Bolivië

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Spreekbeurt door een scholier
  • Klas onbekend | 5082 woorden
  • 23 mei 2003
  • 53 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
53 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
1 Klimaat

De Andesmassieven verdelen Bolivië in klimaatzones en zijn voor het klimaat de bepalende factor. In het noordelijk gelegen Amazonegebied is het klimaat tropisch en vochtig, in het zuidoosten is het droog en heet. In de valleien is het vrij koel en in het hoogland is het koud. Het regenseizoen valt in de zomer, van december tot april. De winter die is van mei tot augustus en is het droge seizoen.
Een andere manier om het klimaat globaal in te delen is aan de hand van de hoogte waarop dorpen en steden gelegen zijn. Boven de 4000 meter is het meestal koud (tierra fría), ’s nachts zelfs tot –20°C. Tussen de 2000 en 4000 meter is het gematigd warm tot koud. Tussen de 1500 en 2500 meter is het vaak aangenaam subtropisch weer (tierra templada). Beneden de 1000 meter is het over het algemeen tropisch warm (tierra caliente).
Op de oostelijke bergketen, de Cordillera Oriental, valt de meeste sneeuw en op de lager gelegen delen regen. Op de westelijke bergketen, de Cordillera Occidental, valt zeer weinig neerslag. Door de constante temperatuur(9°C) van het Titicaca-meer heerst er een mild klimaat. In het zuiden en de zuidwesthoek van het land wordt het steeds kouder en kan het ’s winters streng vriezen. In het hoge Andesgebergte is de winter, die van mei tot september duurt, zonnig en droog. Op een hoogte van 4000 meter is het 10-15°C, maar het voelt door de felle zon warmer aan, maar ’s nachts daalt de temperatuur tot onder het vriespunt.
De gemiddelde zomertemperatuur ligt vaak maar enkele graden hoger dan in de winter.
Dit doordat het ’s zomers vaak regent en bewolkt is. La Paz ligt bijvoorbeeld 3658 meter hoog. In januari is de gemiddeld temperatuur 10°C en in juli is die 7°C. Er valt daar een gemiddelde neerslag van 572 mm per jaar.
In de dalen die tussen de in het oosten liggende middelhoge berggebied liggen is het zeer regenachtig en subtropisch warm.
Dit gebied gaat over in valleien (valles*) met minder regen.Enkel in de regentijd van december tot april regent het. In de laagste dalen van het Andesgebergte is het tropisch warm en in de laaglanden heerst een tropisch, vochtig klimaat. Het vriest er nooit, maar het kan wel ineens sterk afkoelen als de Surazo waait, dit is een koele zuidenwind. Ook hier valt de meeste regen in de zomer en dat kan zelfs tot grote overstromingen leiden doordat de rivieren zo’n grote hoeveelheid water niet kunnen verwerken. Concepción ligt op 490 meter hoogte, in januari is de gemiddelde temperatuur 24°C en in juli is dit 20°C. De gemiddelde neerslag is 1141 mm per jaar. Doordat Bolivië op het zuidelijke halfrond ligt, is het bij ons zomer als het daar winter is en omgekeerd.

2 Planten

De Amazonevlakte in het noordwesten bestaat uit tropisch regenwoud, net zoals het moerassige gebied dat in het zuidoosten ligt. In het zuiden ligt tussen de puna- páramo- vegetatie en het llanogebied een streek met Sierra-vegetatie dat wil zeggen doornstruiken en cactussen en in hogere delen altijd groen bos. Het Andesgebied bezit een puna-vegetatie, het llano-gebied bezit een savannevegetatie en de hoogvlakten hebben gedeeltelijke páramo-vegetatie en gedeeltelijke een puna-vegetatie.
In de jungle groeien de steeds zeldzamer wordende mahoniebomen. Verder cacao- en rubberbomen, de bibosí en veel palmensoorten. In ondiepe meren komt de schitterende Victoria Regia voor. Op de Altiplano groeit niet zoveel door de kou en de geringe neerslag: lage struiken, cactussen, vetplanten, mossen en gele graspollen. Opvallend is de yareta, die boven de 4000 meter groeit en honderden jaren oud kan worden. De keñua is een boomsoort die zich zelfs tot 5200 meter hoogte staande kan houden.
De Yungas (oostelijke berghellingen) zijn voor een groot gedeelte bedekt met nevelwouden en verder varens, bergbamboe en uiteindelijk subtropisch bos met orchideeën, bromelia’s en palmen. Onder de reusachtige bomen van het tropisch regenwoud groeien veel kleine bomen en lianen. Op de bodem o.a. varens, begonia’s en paradijsbloemen of heliconia’s.
De meest bijzondere plant van Bolivië is de Puya Raimundi, de grootste vetplant van de wereld met een bloemstengel tot 12 meter lengte. Voordat deze plant bloeit gaan er honderd jaar voorbij. Van de gecultiveerde planten is de aardappel de bekendste. In de Andes komen meer dan 200 soorten voor. Een andere plant die belangrijk is voor de voedselvoorziening is de yuca, die in de laaglanden wordt verbouwd. Ook maïs en quinoa worden voor de voedselvoorziening geteeld.

