Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Doping

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Sectorwerkstuk door een scholier
  • 4e klas vmbo | 3295 woorden
  • 3 augustus 2012
  • 74 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
74 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Inleiding

Dit is een sectorwerkstuk voor het profiel Zorg en Welzijn. Als onderwerp hiervoor is doping en de gevolgen hiervan gekozen. Dit heb ik gekozen omdat het mij interessant leek me te verdiepen in hoe doping werkt en wat er dan gebeurt met de mensen die het gebruiken.

Onderzoek hiernaar heb ik gedaan aan de hand van een hoofdvraag. Deze luidt als volgt:

Wat zijn de gevolgen van doping op het menselijk lichaam?

Deze vraag ga ik uitwerken aan de hand van een aantal deelvragen. Deze luiden als volgt:

  • Wat houdt doping in?
  • Welke verschillende soorten doping zijn er?
  • Waarom gebruiken topsporters doping?
  • Kan je verslaafd raken aan doping?

Aan het einde van het verslag hoop ik de hoofdvraag te kunnen beantwoorden aan de hand van de antwoorden die zijn gevonden op de deelvragen.

Doping

Doping is het gebruik van verboden middelen of methoden om sportprestaties te verhogen. Dit kunnen allerlei verschillende middelen zijn, zoals hormonen of medicijnen. Ook kunnen het methoden zijn waarbij een sportorganisatie van een evenement om de tuin geleid wordt door de sporter.

Er bestaat een organisatie die samen met en op advies van sportbonden regels bedenkt over het gebruik van doping en erop toeziet dat deze worden nageleefd. Deze organisatie heet de Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA). Zij definieert doping als ‘overtreding van de antidopingregels’. Hieronder vallen onder andere het (pogen tot) gebruiken van verboden stoffen of methoden, de (poging tot) gebrekkige medewerking, het (pogen tot) manipuleren en het (pogen tot) toedienen. Elk jaar stelt de WADA een lijst op waarop de stoffen en middelen staan die verboden zijn. Deze lijst is elk jaar vanaf 1 januari van kracht. Er zijn drie criteria om een stof op de lijst te zetten, wanneer een stof aan twee van deze criteria voldoet is dat genoeg om op de lijst te komen. Deze criteria zijn: (mogelijk) prestatiebevorderend, (mogelijk) schadelijk voor de gezondheid en in strijd met de ‘Spirit of Sport’.

Deze criteria hebben er ook mee te maken dat dopingmiddelen die gebruikt worden vaak geneesmiddelen zijn waar nog onderzoek naar gedaan wordt. Het is nog niet helemaal zeker of en hoe ze werken. Daarom is er een risico op ernstige bijwerkingen, zeker bij ongeoorloofd gebruik.

De tweedeling tussen dopingmiddelen ligt in de termen androgeen en anabool. Androgene middelen – het woord zegt het al, want andros is Grieks voor ‘man’ – zorgen voor de in stand houding en verbetering van mannelijke kenmerken, zoals seksuele kenmerken.

Door anabole stoffen kan de spiermassa vergroot worden, ook heeft het een herstelbevorderende werking. Op deze verschillende soorten doping wordt later teruggekomen.

Verschillende soorten doping

Eerder is genoemd dat er een tweedeling bestaat binnen de doping. Deze tweedeling ligt tussen androgene middelen, die de mannelijke kenmerken bevorderen en anabole middelen, die de spiermassa vergroten en de herstelsnelheid bevorderen. Binnen deze twee soorten zijn er heel veel verschillende soorten doping, die hieronder genoemd zullen worden.

Anabolen Steroïden
Door deze doping worden je spieren sneller groter, en heb je sneller herstel van je spieren na zware trainingen. Dit komt doordat deze middelen zorgen voor eiwitaanmaak van de mitochondriën in je lichaam. Spiercellen zijn enerzijds door eiwitten opgebouwd, daarnaast verbruiken zij ook energie in de vorm van eiwitten, waardoor extra eiwitaanmaak handig kan zijn. Doordat ze vooral worden gebruikt om kracht te ontwikkelen komen ze vooral voor bij krachtsporten speerwerpen, kogelstoten en bodybuilders.

