Biografie Benedictus de Spinoza
Spinoza is geboren op 24 november 1632 in Amsterdam. Zijn Hebreeuwse voornaam is Bauuch, afgekort tot de roepnaam Bento. Later heeft hij Bento gelatiniseerd tot Benedictus. Deze Nederlandse filosoof is van Portugees-joodse afkomst. Zijn vader is als vluchteling naar Nederland gekomen, hij was een koopman. Na de dood van Spinoza’s vader in 1654 nam hij samen met zijn broer Gabriël de zaak over. Twee jaar later stopte hij hiermee, omdat hij wegens vrijzinnige opvattingen uit de synagoge werd gestoten en in de (joodse) ban gedaan. Spinoza werd geëxcommuniceerd uit de joodse gemeenschap en er werd zelfs een moordaanslag op hem gepleegd.
Spinoza vond zijn toevlucht bij de mensen uit de kringen waar hij veel mee omging, vrijzinnige christenen en vrijdenkers. Van Facnsiscus van den Enden, een man uit deze kringen kreeg, hij onderwijs. Spinoza verbleef op verschillende adressen, waar hij waarschijnlijk zijn eerste wijsgerige werken schreef.
Spinoza verdiende de kost met het slijpen van lenzen en in zijn vrije tijd besteedde hij veel aandacht aan de filosofie.
Hij werd een beroemd filosoof in Europa en correspondeerde met belangrijke tijdgenoten. Toch hield Spinoza zich vooral op de achtergrond, en leefde een teruggetrokken leven. Dit deed hij vanaf dat hij was geëxcommuniceerd en er een moordaanslag op hem was gepleegd. In 1676 weigerde hij zelfs een professoraat in Heidelberg. Ook zijn levenswerk, Ethica, wilde hij niet uitgeven toen hij nog levende was.
Toen Spinoza in 1670 verhuisde naar Den Haag onderhield hij veel contact met de kring rond Johan de Witt.
Spinoza is een van de belangrijkste filosofen uit de nieuwere tijd, en vanaf de 18de eeuw zeer invloedrijk geworden en is dit tot op heden. Spinoza’s werken en denken moet vanuit zijn achtergrond worden bekeken. Namelijk vanuit de joodsmystieke traditie en het redelijk-wetenschappelijk denken. Hij heeft deze twee achtergronden in een omvattende visie bij elkaar gebracht, alles is te verklaren uit de Natuur, die hij ook wel God noemt.
Benedictus de Spinoza overleed op 21 februari 1677 in ’s-Gravenhagen
God
Wanneer ik een werkstuk over Spinoza wil maken, moet ik eerst apart uitvinden wat hij nou precies onder God verstaat. Dit is namelijk erg moeilijk te begrijpen en uit te leggen. Toch probeer ik het en ik hoop dat ik de juiste conclusie heb getrokken.
Spinoza is een pantheïst, dat wil zeggen: hij zag God en de wereld als één geheel. God is niet Iemand die de wereld heeft geschapen en Zelf verder buiten de schepping staat. Integendeel, God is de wereld. Soms drukt Spinoza zich anders uit en zegt dat de wereld in God is. Hier doelt hij op de toespraak die Paulus op de Areopagus voor de Atheners hield. 'In Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij', had Paulus gezegd.
Om nader op het godsbeeld van Spinoza in te gaan, moet ik even kort de idee van de Franse filosoof René Descartes behandelen aangaande dit onderwerp. Volgens Descartes bestaat God, doordat de mens Hem denken kan en doordat Hij als volmaakt en goed gedacht wordt, zal hij ons zeker niet als een kwade geest behandelen en ons onware zekerheid geven. God geeft dus uiteindelijk aan de menselijke geest de hulp die zij nodig heeft om zich niet weer in de twijfel te storten. Dan werpt zich de vraag op hoe het nu staat met het lichaam van de mens, als het denken, dus de geest, het Zijn bepaalt. Hij tracht dit op te lossen door te stellen dat er twee substanties zijn, namelijk geest en lichaam, die scherp van elkaar gescheiden zijn. De natuur van de geestelijke substantie is het denken, de natuur van de lichamelijke substantie is 'de uitgebreidheid in de lengte, breedte en diepte'. Omdat Descartes ziet dat beide, lichaam en ziel, in de mens een eenheid vormen, staat hij deze een wisselwerking toe. Dit wordt dualisme genoemd.