3 Dieren

De bekendste groep dieren van het Andesgebergte zijn de kameelachtigen, de guanaco, de vicuña, de alpaca en de lama. De guanaco en de vicuña leven in het wild, de lama en de alpaca zijn tot huisdieren gemaakt. Zij worden gebruikt als lastdier en voor het vlees en de wol. De vicuña is een beschermd dier en er leven in Bolivië nog ongeveer 2000 exemplaren.

In het Andesgebergte leven de viscacha, een grote chinchillasoort met een opvallend lange staart, de zeldzame brilbeer of Andesbeer en de condor, een roofvogel met een spanwijdte van drie meter die een grote rol speelt in de Boliviëanse mythologie. Verder nog de rhea, een nandoesoort (struisvogelsoort), en de zeer zeldzame James-flamingo. Veel voorkomende watervogels zijn Andesganzen, ibissen, kluten, futen en meerkoeten. Kolibries en papegaaien komen zelfs boven de 4000 meter nog voor en op grote hoogte leven ook nog bergtoekans.
Zoogdieren in het Andesgebergte zijn o.a. de bergocelot en de poema, de wilde marmot en de armadillo, een gordeldier. De tropische laagvlakte herbergt zeer veel dieren waaronder bekende dieren als de panter, de jaguar, de tapir, de javelí of navelzwijn en de anaconda, een reusachtige wurgslang. Apensoorten die voorkomen zijn brulapen, slingerapen en doodshoofdaapjes. Kleinere zoogdieren zijn neusberen, agouti’s (knaagdier), miereneters, otters en luiaards. In de pampagebieden leven in de rivieren o.a. waterschildpadden, roze zoetwaterdolfijnen en alligators. De capibara is het grootste knaagdier ter wereld. De grote jabira is een ooievaarachtige en is door zijn kleuren een opvallende verschijning. Verder komen in tropisch Bolivië nog hoatzins, sterns, aalscholvers, slangehalsvogels en verschillende soorten ijsvogels voor. Van de vlindersoorten is de grote blauwe morpho de opvallendste, naast prachtige passiebloem- en pagevlinders. In het Titicaca- meer komen zalm, forel en koningsvis of pejerrey voor. De avifauna behoort tot de rijkste ter wereld. Er komen ca. 1200 soorten vogels voor; een merkwaardige kortvleugelige fuut komt alleen maar voor in de buurt van de bergmeren Titicaca en Poopó. Door de tropische harthoutindustrie en het kappen en platbranden voor de landbouw verdwijnen er jaarlijks vele duizenden hectares bos. Maar een klein percentage wordt tot nu toe herbebost. De erosie en de uiteindelijke woestijnvorming vormt een grote bedreiging voor de planten- en dierenwereld. De laatste jaren wordt hier door de regering wel meer aandacht aan besteed. De nationale parken zijn moeilijk te bereiken, maar zouden wel een bron van inkomsten kunnen worden i.v.m. het toerisme.
4 Bevolking

Bolivië telde in 2000 ca. 8.150.000 inwoners. Gemiddeld wonen er ca. 7,5 inwoners per km2. Driekwart van de bevolking leeft in de steden en in de valleien van het Andesgebergte. 56% van de bevolking bestaat uit indianen, 30% uit mestiezen van indiaans/blanke afkomst, 10% van (meest Spaanse) blanke afkomst en 4% zijn negers en van Aziatische afkomst. 60% woont in de steden, 20% meer dan in 1976, dus de verstedelijking neemt in snel tempo toe. De grootste steden zijn La Paz (785.000 inwoners), Santa Cruz (767.000), Cochabamba (449.000), El Alto (446.000), Orura (202.000), de hoofdstad Sucre (145.000) en Potosí (123.000). El Alto, een voorstad van La Paz, is de snelst groeiende stad van Bolivië. De samenstelling van de bevolking verschilt van plaats tot plaats: in La Paz is de helft van de bevolking indiaans en de bevolking van Santa Cruz bestaat voor driekwart uit mestiezen en Europeanen.
De gemiddelde levensverwachting in Bolivië is ongeveer 63,7 jaar. 41,2% van de bevolking is jonger dan 15 jaar; slechts 4,3% is 65 jaar of ouder. Helaas heeft Bolivië de hoogste zuigelingensterfte van Zuid-Amerika; per 1000 levend geboren kinderen stierven er in 2000 in het eerste levensjaar 63,7% van de kinderen. De bevolkingsgroei bedroeg in 2000 1,83%. De gemiddelde levensverwachting is 63,7 jaar.
De Quechua- en de Aymará- indianen zijn het grootst in aantal. Er leven ongeveer 2,5 miljoen Quechua en ongeveer 2 miljoen Aymará in Bolivië. De Aymará leven rond het Titicaca-meer en rond La Paz. De Quechua wonen vooral in de overige gedeelten van het Andesgebergte. In de laaglanden leven veel kleinere indianenstammen zoals de Baures en Moxo- indianen. Een bekende stam is de Guaraní, die in het zuiden van Bolivië leven. Nog maar 30.000 indianen leven zoals ze altijd leefden. De rest is al beïnvloed door de westerse leefwijzen. Nomadische groepen worden bedreigd door houtkap, ziektes en kolonisatie van hun leefgebied. In totaal leven er 32 indiaanse volkeren in Bolivië.
Tot de revolutie in 1952 was er nog een strenge rassenscheiding in Bolivië in bepaalde openbare gelegenheden en stadsdelen. De armoede is zowel op het platteland als in de steden onder de indianen het grootste, hoewel de steeds groter wordende groep stedelijke indianen (cholos) het aanzienlijk beter heeft dan de indianen op het platteland. Mestiezen vormen vaak de middenstand en de hogere functies worden vaak door de blanken bekleed. De negers in Bolivië stammen rechtstreeks af van de slaven die eeuwen geleden uit Afrika gehaald werden. Nazaten van gevluchte Japanse immigranten na de Tweede Wereldoorlog leven voornamelijk in het departement Santa Cruz.

