Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Is het plakken van etiketten op kinderen aanvaardbaar?

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • 4e klas havo | 10511 woorden
  • 5 juli 2004
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
38 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding Wat in een samenleving kan en niet kan is voor een groot deel in wetgevingen vastgelegd. Alles wat niet is vastgelegd in wetgevingen, maar wel vraagtekens oplevert of het kan of niet valt onder ethiek. Ethiek heeft dus te maken met normen en waarden (dat doe je niet). Mensen worden al vroeg in hun opvoeding geconfronteerd met allerlei regels en normen voor hun gedrag; hen worden allerlei waarden voorgehouden waarvan verwacht wordt dat zij ze respecteren en na streven. Die waarden, normen en regels zijn echter niet overal hetzelfde. Zelfs binnen een en dezelfde cultuur bestaan soms grote verschillen tussen de leefwijzen en normen van verschillende groepen en standen. Ethiek is dus cultureel én tijdsgebonden. In ethische afwegingen maken we veelal een selectie uit de normen en waarden die binnen die systemen gelden. Een ethische analyse kan die selectie van die waarden en normen ophelderen en verantwoorden naar andere mensen. Ethiek is gericht op het handelen en het vaststellen van normen en waarden als basis voor het gedrag. De gekozen ethische uitgangspunten zouden tot uitdrukking moeten komen in het handelen van mensen. In de ethiek probeert men uitspraken te doen over hoe men zou moeten behoren te handelen. Dit lijkt eenvoudig, maar dat is het niet. Er is geen eenduidige opvatting over wat goed en slecht is, zeker niet met betrekking tot opvoeden of opleiden. Wat de één goed vindt, vindt een ander weer niet goed en omgekeerd. Het is belangrijk dat een hulpverlener zich bewust is van de ethische dimensie van zijn handelen. Naast vakbekwaamheid en deskundigheid verwachten cliënten van de pedagoog dat ze respect, verantwoordelijkheidsgevoel en inlevingsvermogen tonen. Zoals al gezegd, spelen binnen ethiek waarden en normen een belangrijke rol. Drie waarden die ik erg belangrijk vind, zijn rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid en respect voor autonomie. Ik denk dat onder andere deze drie waarden nodig zijn om optimaal te kunnen functioneren. Rechtvaardigheid is volgens Aristoteles de moed om ieder het zijne te geven. Rechtvaardigheid houdt in dat alle mensen over zelfde hoeveelheid goederen en diensten kunnen beschikken, en dat voor alle mensen dezelfde regels en wetgeving gelden en dat aan de basisbehoeften van alle mensen is voldaan. Alle mensen moeten gelijke kansen hebben om zich te ontplooien en een prestatie te leveren. De mate waarin iemand over meer goederen kan beschikken dan een ander, is evenredig met zijn persoonlijke prestaties. Verantwoordelijkheid betekend de gevolgen van je daden aanvaarden. Verantwoordelijkheid houdt in dat iemand voorafgaand aan een beslissing nagaat welke de consequenties de verschillende alternatieven hebben en vervolgens kiest voor het alternatief dat voor iedereen of op de lange termijn het meest gunstig is. 'Bezint eer gij begint' is een oproep tot verantwoordelijkheid. Uit het artikel 2 ‘Het goede leven’ uit de reader kwam ik de volgende uitspraken tegen die ik hier graag als aanvulling wil gebruiken: “Uitgaan van onze vrijheid en deze niet door smoesjes trachten te verbloemen. Daarmee dus beseffen dat we verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de gevolgen van onze daden.” “Als je erop let, zul je merken dat de wereld om ons heen talloze mogelijkheden biedt om de verantwoordelijkheid af te schuiven. Alles wat misloopt lijkt de schuld van de omstandigheden, van de maatschappij waarin we leven, van het kapitalistische systeem (ik ben nou eenmaal zo!), van feit dat ik niet goed ben opgevoed (of te veel verwend), van de reclamespots op de tv, van de verlokkingen in de etalages, van de onweerstaanbare en foute voorbeelden.” “Verantwoordelijkheid betekend de gevolgen van je daden aanvaarden.” “Verantwoordelijkheid is weten dat elk van mijn daden mij vormt, mij definieert, mij uitvindt. Bij het kiezen van wat ik wil doen verander ik geleidelijk.” Persoonlijke autonomie verwijst naar persoonlijke zelfbepaling van een individu. ‘Het is mijn keuze’ of ‘Ik bepaal zelf wel wat ik wil of doe’ zijn uitingen van die individuele autonomie. In de Nederlandse cultuur gaat het er vaak om dat de persoonlijke autonomie wordt onderhouden, gerespecteerd en gewaarborgd. Er wordt vaak gespreken over een recht op zelfbeschikking en zelfbepaling: mensen hebben het recht tot het maken van vrije keuzes zonder dat anderen zich in die keuzes mengen. Het respect voor autonomie betekent dan zoiets als het recht op vrije keuze en controle. Voorondersteld aan dit recht is, dat mensen ook het vermogen hebben tot het maken van vrije keuzes. Bij ontstaan van (menselijke) samenlevingen ontstaan ook ethische vraagstukken. Aan de hand van één zo’n vraagstuk zou ik graag willen concretiseren wat ethiek is. Het vraagstuk dat ik hiervoor gekozen heb is: Is het plakken van etiketten op kinderen aanvaardbaar? Het perfecte kind Aanleiding tot het onderwerp van dit essay is de enorme toename van ‘modische diagnoses’ zoals psycholoog Martine Delfos diagnoses als ADHD en hoogbegaafdheid omschrijft. In de media kom je regelmatig berichten, artikelen en programma’s tegen over dit onderwerp en ook in het onderwijs loop je er vaak tegen aan: ouders die een etiket op hun kind geplakt willen hebben. Ook op mijn stage merk je dit, in elke groep zitten wel een aantal kinderen die een etiket opgeplakt hebben gekregen of waar ouders en leerkracht bezig zijn een etiket op te plakken. Soms omdat de ouders dit wilden en soms omdat de school dit noodzakelijk vond. De redenen waarom ouders dit willen lijken erg uiteenlopend te zijn. Sommige ouders willen erkenning voor hun problemen en voor de problemen van hun kind. Andere ouders willen een ‘perfect kind’ hebben en als hun kind niet perfect is, wordt er wel iets verzonnen waardoor het alsnog die kwalificatie kan krijgen. Weer andere ouders willen een excuus voor het gedrag van hun kind en/of hun mogelijke eigen falen. En er zijn natuurlijk ook nog ouders, die gewoon willen pronken met hun kind: “mijn dochter is hoogbegaafd”. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van redenen waarom ouders zo’n etiket op hun kind geplakt willen hebben. Er zijn verschillende mogelijke oorzaken voor de toename aan diagnoses als ADHD en hoogbegaafdheid. Kinderpsychologe dr. Martine Delfos maakt zich ernstig zorgen over het overgevraagde kind. Er is een grote toename van ‘modische diagnoses’ als hoogbegaafdheid, autisme, ADHD. Over ADHD zegt zij: “Tachtig procent heeft het niet, maar is druk vanwege de drukte van deze tijd.” Micha de Winter schetst dat het kind het privé-project van ouders is geworden. Als één de oorzaken ziet hij de individualisering van de maatschappij. Ouders voelen zich de enige verantwoordelijke voor de opvoeding, het gebeurd niet meer door het hele dorp, zoals vroeger. En zoals nu in een groot aantal landen nog steeds gebeurt. Misschien dat dit op een aantal ouders een (nog) grotere druk legt om hun kind goed op te willen voeden. En dat de druk om onder de verantwoording uit te komen dus ook toeneemt. Een andere oorzaak die De Winter noemt is dat veel ouders hun kind bijzonder vinden. Zo bijzonder dat er een etiket ‘hoogbegaafd’ op moet. En als ze het niet voor elkaar krijgen, willen ze een second opinion om vooral hun zin te krijgen. Het zijn veeleisende ouders. Hun kind moet niet naar de havo, maar naar het vwo. ”We zijn anders tegen kinderen gaan aankijken”, zegt Micha de Winter, pedagoog en hoogleraar Kinder- en Jeugdstudies in Utrecht. De kern: “Ouders zoeken steeds vaker naar een vorm van etikettering voor hun kinderen, van wie ze vinden dat die bijzonder moeten zijn”. José van der Sman noemt in een Elsevier-artikel de ontkerkelijking als andere oorzaak voor het streven naar perfecte kinderen. Vroeger zagen ouders hun kind als “een geschenk van God”, die je in liefde hebt te aanvaarden zoals ze zijn, met al hun goede en slechte eigenschappen. Als God het ene kind slim afleverde en het andere kind dom, dan had Hij daar waarschijnlijk Zijn redenen voor. Het was niet aan de mens om Zijn werk te beoordelen, laat staan te corrigeren. Tegenwoordig ‘nemen’ de meeste ouders zelf hun kinderen, ze zien kinderen niet meer als een geschenk, laat staan een geschenk van God. Door die autonomie zijn ze zelf verantwoordelijk voor het leven dat zij geschapen hebben. Dat leven is dus maakbaar. De omgeving waarin het kind opgroeit, heeft ook grote invloed. “Als een kind met zo'n aangeboren risico opgroeit in een gezin vol chaos en ruzie is de kans op ADHD groot. Als-ie opgroeit in een milieu waar men beschikbaar is voor het kind, is de kans op de handicap veel kleiner”, zegt de Utrechtse hoogleraar kinderpsychiatrie prof. dr. H. Van Engeland. “Van belang zijn: goede structuren, niet te veel informatie tegelijk en trainen op remming van gedrag, op inhibitie. ‘Nee' moet echt ‘nee' zijn. De ouders moeten ook niet bij iedere mislukking gelijk op het kind gaan kankeren.” Sergeant (hoogleraar klinische neuropsychologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en oprichter van het 'European Network on Hyperkinetic Disorders') vertelt hoe cultuur kan leiden tot een absurd hoog aantal ADHD-diagnoses, hij geeft hiervoor een voorbeeld uit een schoolsituatie: “Chinese psychologen in Hong Kong, die helemaal westers waren opgeleid, gingen daar kijken hoeveel kinderen ADHD hadden, met vragenlijsten op scholen et cetera, en een kwart van de kinderen bleek ADHD te hebben! Maar als je in de klas ging kijken was er niks aan de hand. Want de normen op school zijn daar zó hoog dat als een kind maar even opzij keek, de leraar al vond dat-ie aandachtsproblemen had.” Ouders willen zó graag hun kinderen goed opvoeden. Maar psychologen waarschuwen voor ouders 'die er altijd maar bovenop zitten'. En die liever naar de dokter gaan dan dat ze accepteren dat ze geen 'perfect kind' hebben. Volgens een artikel van het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP) willen ouders een bijzonder kind en kinderen willen normaal zijn. Doen ouders hun kind te kort door elk gedrag dat ook maar een beetje afwijkt van het beeld dat ouders hebben, ongewoon te noemen en er daarom een etiket op te willen plakken? En loop je door het plakken van etiketten als ouder, leerkracht, arts, psycholoog, … niet weg voor je eigen verantwoordelijkheden bij de opvoeding van een kind? Is het plakken van een etiket schadelijk voor het kind? Belemmert het plakken van etiketten de eigenheid en het functioneren van het kind? En zo zijn er nog vele andere vragen. Kortom: is het plakken van etiketten op kinderen aanvaardbaar?
