1 Wat zijn kastelen?
Een kasteel bestaat uit een woonhuis, dat op allerlei manieren verdedigd wordt. Ronde of vierkante muren, torens, een gracht vormen de verdediging. In een donjon, een grote sterke toren bevindt zich het woongedeelte. Kastelen zijn heel vroeger ontstaan als woningen voor leenheren. Dezen leenden van de koning een stuk land omdat zij de koning bijvoorbeeld dienden in het leger. De leenheren hadden eerst een sterke band met de koning. Na Karel de Grote werd die band steeds minder sterk. Zij werden zelfstandiger. Daarom wilden zij zich zelf kunnen verdedigen en maakten van hun huizen kastelen.
Het woord kasteel komt ut het Latijn en betekent: vesting, militaire versterking: met wallen van grond en met hout werd een kamp verdedigd.
a) De eerste kastelen.
Deze eerste kastelen werden in de negende en tiende eeuw gebouwd. Dat kwam ook, omdat het keizerrijk van Karel de Grote, bezweek onder de woeste aanvallen van volken zoals de Noormannen en de Magyaren (zo werden de Hongaren toen genoemd). Vorsten bouwden kastelen voor hun eigen veiligheid. De meeste kastelen waren van aarde en hout. Het eenvoudigste kasteel bestond uit een ronde gracht met aan de binnenkant een aarden wal. Op deze wal werd een sterke houten schutting of een palissade gebouwd. In de elfde eeuw verschenen er steeds meer kastelen, die bestonden uit een kunstmatige heuvel met een omwalde voorburg.
Tijdens de Noormanneninvallen werden langs de Nederlandse en Vlaamse kust zulke walburchten aangelegd. En nog eerder in Oost-Nederland volksburchten. Een volksburcht was niet bestemd voor de ridder alleen, maar voor de hele bevolking van bijvoorbeeld een dorp. Het lag op een kunstmatige heuvel en was door palissaden omheind.
De kastelen waren eerst hele simpele gebouwen: een soort zandkasteel, dat je aan het strand bouwt, in het groot.
b) Kastelen van kruisvaarders.
Er was nog een reden, waarom men in Europa kastelen begon te bouwen. Ze hadden het afgekeken van de Turken. Want tijdens de kruistochten kwamen ze daarlangs, op weg naar Israël. Meer dan tweehonderd jaar vochten Europese christenen tegen islamieten om wie er de baas was over het Heilige Land.
Op hun kruistochten raakten ze onder de indruk van die grote verdedigingswerken. Ze bouwden die na. Ze bouwden kastelen om wegen te bewaken en naburige steden aan te vallen. Aan het eind van de twaalfde eeuw werden die kastelen gebruikt als grenspost. Ook werd vanuit een kasteel de omgeving bestuurd. Het was ook een toevluchtsoord voor reigers en vluchtelingen en het was een legerbasis. Vaak kozen de kruisvaarders een goede plek voor het kasteel, dat aan drie kanten beschermd werd door een zee of een rivier. De vierde kant beveiligden ze met sterke muren en grachten. Op andere plaatsen moest er snel gebouwd worden, zodat er gekozen werd voor eenvoudige rechthoekige muren met hoektorens.
2 Functies van de kastelen:
a) Woonhuizen
Eén van de twee belangrijkste functies van een kasteel is, dat het een huis is voor de ridder en zijn gezin, voor zijn soldaten en personeel. In de loop van de Middeleeuwen gingen de mensen het kasteel steeds meer gebruiken om in te wonen. Het werd steeds minder gebruikt om oorlog te voeren.
b) Vesting
De andere belangrijke functie van een kasteel is de verdediging. Eerst was de verdediging van boven naar beneden gericht: men gooide gloeiende zwavel en pek naar de vijand, die probeerde omhoog te klimmen. Later toen er betere wapens kwamen, probeerde men te verhinderen dat de vijand dichterbij kwam. Door de schietgaten trachtten de ridders in het kasteel ze op een afstand te houden. Of door voor het kasteel te gaan vechten.
Schutters en projectielen.
De kastelen werden zo gebouwd, dat ze de soldaten beschermden bij het schieten op de vijand. Van achter de kantelen en schietgaten bestreken de boogschutters een grote ruimte voor het kasteel. In de opening tussen de kantelen werden wel eens luiken aangebracht om projectielen tegen te houden. In de kantelen zelf zaten soms ook nog schietgaten. Als bescherming tegen projectielen, uitvallen van de verdedigers en aanvallen van ontzettingstroepen konden de aanvallers zich omringen met palissaden. Soms trokken ze verder, maar lieten mannen in een houten belegeringskasteel achter om het kasteel te bewaken.
c) Het kasteel als gevangenis.
Een kasteel lijkt een ideale plek om mensen gevangen te zetten.
In de middeleeuwen waren er vooral politieke gevangenen en krijgsgevangenen.
Gevangen genomen edelen moesten vaak wachten tot er losgeld werd betaald. Meestal werden ze goed behandeld, want dood waren ze niets meer waard. Soms gaven ze zelfs hun erewoord dat ze niet zouden ontsnappen, in ruil voor meer bewegingsvrijheid. De meeste “kerkers” waren waarschijnlijk kelders. Alleen de moeilijk toegankelijke waren misschien cellen. Soms werden ze in sommige cellen (oubliettes) gewoon vergeten. Misdadigers werden in de middeleeuwen niet in kastelen opgesloten. Hun straf bestond uit een boete. Ze werden ook wel verminkt, aan hun handen of hun ogen bijvoorbeeld. Ook konden ze worden terechtgesteld. Na de Middeleeuwen werden de kastelen vaker als gevangenis gebruikt. De meeste verhalen over martelingen, opsluiting en terechtstellingen in kastelen spelen zich af in de zeventiend of achttiende eeuw.
3 De kastelentijd
a) Privé
In kastelen was je haast nooit alleen. De geestelijke sliep in de kapel, de kok in de keuken en zelfs in de kamer van de ridder konden zijn bedienden altijd komen. Wanneer je op jezelf wilde zijn, was dat in een kasteel moeilijk.
b) Vermaak.
Het leven in een kasteel bestond niet alleen uit werken en oorlog voeren. De bewoners van een kasteel gingen graag op jacht. Soms was het in de vrije tijd nogal gevaarlijk, zoals bij riddertoernooien, worstelwedstrijden of ruwe balspelen. Volwassenen speelden ook kinderspelletjes, zoals blindemannetje.
Om binnenshuis de tijd te doden speelde men ook bordspelen, zoals schaken en dammen en luisterde men naar muzikanten en vertellers. De vertellers droegen de grote heldendichten zoals over koning Arthus en de ronde tafel. In Zuid Frankrijk zongen de troubadours over hun geliefde. Veel van dit vermaak werd verzorgd door rondreizende minstreels en muzikanten, maar sommige koningen en edelen hadden een eigen nar om hen te vermaken.
Ik zou het heel leuk vinden, als jullie nog een paar vragen hadden.
REACTIES
1 seconde geleden