5 Taal

De officiële taal is het Spaans maar het Zuid-Amerikaanse Spaans dat in Bolivië gesproken wordt is qua zinsconstructie en uitspraak afwijkend van het Spaans in Spanje. Typisch voor het Boliviëans is het veelvuldig gebruik van verkleinwoorden. Verder zijn er per streek nog dialectische verschillen. 45% van de bevolking spreekt alleen Spaans. Bijna de helft van de bevolking spreekt naast Spaans nog een van de twee grote indianentalen: het Quechua of het Aymará. Met name op het platteland wordt door de oudere Boliviënen een van deze twee talen gesproken. Een en ander is ook het gevolg van het gebrekkige onderwijs. Het Quechua was de taal van de vroegere Inca-overheersers en wordt nog steeds in alle Andeslanden gesproken, met name in Bolivië en Peru. In alle landen hebben zich echter verschillende dialecten ontwikkeld. De invloed van het Spaans is groot, want veel Quechua-woorden worden op z’n Spaans uitgesproken. Het Aymará wordt met name rond La Paz en het Titicaca-meer gesproken door ca. 2 miljoen indianen. De Aymará-indianen zijn afstammelingen van de Tiwanaku- cultuur die in tegenstelling tot de Quechua hun identiteit wisten te bewaren tijdens de Inca-overheersing. Verder bestaan er nog vele indianentalen, o.a. het Guarani dat nog vrij veel gesproken wordt. Het Engels is nog niet erg bekend en wordt nog maar op weinig plaatsen gesproken. Het Spaans en de indianentalen Aymará en Quechua verschillen natuurlijk enorm. Maar ook de tussen deze twee indianentalen onderling komen grote verschillen voor.
1 ־ uno ־ maya ־ u’luc 2 ־ dos ־ paya ־ iscai
3 ־ tres ־ quimsa ־ quinsa 5־ cinco ־ pe(i)sa ־ phisca
10 ־ diez ־ tunca ־ chunca morgen ־ mañana ־ arumanti ־ tutamanta
morgen ־ mañana ־ arumanti ־ tutamanta zoon ־ hijo ־ yoka ־ churi
zwart ־ negro ־ chiara ־ yana neus ־ nariz ־ nasa ־ senca
hoe oud ben je?־ Spaans: cuantos años tienes?־ Aymará : caucca maranitasa?־ Quechua : Masca huatayoctaccanqui?

6 Godsdienst

Sinds het begin van de twintigste eeuw is er godsdienstvrijheid. Maar pas in 1961 werd de kerk officieel gescheiden van de staat. Ongeveer 95% van de bevolking is rooms-katholiek en ongeveer 1% is protestants. De indianen vermengden hun eigen traditionele pre-Columbiaanse rituelen met het rooms- katholieke geloof. De godsdienstige invloed van het katholicisme op het dagelijkse leven is nog steeds groot, maar de vroegere belangrijke rol in het politieke leven is grotendeels verdwenen.