Is gewoon kind zijn niet meer goed genoeg? Een normaal kind lijkt niet meer genoeg te zijn - trouwens: wie kan nog zeggen wat 'normaal' inhoudt? Verschillende psychologen en pedagogen constateren dat ouders hun kinderen zó graag goed willen opvoeden. Psychologen waarschuwen voor ouders 'die er altijd maar bovenop zitten'. En die liever naar de dokter gaan dan dat ze accepteren dat ze geen 'perfect kind' hebben. Een etiket maakt een kind bijzonder. En: “ouders willen een bijzonder kind” meldt een artikel van het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP). Ook zijn er ouders die niet willen inzien dat het mogelijk aan henzelf ligt. Veel ouders vinden hun kind zo bijzonder dat er een etiket ‘hoogbegaafd’ op moet. En als ze het niet voor elkaar krijgen, willen ze een second opinion. Want ze willen hun zin hebben. Het zijn veeleisende ouders, volgens De Winter, hun kind moet niet naar de havo, maar naar het vwo. ”We zijn anders tegen kinderen gaan aankijken”, zegt De Winter. De kern van wat hij zegt: “Ouders zoeken steeds vaker naar een vorm van etikettering voor hun kinderen, van wie ze vinden dat die bijzonder moeten zijn”. Dr. Marga Akkerman, kinder- en jeugdpsycholoog, zegt verder: “Op de basisschool zeggen ouders bij leerproblemen nog 'al wordt hij vuilnisman, als hij maar gelukkig wordt'. Dan denk ik al 'ja, ja…' Als een kind dan 'tegenvalt' en echt vuilnisman dreigt te worden, zoeken ze toch een andere verklaring. Maar al breng je het nog zo positief, ze voelen het aan als ze je teleurstellen. Maar je moet het niet omkeren en ze als heel bijzonder aanmerken.” Behalve dat veel ouders hun kind bijzonder vinden, is ook de rol van het kind in de afgelopen twee eeuwen veranderd. Delfos vertelt dit in een artikel op de site van het NIP. Vanaf de 19de eeuw hebben achtereenvolgens de man, de vrouw en de adolescent centraal gestaan in de maatschappij. Sinds het eind van de 20ste eeuw staat het kind centraal. Kinderen vervullen niet langer een economische behoefte (zorg voor de oude dag), maar vooral een psychologische en emotionele behoefte. Ouders willen dat kinderen een afspiegeling zijn van hun succes en leggen daarom een grote druk op hun kind om succesvol te zijn. Een kind moet behalve gelukkig ook creatief, intelligent, evenwichtig, ondernemend en tegelijkertijd gehoorzaam en rustig zijn. En sinds dat het kind centraal staat, neemt het aantal diagnoses van afwijkend gedrag bij kinderen enorm toe. Dat de positie van het kind veranderd is, is ook de mening van Akkerman. De gezinnen worden steeds kleiner en daardoor veranderd de positie van het kind. In het programma Bij Ons Thuis zegt zij tijdens de uitzending van 29 maart 2003: "Het is echt iets van deze tijd dat ouders hun kinderen behandelen als prinsjes en prinsesjes. 'Als het kind maar gelukkig is'. Er is veel meer aandacht voor de kinderen, maar de kinderen fungeren anderzijds ook als 'visitekaartje’ van de ouders. Ieder kind moet lukken, er mag niets aan mankeren.” Hoogleraar kinder- en jeugdstudies van de Universiteit van Utrecht Micha de Winter deelt de mening van Delfos wat betreft de druk die ouders op hun kinderen leggen. Volgens De Winter streven veel ouders ernaar om bij hun kinderen het onderste uit de kan te halen. Het kind moet continu presteren, bij schooltests, tweetalig vwo, muziekles, hockey, ballet. Wanneer het kind niet aan dit ideaalbeeld voldoet, dan verschuilen de ouders zich achter een (medisch) etiket, bijvoorbeeld ADHD of hoogbegaafdheid. Zij kunnen het immers niet helpen dat hun kind niet perfect is of dat de opvoeding faalt; hun kind heeft een afwijking. Midas Dekkers, cynicus, publicist en bioloog, denkt dat het verschijnsel van etiketten plakken voortkomt uit angst: "Iedereen die kinderen opvoedt is doodsbang dat het verkeerd afloopt. Dat begrijp ik op zich wel, want je laadt me toch een hoop verantwoordelijkheid op je schouders als je voor kinderen kiest! Als het dan niet gaat zoals je dacht dat het zou moeten gaan, krijg je al snel een schuldgevoel. Je vraagt je af 'wat heb ik fout gedaan?'. Dat schuldgevoel moet worden weggewerkt, koste wat het kost. Daar zijn allerlei recepten voor. Je kunt het kind zelf de schuld geven, de dokters of de maatschappij, noem maar op." Is het plakken van etiketten op kinderen aanvaardbaar? Of het plakken van etiketten op kinderen ethisch gezien aanvaardbaar is, valt vanuit verschillende invalshoeken te bekijken. De belangrijkste invalshoek is in mijn ogen die van het kind. Dat is tenslotte degene waar het om draait. Ouders en gezin spelen natuurlijk ook een belangrijke rol. Andere mensen en groepen die er mee te maken hebben zijn de omgeving van het kind, leerkrachten, vriendjes en vriendinnetjes, de maatschappij en artsen en hulpverleners. Al deze invalshoeken worden stuk voor stuk behandeld, te beginnen met die van het kind. Er zijn veel verschillende etiketten die op een kind geplakt kunnen worden en bij al deze etiketten zijn de gevolgen verschillend. Hierom heb ik er voor gekozen om maar twee etiketten te gebruiken om mijn standpunten met voorbeelden toe te lichten. De twee etiketten waar ik voor gekozen heb, zijn ADHD en hoogbegaafdheid. De keuze voor ADHD en hoogbegaafdheid heb ik gemaakt, omdat deze twee etiketten op dit moment zeer actueel en discutabel zijn. Kind Een etiket opgeplakt krijgen/hebben heeft voor een kind zowel voor- als nadelen. Etiketten zorgen voor begrip
Een kind heeft ook het recht op te groeien in een geest van saamhorigheid, begrip, vriendschap en gerechtigheid onder de volken. Soms is dat begrip ver te zoeken Een kind wat ADHD heeft of hoogbegaafd is, voelt zich door zijn of haar omgeving vaak onbegrepen. En een etiket kan heel wat van dit onbegrip wegnemen, waardoor er weer plaats komt voor het kind zelf. Ook wordt de toegang tot hulp en voorzieningen met etiket makkelijker. En wanneer het nodig is, heeft een kind met etiket recht op aangepast onderwijs, extra hulp, enzovoorts. Lotgenotencontact
Een ander voordeel van een naam voor je probleem is dat je contact kunt zoeken met andere mensen met hetzelfde etiket. En veel mensen ervaren contact met lotgenoten als prettig en zinvol. Ook kan je gaan lezen over de diagnose. Makkelijker communiceren
Buiten dat een etiket zorgt voor erkenning, herkenning, respect en begrip communiceert ook makkelijker wanneer iets een naam heeft. Of je nou zegt “ik heb last van vergeetachtigheid, moeite met details, ik raak vaak spullen kwijt, raak snel afgeleid door andere dingen, ik doe altijd van alles tegelijk, ik kan niet blijven luisteren, ik doe dingen, zonder eerst na te denken, ik ‘flap dingen eruit’, ik heb altijd een gevoel van onrust in het lijf, ik kan niet stil zitten, ik moet continu bewegen” of je zegt “ik heb ADHD”. De verschijnselen blijven hetzelfde, maar het praat een stuk makkelijker. Nadeel is wel dat niet iedereen een juist beeld heeft van ADHD en hoogbegaafdheid. ADHD wordt in de volksmond vaak ‘Alle Dagen Heel Druk’ genoemd, terwijl het meer is dan dat. En van kinderen die hoogbegaafd zijn, wordt verwacht dat ze op alle gebieden, behalve op het sociale en lichamelijke gebied, perfect zijn. Of er wordt verwacht dat elk kind met een etiket precies hetzelfde is als een ander kind met datzelfde etiket. Ze hebben toch hetzelfde?! Terwijl geen enkel kind hetzelfde is, ook kinderen met bijvoorbeeld ADHD niet. Kortom een etiket kan zelf ook voor verwarring zorgen. Etiketten nodig voor het bieden van passende hulp
Wanneer een kind echt ADHD heeft of hoogbegaafd is, is een goede diagnose erg belangrijk. Kinderen en gezinnen kunnen dan begeleid worden. Ouders kunnen hulp en steun krijgen bij de aanpak van hun kind, wat de emotionele ontwikkeling van het kind en het gezinsfunctioneren ten goede komt. Volgens de Stichting Integratie Gehandicapten (SIG) heeft de diagnostiek en hulpverlening aan ADHD-kinderen zijn nut bewezen. Eventueel kunnen er medicijnen zoals Ritalin voor geschreven worden. Al kan daar dan weer de kanttekening bij worden geplaatst of het goed is om het gedrag van een kind te onderdrukken. En voor wie dat goed is; voor het kind of voor de omgeving. Het gedrag wat hoogbegaafde kinderen kunnen vertonen wanneer zij niet voldoende uitgedaagd worden kan doen denken aan andere stoornissen, bijvoorbeeld autisme of een stoornis in de sociaal-emotionele ontwikkeling. Door dagdromen, voortdurend pushen van leerkrachten om zich aan te passen aan de leerbehoeftes van de meerderheid (lees: gemiddelde leerlingen) worden ze jaar in jaar uit in een uitzonderingspositie gehouden en afgeremd in hun ontwikkeling. Doordat ze zich vaak niet thuis voelen tussen leeftijdsgenoten bestaat een groot risico dat ze in een sociaal isolement terecht komen. Door al deze dingen open ze de kans een laag zelfbeeld te ontwikkelen. Door een goede diagnose te stellen kan de stof die aan het kind aangeboden wordt aangepast worden, waardoor het kind weer uitgedaagd wordt, weer plezier en interesse krijgt voor schoolse zaken in het algemeen. Ook kan er gezocht worden naar oplossingen op sociaal gebied. En eventueel kan het kind medicijnen als Ritalin voorgeschreven krijgen. Etiketten als excuus voor gedrag