Amfetaminen
Deze dopingsoort wordt gebruikt om moeheid tegen te gaan en om het gevoel van honger en dorst af te laten nemen. Bij het gebruiken van het middel wordt moeheid en lusteloosheid tegengegaan, echter wanneer het middel daarna niet genomen wordt, wordt de lusteloosheid die daarna ontstaat groter. Dit middel werkt dus verslavend en kan leiden tot hartklachten, nierproblemen en psychotische stoornissen.

Bètablokkers
Een kenmerk van stress is een verhoogde hartslag. Wanneer dit juist niet gewenst is, zoals bij sporten waar een hoog concentratievermogen vereist is – boogschieten, biljart en moderne vijfkamp – zijn bètablokkers nuttig. Dit zijn middelen die de hartslag vertragen. Bètablokkers kunnen aanleiding geven tot hartklachten en een lage bloeddruk.

Bloeddoping
Bij bloeddoping wordt bij de sporter voor de inspanning of wedstrijd een liter extra bloed toegediend. Dit bloed is zes tot acht weken voor de inspanning afgenomen. Na die tijd heeft het lichaam dat weer zelf aangevuld. Vlak voor de inspanning worden de rode bloedlichaampjes uit het afgenomen bloed gehaald en toegediend, waardoor meer zuurstof kan worden opgenomen. Dit middel kan leiden tot nierbeschadiging, allergische reacties en trombose. Deze soort doping was enige tijd geleden erg populair, bloeddoping kan namelijk niet worden opgespoord. Een ander groot risico is dat het bloed wordt verwisseld met ander bloed, waardoor de sporter kan worden besmet met een ziekte.

EPO (erythropoiëtine)
Dit is een kunstmatige vorm van bloeddoping. Een hormoon zorgt voor een vergrote aanmaak van rode bloedlichaampjes (erytrocyten – vandaar de naam), in rode bloedlichaampjes zit hemoglobine. Hemoglobine kan zuurstof opslaan vanuit de longen. Als er meer rode bloedlichaampjes zijn door een verhoogde aanmaak, is er dus meer hemoglobine en kan de sporter meer zuurstof opnemen. Hierdoor kan hij de aerobe citroenzuurcyclus langer volhouden, waardoor hij minder snel moe wordt en meer kracht kan leveren. Daarom wordt dit middel vooral gebruikt door sporters die lange taken hebben, zoals marathonlopers en wielrenners. Echter een groot risico van EPO is een verhoogd hematocriet. Dit is de verhouding tussen rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplasma. Wanneer de er veel rode bloedcellen zijn, is het bloed dikker, wat tot hartstoornissen kan leiden.

Het sectorwerkstuk gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Cortisonen
Dit zijn stimulerende middelen waardoor je meer uithoudingsvermogen hebt en ontstekingsremmers. Cortisonen worden vooral gebruikt in duursporten. Belangrijke aandoeningen die een sporter kan krijgen door cortisonen te gebruiken zijn, een hoge bloeddruk, diabetes en verlaging van de immuniteit.

Diuretica
Dit middel kan voor veel sporten worden gebruikt. Ten eerste zijn het waterafdrijvende middelen, die zorgen voor snel gewichtverlies. Dit is vooral handig voor boksers, zwemmers en vechtsporters. Ook zorgen ze ervoor dat het hart wordt ontlast, dat betekent dat je minder snel moe word. Ook zorgen ze ervoor dat de bloeddruk verlaagd wordt. Tenslotte worden ze ook gebruikt als maskerend middel voor andere dopingmiddelen. Diuretica hebben niet veel bijwerkingen. Je kunt er alleen wel hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid en een droge mond van krijgen. 
Als je het middel vaak gebruikt zul je op het laatst geen last meer hebben van de duizeligheid en de droge mond. Er zijn verschillende soorten Diuretica, de belangrijkste soorten  zijn: bumetanide, furosemide, mersalyl, mannitol en chloortalidon.