Naast het katholicisme en het protestantisme komen er nog tientallen andere geloofsbewegingen en sektes voor in Bolivië. In 1994 waren er 64 verschillende stromingen en sektes actief. De Bahai is de grootste groep en verder nog o.a. mormonen, baptisten en Jehova’s. Naast het christelijke geloof en de sektes bestaat er nog steeds het traditionele geloof, hoewel deze twee vaak met elkaar verweven zijn. Ook animistische trekjes komen nog steeds voor en mysterieuze krachten worden vooral aan natuurverschijnselen toegekend. Zo wordt Maria geïdentificeerd met Pachamama, de godin Moeder Aarde.
De curandero of yatiri is een medicijnman die nog steeds een grote rol speelt in het leven van de Boliviaan. Met behulp van kruiden, mineralen en magie kan hij o.a. zieken genezen en voorspellingen doen.

7 Onderwijs

Basisonderwijs is gratis en verplicht voor alle kinderen tussen de zes en de veertien jaar. Recente tellingen wezen uit dat er ongeveer 2300 kleuterscholen en ongeveer 13.000 basisscholen zijn. Er gingen bijna 1,3 miljoen kinderen naar de basisschool en bijna 220.000 naar het voortgezet onderwijs. Hoger onderwijs werd gevolgd door 140.000 studenten. Er zijn universiteiten in La Paz, Sucre, Cochabamba, Oruro, Potosí, Santa Cruz en Tarija. De oudste universiteit van Zuid-Amerika is de San Francisco Xavier in Sucre, gesticht in 1624. De Universiteit van San Andrés in La Paz is de grootste van het land met meer dan 35.000 studenten.
Veel hoog opgeleiden verlaten na het behalen van hun diploma Bolivië en gaan werken in Argentinië of Chili waar veel meer betaald wordt. Engels wordt op middelbare scholen als onderdeel van het vakkenpakket onderwezen. Door de regering wordt het onderwijs gelukkig als essentieel beschouwd voor de sociale en economische ontwikkeling van Bolivië. Eind jaren tachtig kon een derde van de bevolking ouder dan 15 jaar niet lezen of schrijven. Tien jaar later was dat percentage gedaald tot 20%. Begin jaren vijftig ging maar ongeveer 15% van de kinderen naar school. Nu gaat ongeveer 90% van de kinderen naar het basisonderwijs, maar velen haken onderweg toch nog af. In sommige dorpen ontbreekt zelfs nog enige vorm van onderwijs en voornamelijk op het platteland moeten kinderen al op jonge leeftijd helpen in de landbouw en verlaten dan de school.

8 Bolivië onafhankelijk

De macht van de Spanjaarden in Europa en dus ook in Zuid-Amerika brokkelde af doordat Napoleon Spanje binnenviel. Onder de criollo’s, de blanke Zuid- Amerikanen ontstonden al snel verschillende groepen van personen die zich voor de onafhankelijkheid uitspraken o.a. doordat de Spanjaarden de belangen van het moederland steeds voorop stelden.
De belangrijkste was Símon Bolívar (1783- 1830) die samen met zijn maarschalken José de Sucre en José San Martín vanaf 1810 met zijn militaire leger bijna alle Spaanse kolonies bevrijdde. In april 1825 versloeg Sucre de Spanjaarden in Opper-Peru bij de slag van Tumusla en op 6 augustus 1825 werd de onafhankelijkheid van de “República de Bolívar” uitgeroepen. De naam uiteraard als eerbetoon aan de vrijheidsstrijder Bolívar. Later zou de naam Bolívar in Bolivië veranderen.
Bolívar en Sucre waren de eerste twee presidenten van Bolivië. Vele presidenten en regeringen zouden hen opvolgen in dit politiek onrustige land. Tussen 1825 en 1994 vonden er 194 regeringswisselingen plaats, meer dan de helft daarvan waren militaire regeringen (dictaturen). Terwijl ook de rooms-katholieke kerk een grote rol speelde in de binnenlandse politieke aangelegenheden. Ook heeft Bolivië sinds 1825 16 verschillende grondwetten gekend. De mijnen en de gemeenschappelijke landbouwbedrijven kwamen in handen van de blanken waardoor de indiaanse boeren en mijnwerkers als slaven behandeld werden.