Ook bestaat het risico dat kinderen het etiket als excuus voor hun gedrag gaan gebruiken. En zo proberen om hun verantwoordelijkheden te ontlopen. Dit wordt door opvoeders soms ook, onbewust, aangemoedigd. Een kind met ADHD heeft immers een excuus om druk te zijn en een kind dat hoogbegaafd is heeft een excuus om bepaalde opdrachten niet te hoeven maken of juist om bepaalde opdrachten wel te maken. En hoe vaak hoor je een ouder niet zeggen: “hij kan er niets aan doen, hij heeft ADHD”? Of een leerkracht: “nee, Jeroen, eerst moet je drie bladzijdes lezen” of juist “Anne, ga jij maar iets doen wat je leuk vindt”? Dat een etiket geen excuus mag zijn voor het gedrag van een (in dit geval) kind, wordt ook genoemd in de afstudeerscriptie van Ria van Tillo: “ADHD mag geen excuus zijn en de cliënt blijft verantwoordelijk voor de gedragsconsequenties van ADHD.” Ook in het boek Driven to Distraction van Dr. Edward M. Hallowel en Dr John R. Ratey wordt dit benadrukt: “Dit is geen excuus. Je blijft nog steeds verantwoordelijk voor je daden, maar het is goed om te weten waar je daden vandaan komen en waarvan niet.” (Te snelle) etikettering kan ander problemen verbergen. Verder kan het ook nog zo zijn dat door het makkelijk opplakken van etiketten of het gebruik van bepaalde medicijnen andere, ernstige problemen verborgen blijven. In oktober 1999 verscheen in J/M, een maandblad voor ouders, het artikel ‘Gewoon druk of ADHD?’ In dit artikel worden verschillende professionals aan het woord gelaten over ADHD. Ellen Terpstra van Balans, de landelijke vereniging voor ouders met kinderen met ontwikkelings-, gedrags- en leerproblemen, zegt dat ADHD vaak samengaat met andere stoornissen als agressief gedrag, leerproblemen en sterke angstgevoelens. Dat betekent dat als kinderen te gemakkelijk de diagnose ‘ADHD’ krijgen, andere, ernstige problemen verborgen kunnen blijven - en dan wordt daar dus ook niets aan gedaan. (‘Gewoon druk of ADHD?’, J/M, januari 1999) Ook Lawrence Diller, kinderarts uit Amerika, waarschuwt voor een te snelle diagnose, met name in verband met het ‘wondermiddel’ Ritalin. Ritalin verbetert niet alleen de prestaties van kinderen met ADHD, maar ook die van normale kinderen. Een positieve reactie op Ritalin zegt dus niets. Het meteen maar toedienen van Ritalin kan ertoe leiden dat leerproblemen en emotionele of relationele problemen verborgen blijven.’ (‘Gewoon druk of ADHD?’, J/M, januari 1999) Etiketten zorgen voor andere verwachtingen
Een ander nadeel aan een etiket is dat er vaak allerlei (soms positieve, soms negatieve) verwachtingen aan vast zitten. Uit onderzoek is gebleken dat door leerkrachten en ouders veel invloed op leerlingen wordt uitgeoefend door de verwachtingen die zij van hen hebben. Er blijkt een complexe relatie te bestaan tussen de verwachtingen die leerkrachten van hun leerlingen hebben en de reacties van leerlingen daarop wat hun cognitieve prestaties betreft. De kinderen gedragen zich dus naar de verwachtingen die anderen van hen hebben. Deze relatie staat bekend als het pygmalioneffect. Voorspellingen die in vervulling gaan doen zich voor in zowel in positieve als in negatieve zin. Wanneer de opvoeder negatieve verwachtingen heeft van een kind en zich daarnaar gedraagt, neemt het kind dit gedrag waar en gaat zich gedragen overeenkomstig met het etiket dat hij opgeplakt krijgt, het kind gaat minder presteren en de verwachtingen komen uit. Terwijl wanneer de leraar of ouder in het kind gelooft, de resultaten bijna altijd goed zijn. Opvoeders doen dit vaak onbewust en dat maakt het zo gevaarlijk. Wanneer er op een kind een etiket ADHD of hoogbegaafd zit, heeft een leerkracht vaak opeens hele andere verwachtingen van een kind. Daarbij bestaat het risico dat dit etiket als excuus gaat gelden voor het gedrag van het kind. Wanneer een kind het etiket ‘hoogbegaafdheid’ op geplakt krijgt, moet het kind vervolgens soms ook koste wat kost op een (veel) hoger niveau moet gaan presteren. Dat het daaraan onderdoor kan gaan, is iets waar men volkomen aan voorbij gaat. Het is de beleving van de ouders die belangrijker is dan het kind! Een kind wordt gezien als een bezit wat zo mooi en zo goed mogelijk moet zijn. Afbreuk identiteit
Ieder mens heeft recht op een eigen identiteit, dit staat ook in de rechten van het kind (artikel 8). En ik denk dat je door een kind een etiket op te plakken afbreuk doet aan de identiteit van het kind. Het etiket zegt iets over een bepaald gebied van een persoon, maar iemands identiteit is meer dan dat. Helaas gaan andere persoonskenmerken vaak verborgen achter het opgeplakte etiket. Daarbij schept een etiket bepaalde verwachtingen (Pygmalion-effect, hierop kom ik later terug). Het plakken van etiketten lijkt niet verstandig. Het gaat er om dat je de problemen van een kind ziet en dat je hulp biedt. En dat kan ook zonder etiket. Bovendien wordt er vaak vergeten dat ADHD verschillende uitingsvormen kent. Ook hiermee wordt afbreuk gedaan aan de eigenheid van het kind, het wordt gelijk gesteld met alle anderen met ADHD: hij of zij is een “ADHD’er” geworden. Gelijke behandeling en gelijke kansen
Volgens de rechten van het kind (artikel 2.1) heeft elk kind recht op gelijke behandeling, zonder onderscheid of achterstelling wegens ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale, etnische of maatschappelijke afkomst, vermogen, handicap, geboorte of andere omstandigheid hetzij van het kind zelf, hetzij van het gezin waaruit het voortkomt. Ook staat er in de rechten van het kind, dat het kind opvoeding en onderwijs behoort te krijgen die zijn algemene ontwikkeling ten goede komt en het in staat stelt op basis van gelijke kansen zijn bekwaamheid, persoonlijk oordeel en gevoel voor zedelijke en maatschappelijke verantwoordelijkheid te ontwikkelen en een nuttig lid van de maatschappij te worden. (artikel 27, 28 en 29) Ik vraag me af of ieder kind nog gelijkwaardig behandeld wordt en of ieder kind wel gelijke kansen krijgt om zich te ontwikkelen. Kinderen met een etiket hebben niet meer dezelfde rechten en ook niet dezelfde plichten tegen over anderen. Een kind met ADHD (of nog liever: een ADHD’er) lijkt heel andere rechten te hebben dan een ‘normaal kind’, zij mogen wel op staan van hun stoel, wanneer zij een keer driftig reageren wordt dit goed gepraat. Dit zelfde geldt voor kinderen die hoogbegaafd zijn, zij hebben andere rechten dan kinderen die dat niet zijn, zij mogen lesstof overslaan, ze mogen andere dingen doen tijdens de les, ze mogen op hun achtste al vliegcursussen volgen. Kinderen van rijke ouders krijgen vaak snel een etiket opgeplakt, al is het alleen maar omdat deze ouders het geld hebben om tig artsen, hulpverleners, enz. af te gaan. En bij kinderen uit achterstandssituaties wordt er vaak in eerste instantie vanuit gegaan dat het daaraan ligt. Recht op speciale bescherming
En het recht ‘recht op speciale bescherming voor zijn lichamelijke, geestelijke en maatschappelijke ontwikkeling’ (artikel 3.2) wordt misschien wel iets te letterlijk genomen. Als een kind ook maar iets afwijkt van het algemene beeld dat er heerst, wordt het kind meteen van dokter naar dokter en van hulpverlener naar hulpverlener gesleept, net zo lang tot het kind een etiket heeft. Ouders Ook voor ouders heeft het plakken van etiketten zowel voor- als nadelen. Zorgen voor begrip
Net als hun kinderen worden ook ouders zonder een etiket op hun kind vaak niet serieus genomen: ”daar heb je er weer zo één”. Wanneer het beestje een naam heeft, oftewel wanneer er een diagnose gesteld is, worden veel ouders en hun kinderen op eens wel serieus genomen door hun omgeving en door hulpverlenende instantie. Opeens kunnen ze overal terecht voor hulp en heeft iedereen begrip voor de situatie. En ze kunnen met die etiket naar buiten toe verantwoorden wat er met hun kind aan de hand is, ‘mijn kind is niet dom, hij heeft dyslexie’. In een themanummer over ADHD van het tijdschrift J/M in oktober 2000 stond het artikel 'Daar heb je die moeder met dat rotjoch'. Dit artikel ging over Genoveva Hopman, zij schreef het boek Ik wilde alleen maar rust! waar in ouders van ADHD-kinderen hun eigen verhaal vertellen. In het artikel wordt bevestigd dat ouders vaak niet serieus genomen worden door hun omgeving. Bij Genoveva Hopman geloofde zelfs haar eigen man haar niet, met haar kind was niets mis, het lag aan haar als moeder. En wanneer een kind je eerste kind is, weet je als ouder vaak ook niet beter. Je gaat er vanuit dat mensen op het consultatiebureau en je huisarts, mensen die toch zouden moeten weten waar ze het over hebben, gelijk hebben. Een diagnose voorkomt reacties als "ach, het is je eerste kind, het loopt wel los" en "pak hem wat harder aan." En misschien ook reacties van de als "Oh god, daar heb je dat mens weer met dat rotjoch." Ook in andere ervaringsverhalen op bijvoorbeeld www.adhd.nl komt dit aspect steeds weer terug. Wat misschien nog beter is, is dat ouders altijd serieus genomen worden, ook zonder diagnose. Door ouders en kinderen pas serieus te nemen wanneer het een naam heeft, wordt de noodzaak van diagnoses bevestigd en zullen (nog) meer ouders willen dat hun kind een etiket krijgt. Hulp en begeleiding

