Inhoudsopgave
1. Voorwoord
2. Hoofdvraag en Deelvragen
3. Verantwoording van het onderwerp
4. De Geschiedenis van De Strip: Hoofdvraag en Deelvraag 1
5. De Strip in Europa : Deelvraag 2
6. De Strip in Nederland : Deelvraag 3
7. De Strip van tegenwoordig : Deelvraag 4
8. Er is meer dan alleen maar Strip : Deelvraag 5
9. Bibliografie
Voorwoord
Als je het woord Strip zegt, denk je meteen aan een blad met plaatjes en tekstballonnen. Maar er zit toch meer achter De Strip. In dit werkstuk wordt vooral over de geschiedenis van de strip verteld. Natuurlijk ook over de strip van deze tijd en verdere toebehoren.
Hoofdvraag
Waar en wanneer is de strip ontstaan ?
Deelvragen
1. Hoe liep de Geschiedenis van De Strip?
2. Wanneer kwam De Strip in Europa?
3. Hoe ging het met De Strip in Nederland?
4. Hoe is De Strip tegenwoordig?
5. Hoe wordt De Strip nog meer gebruikt?
Verantwoording van het onderwerp
Ik heb het onderwerp 'De Strip' gekozen, omdat ik zelf strips teken en het interessant vond om wat meer over de Geschiedenis van De Strip te weten.
De Geschiedenis van De Strip
De Strip bestaat om precies te zijn honderd jaar. De vader van De Strip was Richard F. Outcalt die in het jaar 1896 de eerste strip bedacht. Hij werkte voor de New York Journal en had voor elke zondag een cartoon klaar met zijn personage the Yellow Kid. Maar op zondag 18 oktober 1896 kwam hij niet met een cartoon, maar met een verhaal van een aantal plaatjes. Meteen daarna was 'The Yellow Kid' razend populair. Richard wist meteen dat hij iets nieuws had uitgevonden en hij ging voortaan strips maken i.p.v. cartoons. De Strip zorgde er ook voor dat er meer mensen de krant gingen lezen. Niet lang daarna had elke krant in Amerika zijn eigen strip. Dit zorgde er ook voor dat de zondagse stripbijlagen steeds dikker werden. De strips in die tijd hadden slapstick humor. Ze werden bevolkt door kleine zwerfjongens en boze agenten die spotten met de maatschappij, maar er waren ook uitzonderingen. Little Nemo in Slumberland door Winsor McCay was een totaal andere strip. Het ging over een jongen die elke nacht een avontuur in z'n nachtmerries beloofde. Maar aan het eind van de pagina was hij weer wakker. Winsor McCay was ook zeer goed in perspectief tekenen. Elk plaatje was een meesterwerk wat nog steeds nog niet geëvenaard is. 'Krazy Kat' door George Herrison was geen echte doorsnee strip. George maakte vooral gebruik van zeer simpele tekeningetjes. De strip bleef niet alleen bij de zondag. Na de eeuwwisseling probeerden sommige tekenaars voor een bepaalde periode van een aantal dagen, elke dag een strip in de krant te krijgen. Maar toen Bud Fisher in 1907 elke dag een strook op de sportpagina had staan was de dagstrip geboren. Meestal stond er door de weeks een strook in de krant en op zondag een lange aflevering. In de loop van de tijd zagen de tekenaars wel wat in de strook, je kon er namelijk mooie kleine grappen in kwijt. In het jaar 1912 stichtte een zekere Hearst een bureautje op, genaamd International News Service. Hearst had de bedoeling om strips te gaan verkopen aan kranten zodat deze een bredere keus hadden aan strips. Dit had zo'n succes dat er al gauw heel wat meer bureaus verspreid door Amerika waren. Dit groeide uit tot de grootste machthebbers van de Amerikaanse strip. In de jaren dertig en eind jaren veertig haalde de avonturenstrip zijn hoogtepunt. Deze periode word ook wel the Golden Age of Comics genaamd. Strips zoals Tarzan (1929) en Dick Tracey ( 1931 ) zorgden ervoor dat de zondagse bijlagen wel tweeëndertig pagina's dik waren. Ze zorgden ook voor heel wat lezers. Na do WO 2 waren de Gouden Tijden voorbij. Kranten kregen minder papier om te besteden. En de syndicationbureaus kregen ook steeds meer macht. Als je als striptekenaar aansloot bij zo'n bureau had je zware verplichtingen. Je moest flink doorwerken met strips want als je ziek werd, moest er wel een stapel strips klaar zijn. En de contracten waren zo opgesteld dat de bureaus de auteursrechten hadden en niet de tekenaars zelf. En de bureaus waren zo aantrekkelijk dat kranten er niet aan dachten om zelf een striptekenaar in dienst te nemen. Maar er waren ook striptekenaars die voor zichzelf begonnen. Walt Kelly, een voormalig Disney-medewerker, creëerde Pogo ( 1949 ). Het leek op een vriendelijke dierenstrip, maar wie verder keek ontdekte een scherpgerando satire die de spot dreef met