Groeihormonen
Groeihormonen hebben een anabole werking, ze verhogen het vervoer van aminozuren door het lichaam en zorgen er voor dat de spiermassa groter word. Omdat ze sporters vooral veel kracht geven worden ze gebruikt in krachtsporten, zoals gewichtheffen en bodybuilding. Groeihormonen hebben wel gevaarlijke bijeffecten. Ze kunnen er voor zorgen dat je schedel groeit en dat je handen en voeten groter worden. Ook kunnen ze leiden tot hartziekten, artrose, diabetes en kanker. Ondanks al deze nadelen worden groeihormonen toch nog vaak gebruikt. Dat komt doordat groeihormonen niet opspoorbaar zijn.

Narcotica
Dit verdovende middel werkt op het zenuwstelsel. Ze zorgen ervoor dat er een gevoel van welbehagen komt en werken als een soort pijnstillers. De bekendste van deze middelen is morfine. Morfine geeft de sporter een gevoel van overwinning. Ook heroïne en cocaïne staan op de lijst. Als je deze middelen op het eerst gezicht bekijkt vermoed je niet dat het doping is, het verbetert de prestatie namelijk op zich niet, ze laten je het gevoel van vermoeidheid en pijn vergeten. 
Bij het gebruik van deze middelen ontstaat het gevaar van verslaving en van ademhalingsstoornissen

Probenecide
Dit geneesmiddel is bedoeld voor behandeling van bloedverdikking. Probenecide wordt ook gebruikt om sporen van anabole steroïden te maskeren, zoals gebeurde in de Tour de France van 1988 door de Spanjaard Pedro Delgado.

Gebruik door topsporters

Doping wordt gebruikt door sporters die in korte tijd hun 'sportieve' prestaties willen verbeteren. De voordelen die hieruit voort kunnen vloeien, zoals aanzien, geldelijke beloning of betere contracten, spelen een belangrijke rol. Daarnaast wordt doping ook gebruikt, omdat men denkt 'zonder' geen vooruitgang meer te kunnen maken. Sommige sporters denken dat 'iedereen gebruikt' en dat het er dus bij hoort.

In 2002 deed TNO in opdracht van de Dopingautoriteit onderzoek onder 656 Nederlandse sporters met een A-, B- of High Potential status. Het onderzoek richtte zich op de samenhang tussen sociaalpsychologische determinanten en dopinggebruik. Met andere woorden: wat beweegt een sporter om wel of juist niet te gebruiken? De meeste Nederlandse topsporters bleken dopinggebruik sterk af te wijzen en ook de omgeving (coaches, begeleiders en dergelijke) van de meeste sporters stond er negatief tegenover. In overeenstemming met de uitlatingen van Pat McQuaid bleek dat oudere sporters wat minder afwijzend ten opzichte van doping staan dan de jongere sporters.

De persoonlijke norm (of een sporter doping zélf moreel acceptabel vindt) en de subjectieve norm (in hoeverre hij denkt dat zijn omgeving dopinggebruik accepteert) bleken beide van essentieel belang te zijn in de beslissing van een sporter om wel of geen doping te (gaan) gebruiken. Vaak hangen die normen met elkaar samen, in die zin dat de norm van de omgeving vaak overeenkomt met die van de sporter zelf. Ook bleken zowel de persoonlijke als subjectieve norm nauw gerelateerd te zijn met bijna álle andere factoren die een rol spelen in de overweging wel of niet te gebruiken.