Zoals al eerder is beschreven is een goede diagnose erg belangrijk wanneer een kind echt ADHD of heeft of hoogbegaafd is (of een combinatie hiervan). Dit in verband met hulp en begeleiding. Medicijnen
Wanneer bij een kind ADHD vast is gesteld, krijgt een kind vaak medicijnen als Ritalin. Ritalin is makkelijk om gedrag waar je als opvoeder last van hebt te onderdrukken zonder naar de eigenlijke oorzaak te hoeven zoeken of kijken. Het is handig voor de groep van overwerkte ouders en leerkrachten, die hun kinderen liever rustig voor tv zitten, dan dat zij er zich zelf mee moeten bezig houden om met hen allerlei actieve spelletjes te spelen. Excuus voor het gedrag van hun kind en voor hun eigen ‘fouten’ Volgens hoogleraar kinder- en jeugdstudies van de Universiteit van Utrecht Micha de Winter streven veel ouders ernaar om bij hun kinderen het onderste uit de kan te halen. Het kind moet continu presteren, bij alles: schooltests, tweetalig vwo, muziekles, hockey, ballet. Wanneer het kind niet aan dit ideaalbeeld voldoet, dan verschuilen zij zich achter een (medisch) etiket, bijvoorbeeld ADHD of hoogbegaafdheid. Zij kunnen het immers niet helpen dat hun kind niet perfect is of dat de opvoeding faalt; hun kind heeft een afwijking. Het is makkelijker om de schuld op het kind af te schuiven dan naar je zelf en je eigen functioneren te kijken. In de reader staat in het artikel ‘Het goede leven’: “Als je erop let, zul je merken dat de wereld om ons heen talloze mogelijkheden biedt om de verantwoordelijkheid af te schuiven. Alles wat misloopt lijkt de schuld van de omstandigheden, van de maatschappij waarin we leven, van het kapitalistische systeem (ik ben nou eenmaal zo!), van feit dat ik niet goed ben opgevoed (of te veel verwend), van de reclamespots op de tv, van de verlokkingen in de etalages, van de onweerstaanbare en foute voorbeelden.” Kijkend naar het onderwerp van dit essay zou je kunnen zeggen dat het plakken van etiketten ouders de mogelijkheid biedt om de verantwoordelijk af te schuiven op wat ‘mis’ is met het kind. En ook dat kinderen zelf die diagnose (kunnen) gebruiken om hun verantwoordelijk af te schuiven op wat er ‘mis’ met ze is. Lotgenotencontact
Ook voor ouders kan het contact met lotgenoten (andere ouders met een kind met hetzelfde etiket, in dit geval) prettig zijn. Interessant
En niet te vergeten klinkt het natuurlijk uitermate interessant wanneer je als ouder op een verjaardag kunt zeggen: “mijn dochter is hoogbegaafd”. Bij sommige ouders lijkt dit de voornaamste drijfveer te zijn bij hun jacht op een etiketje. Wanneer je zo naar bepaalde voordelen kijkt, is het misschien wel begrijpelijk dat ouders dat naampje voor het gedrag van hun kind willen hebben. Ook voor ouders zorgt een naam voor het gedrag van hun kind voor herkenning, erkenning en begrip. De erkenning komt in gevaar
Door opname in de DSM is het AD(H)D-syndroom nu bekend bij de brede groep hulpverleners, maar ook bij ouders en andere ‘leken’. De diagnostiek is in handen gekomen van de gemeenschap. Zowel professionelen als ouders als de omgeving van een kind ‘diagnosticeren’ het gedrag van een kind. Zoals Martine Delfos in een column in 0|25 schrijft: “De diagnose door de buurvrouw”. Volgens Delfos gaan we gaan gebukt onder perfectionisme. Afwijkend, lastig en ongewenst gedrag wordt niet langer gezien als normaal, als leeftijdsgebonden of als een gezonde reactie op een ongezonde situatie, maar wordt beetiketd als abnormaal. Er wordt vergeten dat alle kinderen verschillend zijn, dat sommige kinderen meer technisch dan sociaal aangelegd zijn, dat er verschillende fasen in ontwikkeling zijn en dat een kind moet ‘rijpen’. Zoals al eerder vermeld is het risico van de wildgroei aan diagnoses dat de erkenning van bijvoorbeeld de diagnose ADHD in gevaar komt. Dit is een conclusie van de Stichting Integratie Gehandicapten vzw en wordt bevestigd door psycholoog Martine Delfos. Ouders (en hun kinderen) waar echt wat mee is, worden niet (meer) serieus genomen (“daar heb je d’r weer zo één”). Kindprobleem - ontlopen verantwoordelijkheid
Natuurlijk zijn er kinderen waar echt wat mis mee is. Het is ook belangrijk dat dit onderzocht wordt. Maar wat misschien nog wel belangrijk is, is dat er niet zomaar etiketten op een kind gezet worden. Want: "Als het etiket ADHD is opgeplakt, is er sprake van een kindprobleem. Het feit dat een mogelijke tekortkoming in de opvoeding of in het onderwijs de oorzaak is van het drukke gedrag, verdwijnt naar de achtergrond. Hiermee is het duidelijk dat we de vragen naar de kwaliteit van de opvoeding thuis niet meer hoeven te stellen en de leerkracht niet meer hoeft na te denken over de wijze waarop hij of zij het onderwijs voor het kind op maat verzorgt." Dit is wat de Bredase orthopedagoog J. Van den Born zegt in het artikel ‘Druk kind krijgt te snel diagnose ADHD’ (BN/de Stem - 23 september 2002). De Winter noemt als oorzaak voor de toename aan etiketten dat veel ouders hun kind bijzonder vinden. Zo bijzonder dat er een etiket ‘hoogbegaafd’ op moet. In mijn ogen is het plakken van een etiket dan meer een bevrediging voor de ouders, dan dat het werkelijk van belang is voor het kind. En dat terwijl de belangen van het kind het leidend beginsel behoren te zijn van hen die voor zijn opvoeding en leiding verantwoordelijk zijn. Het haalt de aandacht weg van de werkelijke nood
Veel ouders waren verontwaardigd over uitlatingen van Delfos en De Winter die in krantenberichten waren verschenen. Op ouders.nl verschenen naar aanleiding van het congres en de krantenberichten verschillende artikelen. Martine Delfos reageerde op deze artikelen als volgt: “Goedbedoelende ouders, leerkrachten en hulpverleners zorgen er gezamenlijk voor dat gedrag dat voorheen als normaal werd gezien, nu regelmatig gediagnosticeerd wordt als ADHD, als autisme of als hoogbegaafd. Uiteraard wil ik niet beweren dat deze diagnoses geen bestaansrecht hebben. Dat weet ik maar al te goed vanuit mijn werk. Maar niet in de mate waarin het nu lijkt voor te komen. Het haalt bovendien de aandacht weg van de werkelijke nood.” Ik denk dat ze hiermee een heel belangrijk punt noemt. Alle ouders die met hun drang tot etikettering de aandacht van psychologen, psychiaters en artsen ‘opeisen’ zorgen er voor dat ouders met een kind dat werkelijk een probleem heeft, niet bij deskundigen terecht kunnen en/of dat er een heel lange wachttijd is. Bovendien worden deze ouders vaak niet meer serieus genomen, het kind is één van de velen. Teveel nadruk op de negatieve kenmerken
Het is als niet leuk om enkel de negatieve kanten van je kind te zien, je kind wordt dan een stuk minder leuk dan het in werkelijkheid misschien is. En dat is het risico van het etiket ADHD. Jan Hoeks, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam, wijst op dit gevaar: “Als het etiket ‘ADHD’ eenmaal is opgedrukt, zien ouders alleen nog maar die drukke kant van hun kind. Ze letten bijna uitsluitend op de negatieve kenmerken en worden zo continu in hun ideeën bevestigd. Er wordt niet meer onbevooroordeeld naar het gedrag van het kind gekeken.” (‘Gewoon druk of ADHD?’, J/M, januari 1999) Ook volgens Marijke van der Meer, remedial teacher in Moergestel, is dit een risico. Haar advies luidt vaak: “benadruk waar het kind goed in is, in plaats van op z'n fouten of tekortkomingen gefixeerd te raken.” Zij vindt dat een groot gevaar van etiketteren, dat alle aandacht naar het probleem gaat en niet naar waar het kind goed in is. ('Ik denk dat ik dyslexie ben', J/M, januari 1999) Leerkracht Kindprobleem of hulplabel? Volgens Jacques van den Born (orthopedagoog) wordt er ook vanuit school druk uitgeoefend op de ouders. De leerkracht heeft last van een druk, ongeconcentreerd kind en voelt zich incompetent omdat hij niet weet hoe hij ermee om moet gaan. De neiging is dan: het kind moet eruit, want de groep heeft er last van. Zo’n leerkracht zal direct meegaan in de ADHD-diagnose, want zo wordt het een probleem van het kind. Volgens Van Engeland (hoogleraar kinderpsychiatrie in Utrecht) hebben vooral docenten op school de neiging om te denken: “geef zo'n kind Ritalin, dan wordt hij weer hanteerbaar”. Orthopedagoog H. van Luit van de Universiteit van Utrecht zegt dat ADHD vaak meer een ‘hulplabel’ is, waarmee de docent wil zeggen: ‘help mij met dit kind’. Adaptief onderwijs