Spinoza is echter een monist. Hij is het met Descartes eens dat alleen God op eigen kracht kan bestaan, maar accepteert deze scheiding tussen die twee substanties niet. Volgens hem is er maar één substantie. Alles wat bestaat kan volgens hem op een en hetzelfde worden teruggevoerd en dat noemt hij eenvoudigweg substantie. Soms noemt hij het God of de natuur. Maar als Spinoza het woord natuur gebruikt, denkt hij niet alleen aan de uitgebreide natuur. Met de begrippen substantie, natuur of God bedoelt hij alles wat er is, ook wat geestelijk is.
Volgens Spinoza kennen wij God onder twee aspecten of verschijningsvormen. Hij noemt deze aspecten attributen, en die twee attributen zijn nu juist het denken en de uitgebreidheid van Descartes, nog simpeler gezegd: het geestelijke en het stoffelijke. God - of de natuur - verschijnt dus als hetzij denken, hetzij uitgebreidheid. Nu kan het zo zijn dat God oneindig veel andere eigenschappen heeft dan denken en uitgebreidheid, maar dat zijn de enige twee attributen die wij kennen.
De substantie kan zich uiten op verschillende manieren, die door Spinoza modi worden genoemd. Een bloem bijvoorbeeld is een modus van het attribuut uitgebreidheid. Uitgebreidheid kunnen we in dit geval vertalen met natuur, want een bloem is een stoffelijk product van de natuur. Als wij echter denken over die bloem, bijvoorbeeld door er een gedicht over te maken, dan zijn wij aanbeland bij de modus van het attribuut denken, want we creëren een geestelijk product. Toch zijn het allebei uitdrukkingen van de substantie, God of de natuur.
'…dat ik over God en de natuur een mening koester geheel verschillend van die welke de moderne christenen plegen te verdedigen. Mijn stelling is namelijk dat God de immanente (immanent = inwonend, JH), zoals men zegt, en niet de transcendente (bovenzinnelijk, JH) oorzaak van alle dingen is. Alle dingen zijn in God en bewegen in God, zo verklaar ik met Paulus en wellicht ook met alle antieke filosofen, zij het dan misschien op een andere wijze.' (Brief van Spinoza, 1 december 1675, aan Henri Oldenburg)
Hier neemt Spinoza, zoals hij zelf al aangeeft, een ander standpunt in dan de christenen. Waar het hier omgaat, is de vergelijking: God = Natuur. Spinoza ging ervan uit dat alle fysische dingen die bestaan of om ons heen gebeuren uitdrukkingen zijn van God of de natuur. Zo zijn ook alle gedachten die gedacht worden, de gedachten van God of de natuur.
Dat klinkt in eerste instantie onlogisch en niet te aanvaarden voor de mens, die er over het algemeen toch vanuit gaat zelf zijn beslissingen te kunnen nemen en zelf te kunnen denken, maar Spinoza wijst op de beperkingen van de mens. Jostein Gaarder geeft in zijn boek De wereld van Sofie een treffend beeld. De mens kan misschien zelf bepalen om zijn duim te bewegen, maar hij kan niet van de hand afspringen en ronddansen in de kamer. Met andere woorden hij volgt zijn eigen natuur en dat doet de mens ook. De mens is dus niet vrij.
Spinoza beweert dat God zich uit via de wetten van de natuur, maar ook alleen via de wetten van de natuur. Deze wetten zijn de interne oorzaak van alles wat er gebeurt. Met andere woorden: Spinoza ziet God niet als een poppenspeler, een marionet die via draden zijn spelers bestuurd en zo de externe oorzaak is van alles wat er gebeurt op het podium. Nee, hij heeft de wereld geschapen en de natuurwetten voor de eeuwigheid vastgelegd. Zoals het vroeger was, is het nu en zal het altijd zijn.