Invloed van de omgeving

Zo beïnvloeden ze de mate waarin een sporter verwacht dat zijn omgeving hem bij dopinggebruik zal steunen en of een sporter denkt dat collega-sporters doping gebruiken. Ook hebben ze invloed op de verwachting van een sporter of betrapt worden zijn imago écht zal schaden en op het vertrouwen dat een sporter in zichzelf heeft om dopingvrij te blijven sporten, óók wanneer hij in een moeilijke situatie terechtkomt. Bijvoorbeeld als de sporter gedurende een periode minder progressie boekt, als een sponsor zich vanwege uitblijvende resultaten dreigt terug te trekken of wanneer de sporter een zware blessure heeft opgelopen en de coach dopinggebruik niet echt afwijst.

Wanneer een sporter dopinggebruik zelf verwerpelijk vindt én zijn omgeving hier ook zo over denkt, zal de eerste stap naar gebruik, ook in lastige situaties, een stuk moeilijker zijn. Het tegendeel is helaas ook waar, zoals te zien is in bepaalde dopinggevoelige takken van sport, waar de heersende ‘dopingcultuur’ er nog steeds voor zorgt dat sporters (en begeleiders!) makkelijker overgaan tot dopinggebruik.

De norm van de omgeving blijkt dus van groot belang. Ploeggenoten, concurrenten, het publiek, sponsors, trainers en begeleiders spelen hierin allemaal een rol. Naarmate een sporter op hoger niveau actief is, is de band met de coach doorgaans nauwer en intensiever, en neemt ook diens invloed op de sporter toe. Deze invloed heeft zowel betrekking op de kennis omtrent doping als op de houding van de sporter.

De persoonlijkheid

Uit onlangs uitgevoerd onderzoek in Duitsland bleek dat ook het trainingsklimaat invloed kan hebben op dopinggebruik. Wanneer de trainingsomgeving van een sporter kil is, men niet met elkaar meeleeft, alleen de prestatie telt en er binnen de groep een sterke concurrentiestrijd heerst, is het risico van dopinggebruik groter. Daar staat tegenover dat sporters die een eigen plek in de groep hebben gevonden, die zich houden aan collectieve regels en weten waar ze in moeilijke tijden kunnen aankloppen voor hulp, beter beschermd zijn tegen dopinggebruik. Uit hetzelfde onderzoek kwam naar voren dat ook de persoonlijkheid van de sporter een factor van belang is. De sporter wiens zelfbewustzijn wordt gestimuleerd, die zelfwerkzaam is, een realistisch zelfbeeld heeft, die groepsdruk kan weerstaan en communicatief vaardig is, is minder snel geneigd doping te gebruiken.

Het moge duidelijk zijn hoe belangrijk de taak van de coach bij dit alles is. Hij bepaalt immers mede de doelen die een sporter stelt en kan het onderling contact tussen de sporters, maar ook de normen en waarden die gelden binnen een trainingsgroep, sterk beïnvloeden.

Het vormen van de persoonlijke norm en andere bovengenoemde eigenschappen vindt vanzelfsprekend niet van de één op de andere dag plaats. De basis hiervoor wordt gelegd bij de jeugd. Als het om dopinggebruik gaat, spelen niet alleen de topcoaches een rol, maar hebben de jeugdcoaches minstens zo’n invloed.

Risico’s en verslaving

Eerder in het hoofdstuk ‘Verschillende soorten doping’ zijn al risico’s van de verschillende dopingmiddelen apart genoemd. Hierin ging het vooral om lichamelijke risico’s, zoals hartproblemen of nierproblemen. Sommige dopingmiddelen nemen echter ook het risico op een psychotische stoornis met zich mee. Dit is een voorbeeld van een geestelijk risico.

Een belangrijk lichamelijk risico van vele dopingsoorten is lichamelijke verslaafdheid. Dit betekent dat wanneer er gestopt wordt met het gebruik er ontwenningsverschijnselen van het lichaam ontstaan. Dat betekent dat je lichaam protesteert en ‘weer doping wil’. Dit kan bijvoorbeeld bij amfetaminen, maar ook bij een stof als alcohol. Beiden staan op de WADA-dopinglijst met verboden middelen. Bij amfetaminen, dat werkt tegen vermoeidheid, wordt je lichaam juist heel lusteloos als je het niet gebruikt en op die manier ‘vraagt’ je lichaam eigenlijk weer om een amfetamine. Een ontwenningsverschijnsel kan ook zweten of hartkloppingen zijn.