Er zijn onderwijssystemen die oog hebben voor de ontwikkeling van het individuele kind, ook zonder etiket. Ieder kind krijgt onderwijs op zijn of haar eigen niveau: adaptief onderwijs. Door verdikking, verdunning, verrijking en verdieping kan elke kind worden uitgedaagd met werk van zijn of haar eigen niveau. En aan elk kind moeten eisen gesteld worden van zijn of haar eigen niveau, aan kinderen die minder kunnen, maar ook aan kinderen die meer kunnen. Voor de snelle leerlingen is er op dat gebied helaas nog weinig, terwijl ook zij voor problemen kunnen zorgen, bij henzelf en hun omgeving. Vroeger werd er alleen 'versneld': slimme leerlingen sloegen gewoon een klas over. Dat gebeurt nog steeds, wanneer de voorsprong te groot is rest geen andere oplossing. Maar tegelijkertijd wordt er tegenwoordig ook 'verdunt en verrijkt'. Anders blijven de versnellers harder gaan dan de andere leerlingen, en moeten ze misschien nóg een klas overslaan. Voor kinderen die op sociaal-emotioneel gebied niet toe zijn aan versnellen is dit een uitkomst. Hoewel het beeld dat alle hoogbegaafde kinderen op sociaal-emotioneel en motorisch gebied achter zouden lopen ontzettend scheef is. Terwijl dit wel vaak als argument tegen versnelling wordt aangehaald. Kinderen vinden vaak het meeste aansluiting bij ontwikkelingsgelijken, het kan dus het geval zijn dat hoogbegaafde kinderen met leeftijdsgenoten inderdaad niet goed om kunnen gaan, terwijl ze dat met ontwikkelingsgelijken wél kunnen. Ook op sociaal-emotioneel gebied kan versnelling dus een mogelijke oplossing zijn. Voor bepaalde aanpassingen in het onderwijs is vaak een etiket nodig. Bijvoorbeeld voor versnelling en voor extra lesstof. In dat geval is het dus belangrijk dat er een goede diagnose gesteld wordt. Niet (meer) extra hun best doen
Volgens Van Luit kan een etiket tot gevolg hebben dat docenten niet (meer) extra hun best doen voor zo’n leerling, omdat ze denken dat die toch niet geholpen kan worden. Hier komt het verhaal over het pygmalioneffect dus weer terug. Leerkrachten hebben een lage verwachting van een kind waar ‘iets mis mee is’ of juist een (te) hoge verwachting van een kind dat het etiket ‘hoogbegaafd’ heeft. En deze kinderen gedragen zich naar de verwachtingen die anderen van hen hebben. Een kind kan hierdoor dus minder gaan presteren en dit geeft voor de leerkracht vaak (weer) extra zorgen. Aanstellerij
Veel leraren vinden dingen als ADHD en hoogbegaafdheid aanstellerij, een modeverschijnsel, arrogantie van de ouders. Of ze vinden dat kinderen zich maar aan moeten passen aan 'de groep'. Dat soort dingen krijg je op een pabo en in het onderwijs regelmatig te horen. Door het etiket ‘mode-ziektes’ staan leerkrachten vaak nogal sceptisch tegenover ouders en kinderen die met een diagnose als ADHD, hoogbegaafdheid, enz. aankomen (“daar heb je d’r weer zo één”). Terwijl er natuurlijk kinderen zijn die echt ADHD hebben of die echt hoogbegaafd zijn. Voorkomen uitzonderingspositie
Volgens een bericht op www.docentenplein.nl is het juist zo dat leerkrachten juist willen voorkomen dat kinderen in een uitzonderingspositie te plaatsen. Maar dat leerkrachten vaak niet beseffen dat als het op (hoog)begaafdheid aankomt dit nu juist precies is wat zij met deze kinderen doen. Dit omdat alleen van (hoog)begaafden wordt verwacht dat zij jarenlang beneden hun mogelijkheden presteren en zich daarbij niet vervelen. Dit is de reden waarom (hoog)begaafden inderdaad frequent (ver) beneden hun capaciteiten gaan presteren. Als de motivatie eenmaal is stukgemaakt, zal het kind zijn/haar plezier in leren volledig kwijtraken. Ik denk niet dat een kind waarvan altijd verwacht wordt dat hij of zij (ver) boven zijn of haar mogelijkheden moet presteren en dat ze zich daarbij niet vervelen niet iets kapot gemaakt wordt. Ook dit kind zal zijn/haar plezier in leren volledig kwijtreken, hij/zij heeft het gevoel het niet te kunnen en is altijd ‘slechter’ dan de anderen. Klasgenoten Kinderen willen graag normaal zijn, maar een kind met een etiket is niet ‘normaal’. Kinderen met een etiket hebben niet meer dezelfde rechten en ook niet dezelfde plichten tegen over anderen. Het is voor klasgenoten soms moeilijk er mee om te gaan dat het ene kind bepaalde dingen wel mag, terwijl zij die dingen niet mogen. Bijvoorbeeld op staan van hun stoel, door de klas lopen, driftig worden, lesstof overslaan, extra opdrachten maken, andere dingen doen tijdens de les, enzovoorts. Bovendien zal er van de leerkracht veel aandacht naar het kind toe gaan. Kinderen zullen van veel dingen alleen de voordelen in zien en het lijkt alsof bepaalde kinderen voor worden getrokken. Klasgenoten zullen soms jaloers op zo’n kind reageren. Het zal erg afhankelijk zijn van de manier waarop de leerkracht er mee om gaat, hoe de klasgenoten op het kind reageren. Een etiket kan ook voor klasgenoten opheldering geven, het gedrag van hun klasgenoot heeft een oorzaak. Aan de andere kant wordt een kind met etiket opeens serieus genomen en worden bepaalde dingen dus opeens anders. Wanneer een kind een etiket op geplakt heeft met ADHD en het kind reageert goed op bijvoorbeeld Ritalin, dan kan dit voor klasgenoten ook heel prettig zijn. Het kind wordt rustiger en zijn/haar klasgenoten zullen er minder last van hebben. Ditzelfde geldt voor een hoogbegaafd kind, door het kind werk op zijn of haar niveau te geven, zal er minder verveling optreden en zal het kind minder tijd benutten met dingen als bewegen, klieren, onderuit hangen of andere kinderen afleiden. Andere kinderen worden dan dus minder afgeleid door het kind en hebben ook minder last van zijn of haar storende gedrag. Omgeving Herkenning, erkenning en begrip