Logisch gevolg van de volmaaktheid van God is dat Hij Zijn wetten niet ontduikt. Met die stelling neemt Spinoza afstand van de wonderen die volgens de Bijbel verricht zijn
Wijsgerige Antropologie
Hoe Spinoza over de mens denkt is ongeveer even ingewikkeld als hoe hij over God denkt. Weer heb ik me op dit vraagstuk gestort en ik ben hopelijk weer tot de juiste (adequate?) conclusie gekomen.
De mens bestaat uit noodzakelijkheid, die volledig afhankelijk is van het totaal waarin zij leeft. Er kan ook in plaats van de mens ook ‘alle dingen’ worden gezegd, in de bovenstaande zin.
Alles maakt dus deel uit van een geheel, wat hij de Natuur, het Ene noemt. Alles kan hieruit worden herleid. Wat niet in de natuur kan voorkomen kan ook niet uit God zijn. Niet kan buiten God bestaan, want God is de Natuur en de Natuur is het bestaan. God is de schepping zelf. De mens is een deel van het geheel natuur en heeft twee verschijningsvormen; denken en uitgebreidheid. Spinoza maakt geen onderscheid tussen deze twee verschijningsvormen en zegt dat deze te herleiden zijn uit God. Er is maar één substantie, lichaam en geest zijn één in God.
Zijn monistisch idee over de mens roept al meteen vragen op: hoe wordt het dan verklaard dat de mens zich kan onderscheiden van alle andere wezens doordat zij een geest bezit? Als alle dingen op aarde deel zijn van een groot geheel en noodzakelijkerwijs bestaan, zijn wij niet anders dan bijvoorbeeld een rots. Dus dat de mens uit minimaal twee substanties, lichaam en geest bestaat.
Spinoza beantwoord deze vraag met de gedachte dat de uitgebreidheid (lichamelijke) en het denken (geestelijke) twee verschijningen zijn van de Natuur en hieruit zijn te herleiden. De voorbeelden die hierbij werden gegeven gingen over euclidische en cartesiaanse wiskunde die wel afzonderlijk van elkaar kunnen bestaan en dezelfde betekenis hebben, maar niet door elkaar kunnen worden gebruikt omdat het dan niet te begrijpen is. Zelf kon ik me een makkelijker voorbeeld herinneren uit een van de lessen. Als je een schilderij ziet kan je twee dingen zien. Een verzameling van kleuren of een afbeelding. Deze vergelijking in niet geheel juist met wat Spinoza bedoeld, maar anders zou ik het niet kunnen beschrijven.
Spinoza zegt ook dat alle voorstellingen bestaan in God, als modificaties van zijn denken. Sommige modificaties bestaan ook in de menselijke geest . Spinoza zegt daarom dat onze voorstellingen in God bestaan voorzover hij de menselijke geest vormt. Omgekeerd zijn onze eigen voorstellingen, aangezien God adequate kennis van alles bezit, adequaat voorzover wij delen in het oneindige verstand. Met adequaat bedoelt Spinoza volgens de werkelijkheid.
Ook zegt Spinoza: “Hoe adequater mijn denkbeelden zijn, hoe meer ik boven mijn eigen eindige conditie uitreik naar de goddelijke essentie waarvan ik een modus ben”. Hij was rationalist en zag dus via het verwerven van de adequate kennis het bereiken van het begrijpen van de noodzakelijkheid van ons bestaan.
Ook over het feit dat Spinoza het bestaan van de mens een noodzakelijkerwijs bestaan noemt kunnen wij enige vragen stellen. Als alles wat wij doen uit noodzaak voorkomt, dan hebben wij geen vrije keus en wat doen wij hier dan en hoe zit het met onze wil? Heeft het woord doen dan enige betekenis voor de mens? Zouden wij dit niet moeten vervangen door het woord moet ? Wij zijn een voorbijgaand ding, zoals een steen of een tafel, van God zonder individualiteit of afhankelijkheid. Wij hebben geen keuzemogelijkheid, omdat wij alles noodzakelijkerwijs uitvoeren.