toonaangevende politici zoals senator Joseph McCarthy en vice-president Richard Nixon. Ook Charles Schultz met Peanuts (1950 ) begon voor zichzelf. Weliswaar gingen de Peanuts-kinderen met hun grote hoofden zich voortdurend te buiten aan allerlei levensbeschouwelijke bespiegelingen, maar Schultz hield de toon van de strip opzettelijk lichtvoetig dat hij kon uitgroeien tot een wereldsucces. Begin jaren dertig kwam de eerste comic strip ( oftewel comics ) voor het eerst op de markt. Dit waren boekjes die maandelijks uitkwamen met een enkele genre ( bijv. Detective Comics, 1937), Action Comics ( 1938 ) en Walt Disney's Comics and Story's ( 1940 ). In het Boekje 'Walt Disney's Comics and Story's' verschenen vooral de verhalen van alle Disney figuren waaronder de Donald Duck verhalen van Carl Barks, een tekenaar van de Disney Studio's. Barks zorgde er vooral voor dat elk verhaal van Donald ook goed en spannend verliep. Hij ontwierp ook de stad "Duckburg" (ook wel Duckstad ) en alle inwoners zoals Willie Wortel en Oom Dagobert. Hij was vooral gek op verhalen tekenen met Oom Dagobert. Hij had er zoveel gemaakt dat een Amerikaanse tekenaar in deze tijd het levensverhaal van Dom Dagobert heeft gemaakt (Don Rosa ). In het jaar 1938 brachten de tekenaars Joe Schuster en Jerry Siegel een nieuw fenomeen in de stripwereld, de Superheld. Toen ze voor het eerst Superman aan het publiek toonden was hij meteen hun lieveling. Na Superman probeerden vele tekenaars hun eigen superheld te ontwerpen. Elke superheld was bijna onoverwinnelijk en had allerlei superkrachten die de wereld moesten beschermen. In 1939 kwam Bob Kanes met een nieuwe superheld genaamd Batman. Eigenlijk was Batman geen echte superheld. Hij was zo apart omdat hij helemaal geen superkrachten had. Het is een multimiljonair met een jeugdtrauma die met allerlei apparatuur en veel training het kwaad bestrijdt. In de jaren vijftig schreef de psycholoog Frederic Wertham een boek over de strip. Hij schreef dat er veel te veel geweld in stond. Dit zorgde er voor dat uitgeverijen die gespecialiseerd waren in horror, science fiction en realistische oorlogsverhalen de deuren moesten sluiten. De grotere uitgeverijen stelden gedragscode's op zodat tekenaars zeer goed op moesten letten wat ze tekenden. De comics werden steeds bloedelozer en voorspelbaarder dan anders. Toch bleven de comics van de uitgeverijen DC ( Superman, Batman ) en Marvel ( Spiderman, X men ) in produktie. Dit kwam doordat er een aantal mensen de scenario's schreven die zich aan de veiligheidsnormen hielden
De Strip in Europa
In de jaren twintig maakte Europa kennis met De Strip toen een Belgische krant een wekelijkse kinderbijlage had. De tekenaar Herge maakte de strip met Kuifje, de jonge reporter die de wereld afreisde op zoek naar avontuur. Kuifje was na een tijd dan ook 'de Nationale held van België. Eerst was De Strip Kuifje een simpel kinderstripje maar na verloop van tijd pakte Herge het serieuzer en Kuifje kreeg zijn beroemde vorm. Hij maakte soms ook een voorzichtig moppie met de komische figuren zoals kapitein Haddock, professor Zonnebloem en Jansen en Janssen. Eind jaren dertig kwam het eerste maandblad uit in België, 'Robbedoes'. In dit blad tekende vooral jonge Belgische tekenaars. Robbedoes was net zo katholiek en opvoedkundig als Kuifje alleen Robbedoes had meer gevoel voor humor. Franquin's Robbedoes is een jonge journalist met een piccolokostuum aan. Samen met zijn vriend Kwabbernoot en zijn eekhoorn Spip joeg hij op schurken. Ook liet Franquin het publiek kennis maken met de Marsupilamie, een hoogstzeldzaam jungledier met een zeven meter lange staart, die bevriend raakte met Robbedoes. In het stripblad Robbedoes stonden ook de strips van Baard en Kale, Lucky Luke, Johan en Pierewiet en de Smurfen. Franquin verzon ook zijn lievelingsstripfiguur Guust Flater, een kantoorbediende bij het clubblad Robbedoes die liever slaapt en belachelijke uitvindingen maakt dan de post sorteert. Aan het eind van Wo 2 raakte het clubblad Kuifje versleten omdat er gewoon totaal geen humor in zat en alleen maar serieuze strips. Robbedoes bleef echter noch zeer lang in bedrijf dankzij haar nieuwe figuranten zoals De Blauwbloezen, Sammy en Natasja. Dit zorgde er voor dat in Nederland Robbedoes ook heel veel werd gelezen
De Strip in Nederland