8.1 Bolivië verliest veel grondgebied aan buurlanden
Opmerkelijk in de geschiedenis van Bolivië is het verlies van veel grondgebied aan de buurlanden. Sinds de onafhankelijkheid in 1825 is de oppervlakte van Bolivië ongeveer gehalveerd. Zo had Bolivië samen met Peru tot 1884 een groot stuk grondgebied in het noorden van het huidige Chili. Belangrijk voor Bolivië want dat stuk land grensde aan de Stille Oceaan. Beide landen raakten van 1879 tot 1884 in oorlog met Chili en verloren uiteindelijk het gebied aan de Chilenen. Deze oorlog wordt de “salpeteroorlog” genoemd omdat er ook gestreden werd om de rechten op het winnen van zout en koper in het kustgebied. Vanaf die tijd heeft Bolivië geen open verbinding meer met de oceaan. Bolivië mocht nog wel een spoorlijn aanleggen die van La Paz naar de havenplaats Arica liep, waar Bolivië tegen betaling gebruik van kon maken.
Brazilië annexeerde rond de eeuwwisseling in het noorden van Bolivië de rubberstreken van Acre. Ook hier kreeg Bolivië als genoegdoening het recht om een spoorlijn aan te leggen, van Riberalta in Bolivië naar Rio Madeira. Onder het bewind van de presidenten Pando (1899-1904), Montes (1904- 1909 en 1913- 1917) en Villazon (1909-1913) beleefde het land een economische opbloei, doordat de grondstoffen rubber en tin gedurende de Eerste Wereldoorlog op de wereldmarkten hoge prijzen noteerden. In 1917 verbrak Bolivië de betrekkingen met Duitsland, maar het nam niet actief deel aan de oorlog.
Tussen 1928 en 1935 woedden de Chaco-oorlogen tussen Bolivië en Paraguay. Men vermoedde olie in het noorden van Paraguay (Gran Chaco). De oliemaatschappijen Standard Oil Company(Bolivië) en Shell (Paraguay) speelde een grote rol in deze oorlog om concessies. Tienduizenden Boliviënen werden gedood, en het navrante was dat er nooit aardolie in de Gran Chaco gevonden is. De armoede onder de bevolking nam na dit echec toe en er werden nieuwe politieke partijen en vakbonden opgericht. De petroleumindustrie was in die tijd bijna geheel in handen van de Standard Oil Company en de tinmijnen in handen van drie families (Hochschild, Patiño en Aramays). Tot grote economische ontwikkeling of sociale vooruitgang leidde dit echter niet. Eind jaren twintig moest jaarlijks meer dan de helft van het nationale inkomen worden besteed aan het terugbetalen van schulden. Dit leidde in 1936 tot een revolutie.
8.2 Burgeroorlogen, conflicten, stakingen, opstanden
President Toro probeerde een staatssocialisme in te voeren, maar hij stuitte op verzet van de in Bolivië aanwezige buitenlandse bedrijven. Een van zijn opvolgers, generaal Peñaranda werd in 1943 door nationalistische groeperingen ten val gebracht. Tijdens een opstand in juli 1946 werd de opvolger van Peñaranda, Villaroel, door een woedende volksmenigte vermoord. In januari 1947, werd de rechtse socialist Hertzog tot president gekozen. Zijn partij bezat in het parlement geen meerderheid en voortdurend probeerde de Nationalistische Revolutionaire Beweging de macht in handen te krijgen. Deze twisten ontaardden in 1949 in een burgeroorlog, maar door de steun van het leger wist Hertzog zich te handhaven. De opstand werd onderdrukt, maar door de felle kritiek op zijn beleid was Hertzog gedwongen af te treden.
Tijdens de revolutie van 1952 versloeg de nationale garde samen met de mijnwerkers het leger. De macht kwam in handen van Victor Paz Estenssoro. Het leger nam de macht echter in handen voordat hij zijn functie kon aanvaarden. Na een volksopstand van enkele dagen versloegen in april 1952 de volksmilities onder leiding van Hernán Siles Zuazo het leger. Estenssoro werd geïnstalleerd als president en voerde belangrijke sociaal-politieke hervormingen door en maakte een einde aan de macht van enkele machtige families door grote tinmijnen te nationaliseren. In 1952 werd ook het algemene stemrecht ingevoerd en het feodale systeem van grootgrondbezit werd afgeschaft. Alle boeren kregen wat land, maar deze versnippering leidde tot nog grotere armoede onder de boeren en een grotere trek naar de steden.
Bij de verkiezingen van 1956 behaalde de MNR een overweldigende meerderheid van stemmen; Siles Suazo werd president. Opstanden en stakingen waren gedurende zijn bewind aan de orde van de dag en vrijwel constant verkeerde het land in een noodtoestand. De verkiezingen van 1960 brachten Paz Estenssoro weer aan de macht. In 1963 raakte president Estenssoro in conflict met de vice-president, Lechín die ook leider was van de mijnwerkersvakbond. Dit bracht hem het ongenoegen van de mijnwerkers op de hals. Ondanks de vele kritiek op zijn beleid werd Paz Estenssoro in mei 1964 herkozen als president, maar na een opstand van het leger werd de macht in handen genomen door de vice-president, generaal R. Barrientos Ortuño. Tijdens zijn regeringsperiode werd de bekende vrijheidsstrijder Ernesto Che Guevarra gevangengenomen en vermoord omdat men dacht dat hij een boerenopstand aan het voorbereiden was. Barrientos stierf in 1969 en werd opgevolgd door de opperbevelhebber van de strijdkrachten, Ovando.
9 Economie