Maar Spinoza zegt juist dat: “de mens vrij handelt, die overeenkomstig de noodzakelijkheid van zijn eigen natuur handelt, niet gedwongen door enige oorzaak van buiten”.
Spinoza, rationalist zijnde, is er natuurlijk van overtuigd dat de natuur van de mens een redelijke natuur is. De mens= een redelijk wezen. Een mens is vrij wanneer hij naar zijn natuur handelt. En dat is volgens Spinoza op rationele wijze, en dus niet op emotionele wijze. Leeft men op emotionele wijze (men kan met zijn rede/verstand zijn emoties niet beheersen) dan is men lijdend, leeft men op rationele wijze dan is men een actief, gelukkig mens.
Ethiek
Zoals in het vorige hoofdstuk al is besproken, verklaart Spinoza het bestaan vanuit de natuur. ‘Deus sive Narura’ : God ofwel Natuur. Niet uit een tweedelig bestaan van bovennatuur en natuur, zoals voor zijn tijd wel werd gedaan. In deze bovennatuur zou zich dan de ware werkelijkheid bevinden, vaak aangeduid met God. Volgens Spinoza is de Natuur de werkelijkheid, waar wij een deel van uitmaken en voorkomen in twee verschijningsvormen; uitgebreidheid en denken. Deze verschijningsvormen zijn twee van de talrijke attributen van God/Natuur.
Wat Spinoza ‘God’ noemt, is het eeuwige, onveranderlijke beginsel dat aan alles wat bestaat ten grondslag ligt. Voor Spinoza is God geen persoonlijke God, die vanuit de hemel het doen en laten van de mensen gadeslaat en bestuurt. Zo’n God is slechts een verzinsel.
Spinoza was ook een rationalist en verklaart de ethiek dan ook uit rationalistisch oogpunt; alleen de rede levert betrouwbare kennis op.. Volgens hem is ethiek het je op juiste wijze verhouden tot de Natuur. Het goede wordt niet bepaald door het morele oordeel van een ander, maar objectief, door de menselijke natuur. Morele vragen en antwoorden kunnen namelijk objectief gesteld worden volgens Spinoza. Als we de menselijke natuur zien zoals die werkelijk is, zien we in dat onze vrijheid en ons geluk één en hetzelfde zijn, en dat het goede leven voor de mens objectief bepaalbaar is en ook rationeel, dus met het verstand kan worden nagestreefd.
Onder ‘goed’ verstaat Spinoza dat, waarvan wij zeker weten dat het nuttig (utile) voor ons is. Onder ‘kwaad’ verstaat hij daarentegen dat, waarvan wij zeker weten dat het ons belemmert iets goeds te bereiken. Ofwel het ‘goede leven’ is het leven dat het ‘nuttigst/gunstigst’ is voor onze menselijke natuur. Het ‘slechte leven’ is het leven dat daarmee het meest in strijd is. Ondeugd en slechtheid moeten worden vermeden, niet omdat zij door God worden bestraft, maar omdat zij afwijken van de menselijke natuur en ons tot wanhoop brengen.
Naast het onderscheid tussen goed en kwaad, onderscheidt Spinoza ook de ‘actieve’ en ‘passieve’ mentale toestanden. ‘Bij sommige dingen handelt onze geest, andere echter ondergaat hij: voorzover hij namelijk adequate voostellingen heeft, handelt hij noodzakelijk, voorzover hij daarentegen inadequate voorstellingen heeft, lijdt hij noodzakelijk’. Het onderscheid tussen handelen en lijden is te verdelen in graden, en aangezien God de volledige en oorspronkelijke oorzaak van alles is, is hij de enige die handelt en niet ondergaat.