De Nederlanders stonden in eerste instantie wat huiverig tegenover de strip. Vooral die tekstballonnen die uit de mond kwamen als een personage wat zei. Dus de eerste Nederlandse striptekenaars schreven hun tekst onder de plaatjes. Begin jaren twintig kwamen de eerste kranten met de strip. Vaak waren dit vertaalde buitenlandse strips en soms wat van Nederlandse makelij. De Nederlandse strip kwam pas goed tot z'n recht toen de Amerikaanse import werd stilgelegd. In 1941 publiceerde Maarten Toonder zijn eerste Tom Poes verhaal in De Telegraaf. Toonder had tijdens de bezetting een strip- en tekenfilmstudio die na de oorlog nog steeds overeind stond. In die studio waren veel tekenaars die met dezelfde stijl Tom Poes of andere verhalen maakten. Deze strips werden ook aan het buitenland aangeboden. In die tijd ontstond ook Eric de Noorman, verzonnen door Hans G. Kresse. Eric was heel anders dan de meeste stripfiguren. Hij werd oud, stichtte een gezin en zijn zoon Erwin nam dan de serie over. In Vlaanderen zaten ze ook niet stil. Ondertussen kwamen zij ook met hun stripfiguren zoals Nero & Co van Marc Sleen, en natuurlijk Suske en Wiske van Willy van der Steen. De Suske en Wiske reeks werd ook behoorlijk beroemd in Nederland en Frankrijk met de bijfiguren zoals de domme maar goede Lambik, de zorgelijke tante Sidonia, de oersterke Jerom en de geleerde professor Barabas. Eind jaren vijftig ging de Nederlandse krantenstrip achteruit. De Toonder studio's waren niet zo produktief meer. Toch was juist dit de tijd waarin Maarten Toonder het belangrijkste monument van de Nederlandse krantenstrip was. Tom Poes was steeds verder gegroeid en Olievier B. Bommel kreeg ook al een belangrijke rol in de strip. Hij overrompelde Tom Poes en werd de Nederlandse stripfiguur. Ook had hij de hoofdrol in de enige Nederlandse avondvullende tekenfilm: 'Als je begrijpt wat ik bedoel '. Ongekende hoogten bereikte hij met het allerlaatste verhaal Einde van Eindeloos dat eindigde met een eenvoudige doch voedzame maaltijd, als je begrijpt wat ik bedoel. Ook in Nederland kwamen de comics op de markt met Nederlandse strips. Zo zat bij Katholieke Illustratie elke week Okkie, en het Algemeen Dagblad ondersteunde Doe Mee en Panorama bracht Sjors; Donald Duck kwam ook in Nederland met zijn weekblad Donald Duck, een vrolijk weekblad. Eerst stonden er Amerikaanse strips in van Carl Barks. Maar na een tijd begonnen Nederlandse tekenaars ook Donald Duck strips te tekenen. Al ruim veertig jaar is de Donald Duck nog het meest gelezen jeugdblad van Nederland. Na een tijd in de Panorama te hebben gestaan ging Sjors op eigen benen verder. Hij was voorzitter van de Rebellenclub en zat de boze buurman de hele tijd dwars. Hij kreeg ook zijn eigen maandblad, Sjors. Eerst tekende Frans Piet Sjors, hij had Sjimmie nog niet verzonnen. Later nam Jan Kruis ( van Jan, Jans en de kinderen in de Libelle ) de stripreeks over en maakte van Sjors en Sjimmie twee eigentijdse jongelui. Kruis verzon ook de Kolonel en Sally die samen met Sjors en Sjimmie op Schiermeeuwenoog gingen wonen. En het stripmakerstrio Robert van der Kroft, Wilbert Plijnaar en Jan van Die tekenen nu de strip. Nu volgt het tweetal de mode op de voet en ze krijgen vaak last met de maatschappij. In het jaar 1962 kregen Sjors en Donald Duck gezelschap van het blad Pep, naar het voorbeeld van de Brusselse bladen Robbedoes en Kuifje. Pep publiceerde Kuifje, Lucky Luke en het Franse Asterix. Ook vormde Pep een kweekschool voor jonge Nederlandse tekenaars en werd de opvolger van de Toonder Studio's. Vele Peptekenaars ontwikkelden zich tot uitstekende stripmakers. Martin Lodewijk begon in 1966 met Agent 327, geheim agent bij de binnenlandse veiligheidsdienst, een soort collega van James Bond. Ook De Generaal van Peter de Smet sloot zich bij Pep aan. Toen tijdens de oliecrisis in 1973 de oplagen van Sjors en Pep daalden besloot uitgever VNU de tijdschriften samen te voegen. In 1975 kwamen de beste strips van beiden in een blad, Eppo. En er kwamen weer nieuwe strips in het blad, zoals Franka van Henk Kuijpers. Kuijpers zorgde er voor dat hij alles haarscherp van de realiteit tekent, iets waar de overleden Herge trots op zou zijn. De Engelse Trigie-tekenaar Don Lawrence schilderde voortaan de nieuwe serie Storm. Dankzij de scenario's van Martin Lodewijk werd dit de klapper van het tijdschrift Eppo. Maar na een tijd verloren veel tijdschriften, waaronder Eppo, lezers dankzij de TV en de spelcomputer.