Een groot geestelijk risico is geestelijke verslaafdheid. Hierbij verandert er in principe niets aan je lichaam tussen de situatie vóór het gebruik van doping en ná het gebruik van doping. Lichamelijk ben je dan hetzelfde, lichamelijk ben je alleen anders tijdens het gebruik van het middel. Geestelijk voelt het echter alsof je superior bent wanneer je het middel gebruikt. Bij het gebruik gaan je prestaties omhoog en voel je je goed. Wanneer je het middel niet gebruikt, voel je je daarna minder goed en zou je willen dat je je weer zo voelde als toen je het wel gebruikte. Er ontstaat een geestelijk verlangen. Dit kan gebeuren bij anabole steroïden en drugs als cocaïne. Andere middelen die dit veroorzaken kunnen amfetaminen zijn, omdat deze ook voor gewichtsverlies zorgen. Dit is een lichamelijk effect, maar het kan goed voelen om af te vallen. Na dit gebruik valt deze persoon daarna niet meer veel af en kan zich daardoor minder goed voelen. Dit is dus ook geestelijke verslaafdheid, maar met een lichamelijke component.

Interview

Hierbij interview ik Suzanne. Zij is eerstejaars studente Bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit in Groningen en heeft onlangs haar propedeuse hiervoor gehaald. Ik interview haar over  haar ervaringen binnen deze studie en over onderzoeken waarover zij heeft geleerd.

Wat houdt de studie Bewegingswetenschappen precies in?

Binnen deze studie bestaan er drie verschillende thema’s: veroudering, revalidatie en sport. In de bachelor die drie jaar duurt krijg je verschillende vakken over al deze thema’s. In het eerste jaar zijn er vakken zoals fysiologie, neurofysiologie, psychologie, pathologie en motorische controle. In het tweede jaar begin je met bewegingsanalyse-vakken, daarnaast ga je verder met vakken als sportpsychologie en inspanningsfysiologie. In het derde jaar, het laatste bachelorjaar, volg je vakken als neuropsychologie en speciële pathologie. Daarnaast doe je in dat jaar je Bachelor Afstudeer Project. Na de bachelor kan je doorstromen naar de twee verschillende Masteropleidingen, sport sciences en human movement sciences. Die laatste bevat de thema’s veroudering en revalidatie in één.

Welke beroepen kan je na deze studie uitoefenen?

Het is een erg brede studie en het is vrij vaag wat je er nou precies mee kan worden. Over het algemeen worden wij onderzoekers. Verder kan je aan de slag bij een sportinstelling zoals een betaald voetbalclub of bij NOC*NSF. Ook kan je adviseur worden bij het ministerie van sport of bij een bedrijf. Maar eigenlijk hebben alle beroepen wel iets te maken met bewegingswetenschappelijk onderzoek wat je voor de sportinstelling of bedrijf gaat uitvoeren.

Kan je iets vertellen over lopende onderzoeken binnen jouw faculteit?

Zeker! Op dit moment zijn er heel veel onderzoeken gaande. Zo loopt er een onderzoek naar uithoudingsvermogen bij mannen in het handbiken. Dit is een soort rolstoel, maar dan waarbij je jezelf voortdrijft doormiddel van je handen op een soort fiets. Ook zijn er onderzoeken naar de meest optimale vorm van arm- en beenprothesen. Er is een onderzoek naar samenspel in handbal en er zijn meerdere onderzoeken over penalty’s en andere dingen in het voetbal.

Wordt er ook onderzoek gedaan naar doping?