Men bevindt zich in een actieve toestand wanneer de mentale toestanden van binnenuit worden veroorzaakt, door het streven dat onze natuur vormt. In dit geval zijn wij zelf daarvan de oorzaak. Voorzover we daarentegen oorzaken van buitenaf ondergaan, zijn wij passief. Volgens Spinoza zijn wij dan slachtoffer van processen waarop we geen invloed uitoefenen. Dus een mens die is onderworpen aan zijn emoties is passief; lijdend, een mens die zijn emoties leidt en beheerst door het gebruik van zijn rede is actief. Zoals al eerder is vermeldt, verstaat Spinoza onder ethiek, het zich op de juiste wijze verhouden tot de Natuur. De mens is volgens hem ook een rationeel wezen en deze combinatie zorgt ervoor dat wij adequate voorstellingen bezitten, waardoor wij van een passieve toestand over gaan naar en actieve. De mens moet zijn rede tegenover zijn passies stellen, hier niet aan overgeven. Ofwel, de mens moet de rede leiding geven aan de hartstochten. Onze onmiddellijke verlangens en wensen moeten door ons verstand, dat de toekomst op langere termijn kan overzien, in goede banen geleid worden.
De natuur is redelijk en de mens volgt de natuur, hij handelt ‘goed’ als hij handelt naar zijn natuur. Kunnen we dan zeggen dat de mens daarom ook redelijk is, en als rationeel wezen een moreel goed wezen? Ik denk van niet, de mens handelt namelijk ook vaak irrationeel, geeft zich over aan zijn passies. Deze passies zijn ook een deel van de natuur, dus rationeel, en dan is bijvoorbeeld moorden ook rationeel. Dus het handelen naar je eigen natuur is volgens mij niet de juiste omschrijving van het goede. Daarnaast is de natuur ook niet altijd redelijk. Hoe zijn dan de doden te verklaren die het gevolg zijn van een aardbeving of vulkaanuitbarsting?
Kennis
Spinoza is over kennis volgens mij wel vrij duidelijk. Benedictus gelooft sterk in het noodzakelijke. Het besef van het noodzakelijke zou ook leiden tot de grootste vorm van geluk en de grootste vorm van wijsheid. Hoe meer wij het besef van het noodzakelijke zouden beseffen en adequate denkbeelden hierover hebben, hoe dichter wij in de buurt komen van God, de goddelijke essentie waar wij een modus van/in zijn.
Volgens Spinoza is kennis het wezenlijke voor de mens, hiermee kan hij zijn levensdoel en ultieme geluk bereiken. Spinoza onderscheid drie soorten kennis:
- imaginatio (verbeelding)
- ratio (rede)
- scientia intuïtiva (intuïtieve kennis)
Voorheen onderscheidde Spinoza vier wijzen van kennis: 1. wat door anderen meegedeeld wordt; 2. wat uit ervaring bekend wordt; 3. wat geconcludeerd wordt; 4. wat wezenlijk wordt ingezien.
Later vatte hij de beide eerste samen in de ‘imagiatio’ (verbeelding)
Onder de verbeelding (imaginatio) rekent Spinoza de kennis die we van horen zeggen hebben. Deze kennis noemt hij directe, maar toevallig kennis. Directe kennis is een geldig bewijs die onmiddellijk wordt gevat en als waarheid wordt geaccepteerd. Dit lijkt dus op empirische kennis, kennis verworven uit ervaring. Spinoza is rationalist en is van mening dat alleen door de ratio (verstand) echte (adequate) kennis kan worden verworven. Deze directe kennis is dus niet gebaseerd op adequate kennis. Toch speelt imaginatio een grote rol in ons (menselijk) leven, vooral ons gevoelsleven. Bepaalde fenomenen zoals liefde en de wil zijn niet te herleiden tot het lichaam of de geest (denken). Dit is een gevoel wat je ervaart en dat buiten je geest en lichaam aanwezig is. Deze fenomenen zouden zich bijvoorbeeld in de ziel bevinden.
Het is echter niet de bedoeling om van deze kennis afhankelijk te blijven omdat het ons niet kan brengen naar ‘ons’ doel > het verwerven van de adequate kennis. Als wij afhankelijk van deze kennis zouden worden, dan maakt ons dat machteloos. Onder het ‘toevallige’ verstaat Spinoza het volgende:
“Bijzondere dingen noem ik ‘toevallig’ voorzover wij,
uitsluitend lettende op hun essentie, niets vinden dat hun bestaan noodzakelijk stelt, noch het noodzakelijke uitsluit. “
De ratio levert in tegenstelling tot de imaginatio wel adequate kennis op. Dit is kennis die ontstaat door systematisch en consequent redeneren, bijvoorbeeld in de wiskunde. Spinoza probeert ook zoveel mogelijk a priori bewijzen te leveren.