De noodzaak van het etiketten plakken blijkt wel uit reacties van de omgeving van mensen. “Je kan het wel, als je maar wil”, “zit nou toch eens stil”, “houd je mond nou toch eens” of “stel je niet zo aan” - kinderen krijgen van mensen in hun omgeving regelmatig dit soort opmerkingen naar hun hoofd geslingerd. Maar kinderen willen soms best of stellen zich niet aan. Soms krijgen ze keer op keer van artsen en hulpverleners te horen dat het ‘tussen de oren’ zit. En ook dat is niet altijd het geval. Kinderen voelen zich door dit soort opmerkingen niet begrepen. Een naam voor het gedrag zorgt voor herkenning, erkenning en begrip - van hun ouders, van hun omgeving, van hulpverleners, van iedereen eigenlijk. Het artikel ‘ADHD'ers zoeken naar erkenning’ in de Volkskrant van 8 april 1998 geeft hiervan een mooi voorbeeld. In dit artikel wordt de zoektocht van verschillende mensen naar de oorzaak van hun problemen beschreven. Wanneer zij eenmaal de juiste diagnose (in dit geval ADHD) hebben gekregen, kunnen zijn deze zoektocht afsluiten. Ze hebben eindelijk erkenning gekregen voor hun probleem. Duidelijkheid
Ook ouders krijgen van hun omgeving regelmatig opmerkingen. “Geef hem maar een weekje met mij mee, dan leer ik het hem wel af” is een vaak gehoorde opmerking voor ouders van ADHD-kinderen. Door duidelijkheid te scheppen over de oorzaak van het gedrag en over de oorzaak van ADHD, begrijpt de omgeving misschien beter waar het om gaat en dat het niet zo simpel is als het in eerste instantie lijkt. Door duidelijkheid kunnen negatieve reacties uit de omgeving voorkomen worden. Verkeerd beeld bij ADHD en hoogbegaafdheid
Een ander nadeel is dat veel mensen geen goed beeld hebben van wat bijvoorbeeld ADHD en hoogbegaafdheid nou precies inhouden. ADHD wordt in de volksmond vaak ‘Alle Dagen Heel Druk’ genoemd, terwijl het meer is dan dat. En van kinderen die hoogbegaafd zijn, wordt verwacht dat ze op alle gebieden, behalve op het sociale en lichamelijke gebied, perfect zijn. Daarnaast worden de groepen onderling nog vaak over één kam geschoren, terwijl de onderlinge diversiteit van ADHD en hoogbegaafdheid ontzettend groot is. Een etiket kan dus zorgen voor een bevooroordeeld beeld dat op het kind geprojecteerd wordt. Sommige mensen staan ook negatief tegenover bepaalde etiketten, het kind wordt dan door het etiket als het ware gebrandmerkt. Maatschappij Groepering en onderzoek
Door mensen in groepen in te delen is de samenleving beter te ‘begrijpen’. Ook kan er onderzoek gedaan worden naar bepaalde dingen. Naar ‘losse mensen’ is dit onderzoek onbetaalbaar en sowieso is onderzoek dan lastig. Wanneer het een grote groep betreft, is een onderzoek vaak wel te financieren, omdat een groot aantal mensen daar profijt van hebben. Ook is het dan mogelijk om bijvoorbeeld vergelijkingen te maken en conclusies te trekken. Voor omdat de diagnose ADHD vaak ‘boterzacht’ is, zoals klinisch neuropsycholoog dr. Jaap Oosterlaan dat noemt, is het belangrijk dat er betere diagnosecriteria komen en hiervoor is onderzoek nodig. Het probleem aanpakken
ADHD is óók een cultureel probleem. Van Engeland (hoogleraar kinderpsychiatrie in Utrecht): “Juist in een moderne tolerante cultuur als de onze, waarin regels voortdurend ter discussie staan, zijn deze kinderen extra kwetsbaar. Het is ook geen wonder dat de problemen meestal pas goed duidelijk worden als het kind naar school gaat, want dat moet het echt dingen doen. De culturele context is van belang. Urbanisatie bijvoorbeeld blijkt de problemen te versterken. Er zijn wel theorieën dat ADHD-kinderen het in totaal andere omstandigheden, bij hongersnood in Afrika bijvoorbeeld, juist béter doen dan anderen.” Sergeant (hoogleraar klinische neuropsychologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en oprichter van het 'European Network on Hyperkinetic Disorders') vertelt hoe cultuur ook kan leiden tot een absurd hoog aantal ADHD-diagnoses: “Chinese psychologen in Hong Kong, die helemaal westers waren opgeleid, gingen daar kijken hoeveel kinderen ADHD hadden, met vragenlijsten op scholen et cetera, en een kwart van de kinderen bleek ADHD te hebben! Maar als je in de klas ging kijken was er niks aan de hand. Want de normen op school zijn daar zó hoog dat als een kind maar even opzij keek, de leraar al vond dat-ie aandachtsproblemen had.” Wanneer er duidelijkheid is over de oorzaak van ADHD (en dit kan er alleen komen door (heel) veel onderzoek), kan er misschien ook iets aan gedaan worden. Vrije wil
De vrije wil is in dit verband een moeilijk vraagstuk, dat bijvoorbeeld aan de orde is in de contacten met justitie. De vraag wordt gesteld in hoeverre schadelijk gedrag de kinderen en jongeren aangerekend dient te worden, als ze door hun biologische aanleg onvoldoende controle hebben over hun eigen gedrag en nauwelijks de gevolgen van hun daden kunnen inschatten. Dit kan zowel positief als negatief zijn voor de maatschappij. Wanneer besloten wordt dat schadelijk gedrag deze kinderen en jongeren niet aangerekend dient te worden, dan zullen bepaalde problemen blijven bestaan. Wanneer besloten wordt dat schadelijk gedrag deze kinderen en jongeren wel aangerekend dient te worden, dan zullen er kinderen en jongeren bijvoorbeeld in de gevangenis komen, die niet weten wat ze fout gedaan hebben en een volgende keer gewoon weer hetzelfde zullen doen. Ook hier is het dus belangrijk om de oorzaak te achterhalen en te weten of de kinderen en jongeren echt onvoldoende controle hebben over hun eigen gedrag en of ze nauwelijks de gevolgen van hun daden kunnen inschatten. En het is belangrijk om hier dan andere oplossingen voor te verzinnen dan boetes, gevangenisstraf, taakstraffen, enz. Psychologen, psychiaters en pedagogen Huisartsen laat ik hierbij buiten beschouwing. Zowel het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), als de Nederlandse Vereniging van pedagogen en Onderwijskundigen (NVO), als de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP) hebben een beroepscode. Dit is een leidraad voor het beroepsmatig handelen van de individuele psycholoog en pedagoog. Psychologen, psychiaters en pedagogen behoren zich aan een beroepscode te houden. Psychologen