Het lijkt me een logisch onderwerp om over na te denken als bewegingswetenschappers. Het is echter zo dat er binnen de bewegingswetenschappen juist meer onderzoek gedaan wordt naar manieren om zo optimaal mogelijk te bewegen – en dus presteren – zónder doping. Zo is er op de Universiteit van Amsterdam, waar ook een faculteit Bewegingswetenschappen zit, onderzoek gedaan naar de schaatsslag van Sven Kramer. Wat bleek? Als hij de hoek tussen zijn benen 2 graden groter zou maken zou hij 12 seconden sneller kunnen zijn op de 5 kilometer. En dat dus zonder doping, het enige wat hij hoefde aan te passen is de gewoonte. Bij het trainen raak je op een gegeven moment een beweging gewoon. Dit aanpassen kost tijd. Maar dan ben je dus wel uit jezelf sneller!

Wat zijn je ambities? Waar wil je zelf onderzoek naar doen?

Dat weet ik nog niet. Het is zo’n brede studie en na één jaar weet ik nog lang niet genoeg om die keuze te maken. Ik denk dat ik graag onderzoek zou willen doen naar verschillende sporten. Ballet vind ik leuk, of honkbal. In Amerika wordt daar al veel onderzoek naar gedaan. Ik ben benieuwd waar ik op uit kom!

Dat weet ik nog niet. Het is zo’n brede studie en na één jaar weet ik nog lang niet genoeg om die keuze te maken. Ik denk dat ik graag onderzoek zou willen doen naar verschillende sporten. Ballet vind ik leuk, of honkbal. In Amerika wordt daar al veel onderzoek naar gedaan. Ik ben benieuwd waar ik op uit kom!

Conclusie en nawoord

Aan het begin van het werkstuk is de hoofdvraag gesteld. Deze luidde als volgt:

Wat zijn de gevolgen van doping op het menselijk lichaam?

Doping zijn verboden middelen of methoden om de prestaties te verbeteren. De WADA stelt regels op en een lijst met wat niet mag.

Er bestaan twee soorten doping, androgene en anabole doping. Androgene doping zorgt voor in stand houding van mannelijke kenmerken, terwijl anabole doping zorgt voor vergroting van de spiermassa en verhoging van de herstelsnelheid.

Binnen deze soorten bestaan meerdere vormen van doping, zoals bloeddoping, waarbij er gepoogd wordt meer rode bloedlichaampjes te hebben in het bloed ter bevordering van de zuurstofopname. Ook kunnen er hormonen ingenomen worden zoals groeihormoon.

In de topsport wordt er over het algemeen heel negatief gedacht over doping. Toch zijn er veel sporters die het wel gebruiken. Of sporters overgaan tot het al dan niet gebruiken, hangt af van hun eigen mening hierover, maar vooral ook van de mening van hun omgeving, zoals hun coaches.

Doping neemt verschillende risico’s met zich mee. Er zijn lichamelijke risico’s en geestelijke risico’s. Een belangrijk risico is verslaving. Dit kan zich ook in lichamelijke of geestelijke vorm uiten. Bij lichamelijke verslaving merk je dit aan ontwenningsverschijnselen, bij geestelijke verslaving aan het verlangen je weer net zo goed te voelen als je deed toen je de doping nog gebruikte.

Mijn mening

Ik vind doping slecht. Het is misschien cliché en standaard. Maar ik vind dat als je doping nodig hebt om te winnen, dan ben je geen echte topsporter. Topsporters horen de mensen te zijn die zodanig ‘top’ zijn dat zij dingen kunnen die anderen niet kunnen door middel van training en talent. Niet door doping. Daarnaast vind ik dat je jezelf geen gevaarlijke dingen aan moet doen en doping neemt flink wat risico op de gezondheid met zich mee.

Nawoord

Het onderwerp waar ik over schreef vond ik zeer interessant, ik vind het ook boeiend wat ik nu geleerd heb over de verschillende soorten doping. Een hoofdvraag en deelvragen bedenken ging goed en daarna heb ik best wat informatie kunnen vinden over doping.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.