De scientia intuïtiva levert direcht inzicht op ; je ziet bijvoorbeeld direct de noodzakelijkheid van de natuur in. Er wordt dus iets waargenomen wat onmiddellijk als geldig bewijs wordt geaccepteerd. Mijn inziens lijkt dit enigszins op empirische kennis. Het is ook wel logisch dat Spinoza dit in zijn onderscheid van soorten kennis opneemt. Spinoza is onder te verdelen in het subjectivisme. Men ziet dus de werkelijkheid door de ‘camera’ van zijn eigen ik. Het subject (ik) staat hier centraal. Alles wat dus ervaren wordt via onze zes zintuigen is dus ook een vorm van kennis, wat wij de werkelijkheid noemen. Deze is echter subjectief, want alleen God beschikt over de (totale) adequate werkelijkheid en God uit zich alleen via de wetten van de natuur. De adequate werkelijkheid is volgens Benedictus o.a. wiskundige begrippen en natuurwetten > rationalist.
Kennis is voor Spinoza het inzicht dat de dingen noodzakelijkerwijs zijn zoals ze zijn. Dit inzicht ziet hij als de intuïtieve kennis (scientia intuïtiva). Wanneer men dit inzicht heeft, aanvaardt men de werkelijkheid zoals die is. Dat de mens dus leeft in noodzakelijkheid. Het is in haar natuur om volgens bepaalde patronen te leven (actief/redelijk/met ratio) Wanneer deze werkelijkheid wordt aanvaard en men met de ratio de natuur kan verklaren (begrijpt hoe deze in elkaar zit), verdwijnt de haat, en zal daar liefde voor in de plaats komen.
Uw vraag is opgenomen bij de Veel Voorkomende Vragen.
Motivatie en ondervindingen
Voor de filosoof Benedictus de Spinoza heb ik gekozen, omdat ik zelf christelijk ben en wel geïnteresseerd was in de visie van een christelijke filosoof. Spinoza is in zijn tijd ook erg revolutionair geweest op gebied van interpretatie van de bijbel. Hij was van mening dat niet elke letter letterlijk geïnspireerd was door God en dus ook niet letterlijk moest worden geinterpreteerd. Benedictus is een van de eerste geweest die de Bijbel probeerde verklaren buiten God om. God is in zijn visie niet de Schepper van de wereld die buiten de Schepping staat en op die manier de wereld bestuurt. God is één met de schepping en is de schepping Zelf. Hij verklaart de bijbel vanuit de natuur en de natuur waarin hij is geschreven. Men moet dus rekening houden met de taal en de tijd waarin het stuk is geschreven.
Gedurende het maken van dit werkstuk ben ik tot de ontdekking gekomen dat Spinoza een ontzettende ingewikkelde theorie heeft ontwikkeld. Ik denk dat ik zijn theorie nu wel een beetje begrijp, maar er blijven vragen. Want is de mens wel een redelijk wezen. En als dit zo zou zijn waarom is dan bijvoorbeeld Pim Fortuyn vermoordt. De verdachte Volkert van de G. heeft met zijn verstand (ratio) het hele aanslagplan gepland, maar heeft zich hier laten leiden door zijn driften. Deze driften zijn hoogstwaarschijnlijk ontstaan na provocerende uitspraken van Fortuyn. Hij heeft zijn passies niet kunnen onderdrukken met zijn rede.
Ondanks dat zijn theorie mij niet geheel logisch en duidelijk is geworden, vind ik wat ik wel van hem begrijp erg fascinerend. Spinoza heeft sowieso wel een grote indruk achtergelaten want het spreekwoord “Ga zo door en je zult spinazie eten” is een verbastering van “Ga zo door en je zult Spinoza heten”. De verbastering van het oorspronkelijke spreekwoord is bedoeld als een aansporing van een vader tot zijn zoon om zijn best te doen. Hieruit blijkt wel dat Spinoza een begaafd persoon was die men ook wel als voorbeeld zag. Het oorspronkelijke werkwoord is dan ook: “Ga zo voort, mijn zoon, en ge zult Spinoza heten”.