De beroepscode voor psychologen steunt op vier ethische basisprincipes: integriteit, respect, deskundigheid en verantwoordelijkheid. Deze basisprincipes worden verwoord in een aantal algemene formuleringen die ter oriëntatie dienen voor de beroepsethische bezinning op het beroepsmatig handelen. De basisprincipes zijn vervolgens uitgewerkt in regels en richtlijnen. Deze regels en richtlijnen dienen als wegwijzer voor de ethische besluitvorming van de psycholoog in concrete situaties. Aan de hand van een aantal van deze regels/richtlijnen zal ik de voor- en de nadelen die er voor psychologen, psychiaters en pedagogen aan etikettering kleven duidelijk maken. In punt II.1.1.1 (Integriteit) van de beroepscode voor psychologen staat: “De psycholoog streeft naar integriteit in de wetenschapsbeoefening, het onderwijs en de toepassing van de psychologie. In zijn handelen betoont de psycholoog eerlijkheid, gelijkwaardige behandeling en openheid tegenover betrokkenen. Hij schept tegenover alle betrokkenen duidelijkheid over de rollen die hij vervult en handelt in overeenstemming daarmee.” In punt II.1.1.2 (Respect) staat: “De psycholoog toont respect voor de fundamentele rechten en waardigheid van de betrokkene en bevordert de ontwikkeling daarvan. Hij respecteert het recht van de betrokkene op privacy en vertrouwelijkheid. Hij respecteert en bevordert diens zelfbeschikking en autonomie, voor zover dat te verenigen is met de andere professionele verplichtingen van de psycholoog en met de wet.” In punt II.1.1.3 (Deskundigheid) staat: “De psycholoog streeft naar het verwerven en handhaven van een hoog niveau van deskundigheid in zijn beroepsuitoefening. Hij neemt de grenzen van zijn deskundigheid in acht en de beperkingen van zijn ervaring. Hij biedt alleen diensten aan en gebruikt alleen methoden en technieken waarvoor hij door opleiding, training en/of ervaring is gekwalificeerd.” In punt II.1.1.4 (Verantwoordelijkheid) staat: “De psycholoog onderkent zijn professionele en wetenschappelijke verantwoordelijkheid ten opzichte van de betrokkene, zijn omgeving en de maatschappij. De psycholoog is verantwoordelijk voor zijn professioneel handelen en zorgt ervoor, voor zover dat in zijn vermogen ligt, dat zijn diensten en de resultaten van zijn beroepsmatig handelen niet worden misbruikt.” In de richtlijnen ter uitwerking van de basisprincipes staat (III.1.1.1): “De psycholoog onthoudt zich van gedragingen waarvan hij weet of redelijkerwijs kan voorzien dat zij het vertrouwen in de wetenschap der psychologie, de psychologiebeoefening of van collega’s kunnen schaden.” Je kunt je afvragen of het stellen van diagnoses op basis van ‘niks’ niet schadelijk is voor het vertrouwen in de wetenschap der psychologie, de psychologiebeoefening of collega’s. ADHD is een medische diagnose, die gesteld moet worden door (kinder)artsen of kinderpsychiaters. Wanneer 80% van de als ADHD gediagnosticeerde kinderen géén ADHD heeft, dan hebben deze deskundigen hun werk dus niet goed gedaan. En wanneer ouders dit horen zullen zij waarschijnlijk minder vertrouwen hebben in de wetenschap der psychologie, de psychologiebeoefening en collega-psychologen. Dit zelfde geldt voor de uitlatingen van Delfos en De Winter die in de krantenberichten waren verschenen. Ouders gaan twijfelen aan het bestaansrecht van de diagnoses, aan de kwaliteiten van psychologen en aan of ze nog wel serieus genomen worden. Ook staat er in deze richtlijnen: “De psycholoog is zorgvuldig in het verkrijgen en het statistisch bewerken van onderzoeksgegevens. Hij is niet selectief in het gebruik van relevante gegevens en in het weergeven en het verklaren van de resultaten.” Er blijkt uit ervaringsverhalen dat er psychologen zijn die zonder het kind waar het om gaat gezien te hebben, diagnoses kunnen stellen. Of ze oordelen op basis van een observatie van het kind in de (psychologen)praktijk, in plaats van te luisteren naar de verhalen van ouders, leerkrachten en anderen mensen uit de directe omgeving van het kind. Dit is niet logisch, omdat kinderen met ADHD in nieuwe situaties vaak heel anders reageren dan in alledaagse situaties. Ook resultaten van tests zijn niet altijd even betrouwbaar en als op zichzelf staand iets vaak niet voldoende voor een diagnose. Helaas blijken er toch veel psychologen te zijn die op die manier een diagnose stellen. Ook dient een psycholoog te zorgen voor een goede kwaliteit van zijn beroepsmatig handelen. Hij handelt bovendien naar aanvaarde wetenschappelijke inzichten. Zoals in de alinea hierboven al beschreven staat, lijkt dit niet altijd te gebeuren. III.4.3.1: “De psycholoog stelt de betrokkene met wie hij in direct contact treedt niet aan negatieve ervaringen bloot tenzij dat noodzakelijk is voor het bereiken van het doel van zijn beroepsmatig handelen en het de enige manier is waarop dat doel kan worden bereikt.” Ik betwijfel ten zeerste of het stellen van een foute diagnose noodzakelijk is voor het bereiken van het doel van het beroepsmatig handelen van een psycholoog of dat het de enige manier is waarop het doel kan worden bereikt. Integendeel. Ina Barreveld-Teisman reageert hier op in het artikel ‘Welke ouder durft er nog naar een psycholoog te gaan?’ op ouders.nl als volgt: “ADHD en autisme zijn - voor zover ik weet - medische diagnoses, die gesteld worden door (kinder)artsen of kinderpsychiaters. Wanneer 80% van de als ADHD gediagnosticeerde kinderen géén ADHD heeft, dan hebben deze deskundigen hun werk dus niet goed gedaan.” Wanneer ik daar de beroepscode voor psychologen naast leg - die gebaseerd is op de principes integriteit, respect, verantwoordelijkheid en deskundigheid - dan moet ik toch concluderen dat er inderdaad wat mis gaat, als er zoveel foute diagnoses gesteld worden. Pedagogen
Ook pedagogen werken met beroepscodes. Het referentiebeeld waaraan gedacht is bij het samenstellen van de artikelen op de site van de Nederlandse Vereniging van pedagogen en Onderwijskundigen (NVO) kan worden samengevat in het begrip “een goede pedagoog”. Zoals op de site vermeldt staat wordt daarmee in dit kader bedoeld: “een pedagoog die zorgvuldig handelt, vanuit professionele competentie en verantwoordelijkheid, geleid door respect voor de mens, en gericht op het belang en welzijn van de ander”. Het eerste en meest fundamentele uitgangspunt is “het respect voor de rechten, de waardigheid en de principiële gelijkwaardigheid van alle mensen”. Dat betekent: erkenning van de ander als autonoom en verantwoordelijk persoon, met het recht op zelfbeschikking, zelfverwerkelijking en privacy. Voor kinderen en jeugdigen geldt dat zij zich hiertoe ontwikkelen. Etiketten plakken doet af aan het recht op zelfverwezenlijking. Dit geldt ook voor het tweede uitgangspunt: “de gerichtheid op het belang en het welzijn van anderen”. Is het plakken van etiketten altijd gericht op het belang en het welzijn van anderen? Is het altijd gericht op het belang en het welzijn van het kind waar het om gaat? Pedagogen dienen er naar te streven hun professionele kennis en vaardigheden op een hoog peil te houden. Wanneer er veel foute diagnoses gesteld worden, dan ga ik toch twijfelen of de kennis wel goed genoeg is en of deze kennis wel goed wordt toegepast. Algemeen Wanneer er een juiste diagnose is gesteld, is het makkelijker om een bijpassende therapie te vinden. Nadeel is wel dat er ook kans bestaat op standaardisering van procedures, waardoor de hulp niet altijd optimaal kan zijn voor iedereen. De definiëring van ADHD en hoogbegaafdheid zijn niet al te helder en betrouwbaar. IQ-tests kun je oefenen en wanneer je maar lang genoeg klaagt dat je moeite hebt met concentreren en dat je nooit lang ergens mee bezig kan zijn, ook al doe je helemaal niet druk, krijg je de diagnose ADHD. Deskundigen stellen soms onder druk van ouders een diagnose of schrijven onder druk van ouders medicijnen als Ritalin uit. Wanneer het inderdaad zo is dat er een run is op etiketten als ADHD en hoogbegaafdheid, dan zouden deskundigen op moeten komen voor de belangen van die kinderen. Conclusie In eerste instantie vind ik het belang van het kind voor andere belangen gaan. Het kind heeft