kijken, de scheiding tussen dag en nacht. Ook hier vind je weer die oneindigheid en onbereikbaarheid in het landschap terug door de maan. De half ontwortelde eik ‘klampt’ zich ‘vast’ aan de helling. Het is het symbool voor de kringloop van verval en groei. (In andere schilderijen worden die symbolen uit de natuur ook nog eens christelijke metaforen van dood en verlossing.) Kenmerken: Ø De maan symboliseert het oneindige. Ø De maan + de nacht à typisch romantisch thema. Ø De eik staat voor het voorbijgaande; de vergankelijkheid (vanitasmotieven). De eik is ook het symbool van Duitsland.
“Abdij in een eikenbos” (1809-1810) pag 120-121
Hier zien we een processie, het is een begrafeniststoet in een winterlandschap. De mensen lopen over de begraafplaats naar de ruïne van een gotische boog. Het is die van Eldena, die niet ver van de Baltische Zee gelegen is. De ruimte op dit schilderij is erg raar weergegeven, want ze blijft onbeweeglijk hangen in vluchtige mistflarden. Het middenste gedeelte geeft hier niet de oneindige verte weer. Integendeel, Friedrich lijk hier te zijn teruggevallen op het Middeleeuwse systeem. Het bovenste deel, dat van het hemelse rijk, is intens lichtgevend gerekt en aan de onderkant afgerond. Dit zie je ook op het schilderij “De monnik bij de zee” Dit schilderij roept een gevoel van onrust op bij de toeschouwer. Het grijpt terug op een traditioneel thema van memento mori: denk eraan te moeten sterven. Kenmerken: Ø Licht = hemelse rijk. ØHet middenstuk is geen vergezicht à middeleeuws systeem.
2. In Frankrijk (1815-1850)
1815 – 1850
De Romantiek begon in Frankrijk, net als in Duitsland, na de Franse Revolutie. In 1815 werd Napoléon definitief verslagen in Waterloo. Dat betekende het einde van het classisme.
De belangrijkste vertegenwoordigers in Frankrijk zijn Delacroix + Géricault.
2.1 Kenmerkend voor schilderijen uit de Franse Romantiek is Ø Gevoelens tonen d.m.v. kleuren . (1) Ø Men schilderde rond onstuimige, heldhaftige onderwerpen. (2) Ø Er was geen klassieke flauwheid meer, dynamische beweging werd in het schilderij ingevoerd. (3) Ø Verwarrende contouren en kleuren door de losse penseelstreek. (4)
Delacroix, Eugène (°1798 – +1863) Frans schilder en grafisch kunstenaar, hij ontmoette in +-1816 Géricault, door wie hij de kracht van de expressie leerde kennen en Bonington, wiens heldere coloriet hem beïnvloedde. Zijn eerste belangrijke schilderij, Dante en Vergilius in de hel (1822) oogstte grote waardering in de Parijse Salon. Onmiddellijk hierna ontstond zijn eerste hoofdwerk, Het bloedbad van Chios (1824). In 1825 verbleef Delacroix in Londen waar hij zijn kleurentheorie ontwikkelde. Een belangrijk resultaat was dat er tussentinten ontstonden. Zwart toevoegen betekent niet dat er halve tint ontstaat, maar dat de tint vuil wordt. Rood heeft veel meer groene schaduwen en geel-paarse, … Deze ontdekking werd later overgenomen door het impressionisme.
Hij eiste in zijn artistiek dagboek dat de kunst zich zou toeleggen op “het onvergankelijke ideaal van de schoonheid”.
De spreekbeurt gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
D.
D.
Hoi Babs!
Wij willen graag gebruik maken van het boek wat jij hebt gebruikt bij het maken van jouw opdracht. Zou je ons de naam van het boek a.u.b. kunnen emailen?
Groetjes Chan en Deb
20 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
zou jij mij alsjeblieft je bronnen kunnen mailen, want ik vind jou informatie heel erg goed en kan dit dus goed gebruiken voor mijn profiel werkstuk.
alvast bedankt!!
20 jaar geleden
Antwoorden