Ik heb momenten gehad waarbij ik dacht: “Waarom moest ik nou juist weer Spinoza kiezen”. Soms kon ik gewoon niet door de stof heen komen en begreep ik er totaal niets van. Dan liet ik het een dagje liggen en ging weer verder en dan zag ik soms ineens het ‘licht’. Dat was dan wel weer heel leuk, net alsof ik een hele ontdekking had gedaan, helemaal zelf! Al met al heb ik heel wat geleerd over Spinoza. In de schoolboeken wordt niet echt diep op hem ingegaan en de worden juist de twijfelachtige en moeilijke kanten van zijn theorieën weggelaten. Door dit werkstuk heb ik ook deze kanten van zijn theorieën kunnen zien (al heb ik ze niet allemaal helemaal begrepen).
Literatuurlijst
- Huizinga's spreekwoorden en gezegden" (ISBN 90-5121-443-x)
- Tekst: Godgeleerd-Staatkundig Vertoog (Evangelische Theologische Academie): H.G. Hubbeling, Spinoza.
- Kopstukken Filosofie Spinoza: Roger Scruton
- viaDelta Filosofie Theoretische filosofie: Martin Slagter & Sjoerd Slagter
- viaDelta Filosofie Praktische filosofie: Martin Slagter & Sjoerd Slagter
- www.xs4all.nl
- www.scholieren.com
Benedictus de Spinoza
- Scriptie door een scholier
- 5e klas vwo | 3834 woorden
- 16 juni 2002
- 117 keer beoordeeld
117
keer beoordeeld
ADVERTENTIE
Inspiratie nodig voor je profielwerkstuk?
Ben jij op zoek naar een onderwerp voor je profielwerkstuk, maar weet je niet waar te beginnen? Bij de Universiteit Twente vind je volop inspiratie. Van organen op chips tot fast fashion tot het programmeren van een robot – er is altijd wel een onderwerp dat bij jouw interesses past.
Lees meer!

Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
30.784 scholieren gingen je al voor!
Geef een cijfer:
7
Probleem melden
Ook lezen of kijken

Liveblog: examens 2025

Dit gaan jullie doen zodra de examens erop zitten: 'Het wordt sowieso chaos'

Kan de vlag uit? Zo vier je samen dat iemand geslaagd is
Ga jij volgend jaar studeren?
Meld je aan voor nieuwsbrief van Studenten.com voor tips om alles uit je studentenleven te halen 💛
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
je werkstukje over spinoza, nou ik was onder de indruk petje af hoor. by the way ik ben geen 13 hoor. ik ben 22.
20 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
knap werkstuk! Hoewel je het al lang geleden geschreven hebt, wil ik je toch mijn complimenten niet onthouden. Ik was zelf ooit docent filosofie en ben onder de indruk van je werk.
16 jaar geleden
AntwoordenO.
O.
Beste Suzanne,
Spinoza christelijk filosoof?
Waarom werd Spinoza door de rabbi uit de synagoge gezet?
Spinoza stelde: "god is de natuur en de natuur is god"
Dit is blasfemisch. Een gelovige stelt god boven de natuur als bestuurder en niet als diens gelijke.
Spinoza moest in zijn tijd omzichtig en vooral voorzichtig tot uitdrukking brengen dat hij geen christelijk filosoof was.
Schopenhauer zag elke godsdienst als schijnoplossing, omdat daar aan de menselijke behoefte aan zingeving en onsterfelijkheid d.m.v. Illusies wordt tegemoetgekomen.
Sigmund Freud vond religiositeit een neurotische afwijking.
Karl Marx zag religie als opium
Einstein was vrijdenker/atheïst.
Nietzsche: mensen die geloven willen niet weten.
Met vriend. groet,
Otto C. Blitz
10 jaar geleden
AntwoordenU.
U.
moooii
7 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
het is verschrikkelijk !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
7 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
nee hoor
7 jaar geleden