onder andere recht op persoonlijke groei en die persoonlijke groei bevorder je niet door op het gedrag van een kind een etiket te plakken. Hierdoor krijgt het kind het gevoel dat zijn gedrag ongewenst is en dat hij ‘anders is dan anderen’. Aan de andere kant weet een kind vaak al wel dat het gedrag dat hij of zij vertoond ongewenst is. Ook dat hij ‘anders is dan anderen’ wordt door de directe omgeving vaak maar al te duidelijk gemaakt. Kinderen willen graag bij een groep horen en door een kind een etiket op te plakken kan het zo zijn dat de grote groep het kind niet meer accepteert. Aan de andere kant heeft het kind dan wel zijn of haar ‘eigen groep’, namelijk andere kinderen met hetzelfde etiket. Ik denk dat je door het kind een etiket op te plakken het kind een deel van zijn of haar eigenheid, vrijheid en verantwoordelijkheid ontneemt. Het etiket wordt vaak gezien als verklaring voor het gedrag van een kind. Ook wordt een kind met etiket vaak anders behandeld dan een kind zonder etiket, de gelijkwaardigheid is soms ver te zoeken. Ik vraag me ook af of het eerlijk is ten opzichte van het kind om het een etiket te geven. Ook kan je je afvragen waar zo’n etiket voor nodig is. Is het niet (meer) genoeg om gewoon van je kind te houden zoals het is? Onvoorwaardelijke liefde, zoals een ouder dat in mijn ogen aan zijn of haar kind zou moeten kunnen geven. Er zijn drie waarden die voor mij zwaar wegen. Dit zijn liefde, respect en gelijkwaardigheid. Ik vind dat iedereen, dus ook elk kind, gerespecteerd moet worden om wie hij of zij is. Ook ben ik van mening dat een kind onvoorwaardelijke liefde nodig heeft. Verder vind ik dat elk kind gelijkwaardig is. Ik vind dat al deze dingen door het etiketteren nog wel eens in het gedrang kunnen komen. Verder vind ik de waarden vrijheid en verantwoordelijkheid ook erg belangrijk. Een mens moet verantwoordelijk zijn voor zijn of haar gedrag, zowel ouder/opvoeder als kind. Door je te verschuilen achter een etiket, ontloop je die verantwoordelijkheid. En ontneem je jezelf ook vrijheid. Want je kunt niet vrij zijn zonder verantwoordelijkheid hebben. Onverantwoordelijk gedrag leidt tot ontevredenheid, vooral bij de mensen die de dupe worden van het onverantwoordelijke gedrag. Vanuit deze ontevredenheid gaan zij druk op hun omgeving uitoefenen. Aangezien deze druk een vorm van dwang is, komt men in een situatie waarin men elkaar tot iets probeert te dwingen en zo ontstaat onvrijheid. Net zo min als de wereld zwart-wit is, is een beslissing om etiketten te plakken volledig goed of volledig fout. Om erachter te komen of het aanvaardbaar is om etiketten op kinderen te plakken, moet je je, denk ik, in eerste instantie afvragen waarom die etiketten op het kind geplakt worden. Is het omdat het kind, en in mindere mate zijn of haar omgeving, hinder ondervindt van zijn of haar gedrag? Of is het omdat de ouder niet willen accepteren dat ze geen 'perfect kind' hebben of niet in wil zien dat er (eventueel) iets fout is gegaan in de opvoeding? Of omdat ze willen pronken met hun kind? In het eerste geval vind ik het aanvaardbaar om een etiket op een kind te plakken. Het is dan belangrijk dat het kind en zijn/haar omgeving de hulp krijgen waar ze recht op hebben. In het tweede, derde en vierde geval vind ik het onaanvaardbaar. Ik vind dat je een kind niet moet gebruiken als middel voor je eigen doeleinden. Ouders zouden dan beter bij zichzelf te raden kunnen gaan wat het probleem nu werkelijk is en hoe ze dat op zouden kunnen lossen of accepteren. Het is aan de deskundigen om het kind te beschermen en op te komen voor de belangen van het kind. Dit houdt dus in dat zij geen onterechte diagnoses moeten stellen. Aanbevelingen Ik ben van mening dat je een kind als kind moet zien, met het gedrag dat er bij hoort. Een kind moet gewoon kind kunnen zijn. Gedrag dat niet door de beugel kan, ook het gedrag van een kind met bijvoorbeeld ADHD, moet niet worden goed gekeurd. Ieder kind zal later moeten functioneren in de maatschappij, ook een kind waar een etiket op zit. ‘Ziektes’ als ADHD bestaan, daar ben ik van overtuigd, maar er wordt tegenwoordig overal maar een etiket op geplakt. En als er in de medische richting niks gevonden kan worden, dan wordt er wel ergens anders iets gezocht of er wordt iets nieuws bedacht, om het kind zo toch een etiket te kunnen geven. Ouders en ook andere opvoeders moeten niet zo zoeken naar allerlei aandoeningen die hun kind zou kunnen hebben en niet zo hameren op een etiket, ze moeten hun kind vooral gewoon kind laten zijn. Ieder kind, dus kinderen met en zonder etiket, heeft in mijn ogen recht op adaptief onderwijs en op het doormaken van een ononderbroken ontwikkelingsgang. In het onderwijs moet er gezorgd worden voor verdikking, verdunning, verrijking en verdieping. Elk kind moet uitgedaagd worden met werk van zijn of haar eigen niveau. En aan elk kind moeten eisen gesteld worden van zijn of haar eigen niveau. Open zijn tegen bijvoorbeeld klasgenoten over dat er verschillen zijn tussen mensen en dat niet elk kind hetzelfde werk hoeft te doen zorgt voor erkenning. Ouders (en ook andere opvoeders) zouden bij zichzelf te raden moeten gaan of zij niet iets fout gedaan hebben in de opvoeding van hun kind. En ook de maatschappij zou eens na moeten gaan of ze niet te veel eisen van (jonge) kinderen. Er zou geprobeerd kunnen worden het stigma (‘mode-ziektes’) dat er op ADHD, hoogbegaafdheid en dergelijke zit weg te nemen en ook de vooroordelen op te heffen. Kinderen waar echt wat mee is, worden dan misschien weer serieus genomen. Ook moet er geprobeerd worden om een manier te vinden waarop dingen als ADHD en hoogbegaafdheid goed kunnen worden vastgesteld. Bij hoogbegaafdheid zijn ze al een heel eind, maar bij ADHD kan hierbij nog behoorlijk wat worden bereikt. Verder moet er misschien voor met name ADHD een gestandaardiseerde methode ontwikkeld worden om dit vast te stellen. Het gebeurt nu nog te vaak op basis van subjectieve interpretaties. Dit heeft als gevolg dat heel wat 'probleemkinderen' de diagnose ADHD krijgen zonder dat er een diepgaand kinderpsychiatrisch en neuropsychologisch onderzoek aan vooraf gegaan is. Het is belangrijk dat ouders en leerkrachten in plaats van te kijken naar wat niet goed gaat, kijken naar wat er wél goed gaat. Het is belangrijk om in plaats van te straffen en te corrigeren positief gedrag te benadrukken. Er is uit onderzoek gebleken dat de omgeving waarin het kind opgroeit ook grote invloed heeft op of het kind ADHD ontwikkelt of niet. Wanneer een kind met een aangeboren risico opgroeit in een gezin vol chaos en ruzie is de kans op ADHD groot, terwijl wanneer het kind opgroeit in een milieu waar men beschikbaar is voor het kind de kans op ADHD veel kleiner is. Het is dus belangrijk dat er in de opvoeding van kinderen gelet wordt op bepaalde dingen, bijvoorbeeld goede structuren, niet te veel informatie tegelijk en trainen op remming van gedrag. In bepaalde wijken is het misschien verstandig om als preventieve maatregel veel opvoedingsondersteuning aan te bieden. Er moet (weer) oog komen voor de normale ontwikkeling van kinderen. In de ontwikkeling van ieder kind komen fases voor waarin het kind afwijkend, lastig en ongewenst gedrag vertoond. Het is heel normaal dat een peuter van twee jaar overal ‘nee’ op zegt en dat een puber van 16 zich afzet tegen zijn ouders. Ook moet er niet worden vergeten dat alle kinderen verschillend zijn. Sommige kinderen zijn nu eenmaal meer technisch dan sociaal aangelegd en er zijn nu eenmaal grote temperamentsverschillen tussen kinderen, in motorisch gedrag en in concentratievermogen, dat is normaal.

REACTIES

M.

M.

Hoi Leonie,
ik was voor levensbeschouwing op zoek naar interessante artikelen en kwam jouw scriptie tegen. Eigenlijk wil ik alleen even zeggen dat ik hem superinteressant vind!! Ik ben weer lekker aan het denken gezet.
Groetjes,
Marieke

18 jaar geleden

M.

M.

Beste L ony,

Voor mijn essay filosofie ben ik een soort gelijk onderwerp. kan ik misschien een paar vragen stellen.

Groetjes,
Mathijn
(m.brouwer2@udenscollege.nl)

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.