9.1 Algemeen
Bolivië heeft een gebrekkige infrastructuur, geen uitgang naar zee, een onevenwichtige sociale structuur, slecht opgeleid personeel en zowel binnenlands als vanuit het buitenland wordt er weinig in het land geïnvesteerd. Dit zijn natuurlijk allemaal belemmeringen voor de economische ontwikkeling. Gemeten naar het zeer lage bruto nationaal product (BNP) per hoofd van de bevolking ($ 800 in 1997) is Bolivië een van de armste landen van Latijns-Amerika. De buitenlandse schuld bedroeg in 1999 $5,7 miljard. Tachtig procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens en bij de boerenbevolking op het platteland zelfs 97%. Tot het begin van de jaren tachtig kende Bolivië een periode van langzame economische groei. Dit leidde tot een hyperinflatie (geldontwaarding) van meer dan 11% in 1985.
Een streng bezuinigings- en saneringsprogramma leidde vanaf 1986 tot een geringere inflatie van 7% in 1997, maar ook tot een daling van het levenspeil voor een groot deel van de bevolking. Tussen 1981 en 1988 daalde het BNP per hoofd van de bevolking met 26,3%. Verder zijn er ook nog de illegale inkomsten uit cocaïne, die niet te verwaarlozen zijn, integendeel. Men schat deze inkomsten op ongeveer $600 miljoen per jaar en andere lucratieve smokkelactiviteiten worden geschat op 15% van het BNP. Door het verloren gaan van veel arbeidsplaatsen in de diverse economische sectoren is de werkgelegenheid in de informele sector enorm toegenomen. Een groeiend gedeelte van de bevolking verdient geld met straathandel, schoenen poetsen, loten verkopen, geld wisselen en taxi-rijden met de eigen wagen.
De belangrijkste sectoren zijn de handels-, transport- en dienstensector. De landbouw blijft hier ver bij achter. Officieel is meer dan 20% van de beroepsbevolking werkloos, maar in feite zal dit cijfer veel hoger uitvallen door de verborgen werkloosheid, vooral op het platteland. Men hoopt dat de economische groei aantrekt door o.a. een nieuwe pijplijn voor de export van gas naar Brazilië. Verder worden er nog steeds nieuwe aardgasvelden ontdekt. In september 1998 keurden de Wereldbank en het IMF een pakket van schuldkwijtschelding goed ter hoogte van $760 miljoen. Bolivië is daarmee het tweede land dat kon profiteren van een speciaal programma voor lage- inkomenslanden met hoge schulden. Bolivië is sterk afhankelijk van ontwikkelingshulp. In 1997 ontving Bolivië $588 miljoen aan ontwikkelingsgelden.

9.2 Landbouw, bosbouw en visserij
Ongeveer 20% van het landoppervlak is in beginsel geschikt voor akkerbouw, maar hiervan is slechts 3% in gebruik. In de oostelijke laagvlaktes, in het bijzonder rond Santa Cruz, vinden we grootschalige, industriële landbouwprojecten bedoelt om de export te bevorderen. Daar worden een half miljoen hectares met sojabonen, tarwe, gerst, maïs, zonnebloemen, rijst, suikerriet en katoen verbouwd. De klimatologische omstandigheden zijn daar zo goed dat er twee keer geoogst kan worden. Het lukt echter nog niet om dit goed van de grond te krijgen.
In de berggebieden en op de hoogvlakte wordt veel voor eigen gebruik geproduceerd. Wat overblijft wordt verhandeld of geruild. Belangrijke agrarische gebieden zijn, de Altiplano, (aardappelen, quinoa, gerst en bonen), de Yungas, de noordoostelijke helling van de Cordilleras (tarwe, maïs, bananen, groenten, citrusvruchten, koffie, cacao en coca), de oostelijke Llanos (suikerriet, katoen en rijst) en het tropisch regenwoud (houtsoorten, rubber en kinabast).
Vanaf de jaren zeventig is de van oudsher door indianen verbouwde coca het belangrijkste landbouwgewas geworden. Om in de traditionele behoefte te voorzien is de teelt van coca toegestaan door de regering. De productie van coca overstijgt echter de binnenlandse vraag vele malen. Het overschot wordt gebruikt om cocaïne te maken. In 1984 werd naar schatting 75% van de cultuurgrond gebruikt voor de verbouw van cocaplanten. Ongeveer 300.000 mensen vinden een bestaan door het verbouwen van coca. De illegale handel levert ongeveer de helft op van totale export. Toch kijkt men naar andere manieren om de coca te verbouwen, b.v. als medicinaal product. Ook probeert men de coca plantages te vervangen door lucratieve fruitplantages. Sinds 1987 krijgt Bolivië van de Verenigde Staten financiële steun om het areaal coca te verminderen. Boeren die hieraan meewerken worden financieel gecompenseerd.
De landbouw staat over het algemeen technologisch op een laag peil en de sterke versnippering van het grondbezit, vooral op de Altiplano en in de dalen, vormt nog steeds een groot probleem. Bovendien staan de veelal gebrekkige transportmogelijkheden, de bodemerosie en de extreme weersomstandigheden een verdere ontwikkeling van de landbouw in de weg. Toch werkt in de landbouw ongeveer 45% van de beroepsbevolking.
Veehouderij wordt steeds belangrijker, vooral de zuivelproductie in de buurt van Cochabamba. Verder worden als lastdieren en voor de wol schapen, vicuña's en andere kameelachtigen gehouden op de Altiplano. Runderen en varkens worden vooral gehouden in de Llanos. Het departement Beni spant met ongeveer 1,3 miljoen stuks vee de kroon. Het grootste deel van de vleesproductie is bestemd voor de binnenlandse markt en dan vooral voor de grote steden. In 1996 bestond de veestapel uit ongeveer 6 miljoen runderen, 300.000 paarden, 700.000 ezels en muilezels, 2,5 miljoen varkens, 8 miljoen schapen, 1,5 miljoen geiten en 59 miljoen kippen.
De bosbouw levert hardhout, rubber en kina. Bossen beslaan ongeveer 45% van het totale landoppervlak. De houtproductie bedroeg in 1997 2,3 miljoen m³. Visserijen op het Titicaca-meer en enkele andere meren en rivieren levert een kleine bijdrage aan het voedselpakket. In 1997 werd er in totaal meer dan 6000 ton vis gevangen. Zeevis wordt ingevoerd uit Peru en Chili.

