Muziek tijdens de renaissance Middeleeuwse muziek was rijk, maar in veel opzichten ongeorganiseerd. Na de val van het Romeinse rijk was de kerk de enige erkende internationale instantie die kon zorgen voor het behouden en doorgeven van de meer gecultiveerde vormen van muziek. De middeleeuwse kerk erfde het Gregoriaanse gezang, zo genoemd naar Paus Gregorius uit de 6de eeuw. Buiten de kerk hing muziek vooral af van allerlei soorten minstrelen of jongleurs die met hun instrumenten de liederen van de troubadours begeleiden. Het herleven van het denken, de kunsten en wetenschappen van de oude Grieken en Romeinen, de antieke cultuur, wordt renaissance genoemd. Letterlijk betekent dit wedergeboorte. In de middeleeuwen was de mens gebonden aan allerlei regels, zoals die van de kerk en gilden en zo zag men de vrijheid van de oude Grieken en Romeinen als een ideaal. De stroming om dat vrijheidsideaal te verwezenlijken begon gedurende de 14de eeuw in Italië. Italië werd een inspiratiebron van culterele bloei. Van hieruit verspreide de nieuwe ideeën zich over Europa, waar de bloeitijd van de Renaissance in de eerste helft van de 16de eeuw viel. De meer wetenschappelijke richting van de Renaissance wordt humanisme genoemd. In de Middeleeuwen stond God centraal, maar in de Renaissance ontstond een nieuw wereldbeeld waarin de mens centraal stond. De mens is de maat van alle dingen. Geleerde humanismen zoals Erasmus, drongen aan op verbetering in kerk en maatschappij. De nieuwe ideeën beïnvloeden alle aspecten van de samenleving: maatschappelijke verhoudingen en politieke opvattingen, theologie en filosofie, letteren, architectuur en natuurlijk ook de muziek. Terwijl literatuur, de beeldende kunsten en de architectuur zich konden laten inspireren door antieke voorbeelden, was dat in de muziek een onmogelijkheid. Ondanks het feit dat men zich over de muziektheorie van de Grieken en Romeinen een heel behoorlijk beeld kan vormen, is er, ook nu nog, over de concrete muziek uit deze tijd niet veel bekend. Toch heeft de muziek in die zogenaamde Renaissance een opmerkelijke ontwikkeling doorgemaakt. Feitelijk is in deze relatief korte periode het gehele moderne systeem van samenklanken en akkoorden ontwikkeld, dat in veel opzichten tot in deze tijd nog niet veel veranderd is. Ook tijdgenoten hebben opgemerkt dat zich grote veranderingen in de muziek voordeden. Maar voor hen lag deze ontwikkeling niet op het gebied van een wedergeboorte van de antieke muziek. Niemand wist precies hoe deze muziek tijdens de periode van Grieken en Romeinen eigenlijk klonk. Het was de \"nieuwe zoetheid\" van de samenklank die als grote en spectaculaire vernieuwing werd gezien. Wereldlijke muziek werd nu belangrijker. Er werden liederen gemaakt die getuigden van vitaliteit. De muziek lag goed in het gehoor en was sterk ritmisch. Tijdens de renaissance brachten de componisten een vernieuwende expressiviteit in de muziek. In de renaissancemuziek herken je een zekere sensualiteit. De kunstenaars voelden de behoefte om de rijkdom aan zinnelijke ervaringen in wetten te vatten. Dit betekent dat ze zich vastklampten aan de logica en wiskunde. Ze stelden zich wetenschappelijk op, om zo gelijkgesteld te zijn aan de wetenschappers. Hierin ligt weer de verbinding met de klassieke oudheid, de wedergeboorte waar de renaissance zo fel naar streefde. Net zoals de beeldhouwers, schilderaars en andere kunstenaars werd de musicus een vakman. Liederen zijn niet langer anoniem. De musicus beschouwde zichzelf dan ook als een scheppende kunstenaar en zijn liederen als een individueel kunstwerk.
REACTIES
1 seconde geleden