De Strip van Tegenwoordig
Begin jaren negentig begon het stripblad Sjors zijn naam te veranderen in Sjors en Sjimmie, kortgezegd Sjosji. Sjosji is fel, snel en blits en brengt veel humorstrips zoals Dirk-Jan die eeuwig in strijd is met de kabouters, Trix, Heinz en Spekkie Big. De strip is wel een beetje veranderd, hij is niet alleen meer voor de jeugd maar ook voor volwassenen. Tegenwoordig zijn er ook vele strips voor volwassenen, zogenaamde stripromans. Vaak is het veel tekst en een paar plaatjes, er zijn totaal geen tekstballonnen. Er is een strip die voor alle leeftijden is, namelijk Asterix. Een kind dat Asterix leest, lacht om de leuke tekeningen van de grappige vechtpartijen en doodsbenauwde Romeinen van Albert Underzo. Een volwassene die Asterix leest, lacht om alle dubbele bodems en satire en woordgrappen. Goscinny maakt de scenario's zo, dat iedereen er plezier van heeft. Na verloop van tijd begonnen stripmakers van verschillende stripbladen te zeuren over de regels van de tere kinderziel. Dus ontstond er in het jaar 1974 een nieuw stripblad dat De Vrije Ballon heette. Tegenwoordig zijn er veel stripmakers die gewoon vrijer strips maken zonder allerlei nette taal. Een goed voorbeeld zijn de tekenaars Gerrit de Jager en Wim Stevenhagen met hun stripreeks De Familie Doorzon, Theo van den Boomgaard met Sief van Oekel en Hein de Kort met Eric Schreurs met hun reeks Jean Pierre. Schreurs was ook geobsedeerd op alles wat vies is en maakte later de strip Joop Klepzeiker. Ook Hanco Kolk begon zijn stijl te veranderen, eerst was het zeer uitgebreid Gilles de Geus en nu veel simpelere stijl voor Inspecteur Netjes en Meccano. Peter de Wit kwam ook met De Familie Fortuin, ook hij tekent met zeer simpele stijl ( dat is tegenwoordig in ). Samen hebben de Wit en Kolk een stripteken cursus geven bij Teleac
Er is meer dan alleen maar Strip
Striptekenaars maken niet alleen maar strips. Het kan wel eens zijn dat een bedrijf een stripmaker vraagt of hij een reclame- of campagne tekening wil maken. Martin Lodewijk was vroeger ook reclame-illustrator. En natuurlijk werken veel stripmakers mee met de post, ze ontwerpen postzegels. Vanaf de Yellow Kid hebben verscheidene stripmakers postzegels ontworpen. Amerikanen, Fransen, Belgen en sinds 1996 ook Nederlandse stripfiguren. Tom Poes en Ollie B. Bommel zijn de allereerste Nederlandse figuren die op de postzegel stonden. In het jaar 1997 zijn er nieuwe postzegels van Suske en Wiske uitgekomen.
Bibliografie
Boek : In strip gevat. Een eeuw beeldverhaal
Het stripboek : Het levensverhaal van Oom Dagobert, 'de jonge jaren van een steenrijke eend' episode 1.
REACTIES
1 seconde geleden
S.
S.
Hoi! Voor het tijdschrift Pauze ben ik op zoek naar middelbare scholieren die strip tekenen. Ik zag toen deze scriptie en vroeg me af of jullie mij zijn emailadres kunnen geven zodat ik een interviewtje zou kunnen doen. Alvast bedankt!
18 jaar geleden
Antwoorden