9.3 Mijnbouw

Traditioneel vormde de mijnbouw de basis van de Boliviaanse economie. Tot 1979 was Bolivië na Maleisië de grootste tinproducent ter wereld. Vanaf 1985 daalde de wereldmarktprijs snel en viel de tinproductie tot één derde terug. De verouderde Boliviaanse mijnen zijn door hun lage productiviteit en het lage tingehalte van het erts niet langer rendabel om te exploiteren. Ook de geïsoleerde ligging, het gemis van een eigen haven en de gecompliceerde winning van mineralen en delfstoffen zorgde er o.a. voor dat de winning van zilver en tin niet meer loonde. Vanaf 1985 zijn veel tinmijnen gesloten of geprivatiseerd. Privatiseren betekende in dit geval dat een aantal mijnwerkers voor eigen rekening gingen werken en zo ontstonden er duizenden kleine ondernemers die zich met het winnen van tin, zilver en goud gingen bezighouden. Meer dan de helft van de tinproductie is afkomstig uit de mijnen ten zuiden van Oruro; de mijn van Catavi bij Llallagua is nog steeds de grootste tinmijn ter wereld.
Andere belangrijke minerale delfstoffen zijn lood, zink, koper, antimoon, goud, zilver, wolfram en bismut. De in 1952 opgerichte staatsmaatschappij COMIBOL exploiteerde tot halverwege de jaren tachtig naast de grootste tinmijnen de meeste vindplaatsen van andere minerale ertsen. De export van vaste delfstoffen vormt nog steeds de belangrijkste bron van buitenlandse deviezen.Hoewel de mijnbouw nog steeds de ruggengraat van de Boliviaanse economie vormt, werkt slechts 5% van de beroepsbevolking is de mijnbouw.
Voorts is er winning van aardolie en aardgas. De belangrijkste aardolievelden liggen in de omgeving van Camiri en ten zuiden hiervan tot aan de grens met Argentinië. De staatsoliemaatschappij YPFB heeft alle aardoliewinning onder haar beheer. De belangrijkste winplaatsen van aardgas liggen bij Yacuiba in het zuiden van Bolivië. De winning van aardolie is de laatste jaren sterk verminderd door uitputting van de reserves. De productie is daarom nauwelijks voldoende om aan het binnenlandse verbruik te voldoen. De winning van aardgas is succesvoller. De helft van de jaarlijkse productie van 5 miljard m³ wordt uitgevoerd via pijpleidingen naar Argentinië en Brazilië. In 1998 werden nieuwe grote gasvelden ontdekt waardoor Bolivië nog ten minste gedurende twintig jaar gas aan Brazilië zal kunnen leveren. Begin jaren negentig zorgde de export van gas voor veel van de Boliviaanse exportinkomsten.

9.4 Industrie
De industrie is nog weinig ontwikkeld, het is zelfs de minst ontwikkelde van Zuid-Amerika. De meest duurzame consumptiegoederen moeten worden ingevoerd. Door een gecoördineerd industriebeleid in het kader van het Andespact en door nauwere samenwerking met Brazilië probeert Bolivië het nadeel van een kleine en weinig koopkrachtige binnenlandse markt te compenseren.
De belangrijkste industriële activiteiten zij de drank- en voedselindustrie, smelterijen, metaalindustrie en aardolieraffinaderijen. De belangrijkste industriële centra zijn La Paz, Oruro, Santa Cruz en Cochabamba. De behoorlijk grote energiereserves in de vorm van waterkracht worden nog onvoldoende benut. In het midden van de jaren negentig was het geïnstalleerde vermogen van de elektriciteitscentrales bijna 1000 megawatt. Twee derde van de energie wordt geleverd door waterkrachtcentrales. Grote delen van het land hebben nog steeds geen aansluiting op het lichtnet.

9.5 Handel
De export bestaat voornamelijk uit grondstoffen en wat landbouwproducten. De belangrijkste producten zijn aardgas (12% van de totale exportwaarde), delfstoffen (48%), hout (3,4%) en koffie (2,1%). De (illegale) export van coca in 1995 werd geschat op $600 miljoen en dat is ongeveer net zoveel als de totale legale export. De belangrijkste afnemers zijn de Verenigde Staten (vooral tin en andere metalen), Argentinië (vooral aardgas), Groot-Brittannië, Peru en Colombia. De totale export bedroeg in 1999 $1,1 miljard.
De invoer bestaat vooral uit machines en andere kapitaalgoederen, duurzame consumptiegoederen, grondstoffen en halffabrikaten. In 1999 werd er voor $1,6 miljard aan goederen geïmporteerd. De belangrijkste importpartners zijn de Verenigde Staten, Japan, Brazilië, Argentinië, Chili en Peru. De import en export van goederen gebeurt grotendeels via de havens van Arica en Antofagasta in Chili, Mollendo-Matarani in Peru en La Quiaca aan de Boliviaanse-Argentijnse grens.

9.6 Verkeer en toerisme
De gebrekkige transportmogelijkheden vormen een belangrijk probleem bij de ontwikkeling van Bolivië; in grote delen van het land is het traditionele vervoer per muilezel of lama vaak de enige mogelijkheid.
Het spoorwegnet dat sinds 1964 door de staat geëxploiteerd werd bestaat uit twee gescheiden netten, in totaal bijna 3800 km lang, die verbinding geven met havens in Chili, Peru, Argentinië en Brazilië. Het “hooglandsysteem” is vooral belangrijk voor het vervoer van ertsen naar de kust van de Stille Oceaan, het “laaglandsysteem” is zeer belangrijk voor de ontsluiting van de Oriente, de tropische gebieden. Om deze twee netten met elkaar verbinden zou 480 km nieuwe spoorwegen aangelegd moeten worden. De kosten hiervan bedragen $1,5 miljard, wat natuurlijk veel te veel is voor het arme Bolivië. Door het verouderde spoorwegnet zijn vertragingen van meer dan 24 uur geen uitzondering.
Van het ruim 41.000 km lange wegennet is maar een kwart onder alle weersomstandigheden bruikbaar. De belangrijkste wegverbindingen zijn de weg van Cochabamba naar Santa Cruz en het maar gedeeltelijk verharde deel van de Panamerican Highway die naar de grens met Argentinië loopt. In het kader van de ontsluiting van de tropische gebieden zijn in de jaren zeventig veel ontsluitingswegen aangelegd. Men hoopt in 2010 elf internationale snelwegen gerealiseerd te hebben. Er is verder een zeer uitgebreid net van autobusdiensten.
Bolivië was een van de eerste landen in Latijns-Amerika waar het vliegtuig een belangrijk verkeersmiddel werd. De nationale luchtvaartmaatschappij Lloyd Aéreo Boliviëno (LAB) verzorgt meer dan 40% van de binnenlandse vluchten. Het overige deel van de markt wordt bediend door een reeks van kleine vliegtuigmaatschappijtjes. De internationale luchthaven van La Paz (El Alto) is de hoogstgelegen burgerluchthaven ter wereld (4085 m). Ook Santa Cruz heeft een internationale luchthaven.
Binnenscheepvaart op het Titicaca-meer is van betekenis voor de verbinding met Peru. Ongeveer 14.000 km bevaarbare rivieren verbinden het noorden en het oosten van Bolivië met de Amazone. De belangrijkste rivieren zijn Madre de Dios, Beni, Mamoré, Guaporé, Pilcomayo en Desaguadero. Bolivië mag zeehavens gebruiken in Argentinië en Peru. Pijpleidingen zijn van groot belang voor het vervoer van aardolie en aardgas.
Hoewel het aantal toeristen blijft toenemen (in 1997 375.000) zijn de inkomsten daaruit nog niet van groot belang voor de Boliviaanse economie. De totale inkomsten uit het toerisme bedroegen dat jaar $180 miljoen. Men hoopt het aantal toeristen en de inkomsten uit het toerisme binnen enkele jaren op zijn minst te verdubbelen.

REACTIES

M.

M.

het zijn geen 2 miljoen indianen die aymara praten , dat is tevel

19 jaar geleden

J.

J.

Het land heet geen Bolivie maar Bolivia. Ik heb er ook mijn werkstuk over gedaan en mijn oudoom heeft er 40 jaar gewoond.

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.