Impressionisme
Een groep schilders ontdekte dat schaduw niet een vermindering van kleur betekent, maar een aanvullende contrasterende kleur bevat. Met deze ontdekking was het impressionisme geboren. In de tijd van het impressionisme wordt de kunst in salons getoond. Hier wordt dan ook door de mensen van stand een ‘oordeel’ gegeven over of het kunst is of niet. Bij het impressionisme wil men een impressie gegeven van een bepaald moment van de dag. Details krijgen nauwelijks aandacht. Een impressie wordt gegeven door iets snel te schilderen. Impressionisten werkten dan ook veelal buiten, ‘en plein air’. Hierdoor kreeg de lichtval alle aandacht. Impressionisten verkozen als thema’s landschappen, interieur, stilleven en portretstudies.
Belangrijke schilders: Monet, Renoir, Pissarro, Sisley en Degas.
Postimpressionisme
Het postimpressionisme is voortgekomen uit het impressionisme. Bij het postimpressionisme wordt meer nagedacht over hoe men wil schilderen. Dit wordt gedaan met ‘berekend’ kleurgebruik. De kleurmenging moest volgens hen in het oog plaatsvinden. Het pointillisme is een goed voorbeeld hiervan. Het impressionisme is een ‘voorstroming’ voor schilders als van Gogh, Cézanne en Gaugain. Deze drie schilders zorgden er voor dat er aan het begin van de 20ste eeuw nieuwe stijlen ontstonden. Zo is van Gogh verantwoordelijk voor het expressionisme. Cézanne zorgt voor het ontstaan van het kubisme en Gaugain geeft vorm aan het symbolisme. Vooral Van Gogh en Cézanne hadden meer aandacht voor structuur in vorm en kleur. Gaugain was een zeer bijzondere vernieuwer van het impressionisme. Hij schilderde vrij exotisch, wat kleur en onderwerp betreft.
Belangrijke schilders: Seurat en Signac (pointillisme), Van Gogh (expressionisme), Gaugain (symbolisme, fauvisme), Cézanne (kubisme).
De Haagse School en De Amsterdamse School
In Nederland heeft het impressionisme grote invloed gehad. Er zijn veel bekende namen in de periode van het impressionisme ontstaan. De overeenkomst tussen de Haagse School en de Amsterdamse School zit hem in het kleurgebruik. In het algemeen is het kleurgebruik vrij somber. Het weer in Nederland is meestal ook niet zo mooi. Het enige waar ze in verschillen is de keuze van het onderwerp. In Den Haag werd gekozen voor de rust die nog buiten de stad bestond, in Amsterdam zochten de schilders hun inspiratie vooral in het stadsleven. De Amsterdamse School wordt gezien als een reactie en als voortzetting op de Haagse School.
Belangrijke schilders: gebroeders Maris, Weissenbruch, Mesdag en Mauve (Haagse School), Allebé, Israëls en Breitner (Amsterdamse School).
Jugendstil
Er zijn twee fasen in de Jugendstil te onderscheiden. In de eerste fase (1890-1900) worden vooral plantachtige motieven gebruikt. Er was een vernieuwde belangstelling voor de natuur. Ook gebruikte men in het eerste deel graag metaal. Dit was goed te vormen of in een vorm te gieten. In de tweede fase (1900-1910) komen andere dingen om de hoek kijken. Rustige, eenvoudige vormen werden als uitgangspunt genomen. In Nederland was de kunstenaar Jan Toorop vooral Jugendstil gaan beoefenen. Hij maakte posters voor de slaolie. Hij werd hier zo beroemd mee dat men de Jugendstil in Nederland ‘de slaoliestijl’ noemde.
Belangrijke schilders: Beardsley en Morris, Guimard (fase I), Lautrec, Klimt, Toorop (fase II).
Expressionisme
Het expressionisme is een kunststroming waarbij vooral de gevoelswaarde, het onderbewuste, dat de kunstenaar ervaart naar aanleiding van het onderwerp, erg van belang is. Dit in tegenstelling tot het impressionisme waarbij vooral het uiten van de werkelijkheid, zoals men die ervaart, voorop staat.
Ook in Duitsland is het expressionisme erg actief geweest, zo zijn er twee groepen expressionisten geweest. Die Brücke en Der Blaue Reiter. De werken van de aanhangers van die Brücke kenmerken zich door een afwisseling van felle en aardigachtige kleuren en hebben als onderwerp doodsangst en de betrokkenheid bij menselijk leed. De naam der Blaue Reiter komt voort uit het onderwerp en de kleur van de schilderijen die zij maken. Een aantal leden was gek op paarden en met de kleur blauw werd veel geschilderd. Deze groep was niet erg choquerend in onderwerp- en kleurkeuze zoals hun collega’s van die Brücke. De vormen van der Blaue Reiter zijn veel harmonieuzer en de kleuren die gebruikt werden waren heldere kleuren.
Belangrijke schilders: Nolde, Kirchner, Heckel en Beckmann (die Brücke), Kandinsky, Klee en Macke (der Blaue Reiter), van Gogh, Munch en van Dongen.
Fauvisme
Deze stroming is ook aan het begin van de 20ste eeuw ontstaan, net als het expressionisme. Het fauvisme wordt ook wel het Frans expressionisme genoemd, de groepering is namelijk ontstaan in Parijs. “Fauves” betekent ‘wilde dieren’ in het Frans, dit vanwege de critici die vonden dat de schilderstijl nogal afweek van de toen geldende normen. De kenmerken van de fauvisten zijn het gebruik van pure kleuren, naïeve benadering van objecten en er zat een ritmische ordening in de lijnen en vlakken. Ook een erg opvallend aspect is dat er geen perspectief in de kunstwerken zit.
Belangrijke schilders: Matisse, Rouault en Derain.
Futurisme
Deze stroming heeft zich rond de 1e Wereldoorlog gevormd en werd geleid door Marinetti. Het futurisme heeft meestal als onderwerp verkeer of mensenmassa’s. Het kleurgebruik is min of meer te vergelijken met het kleurgebruik van de postimpressionisten. Men deed een poging om literatuur, muziek, theater en beeldende kunst aan te laten sluiten bij een snel veranderende samenleving waarin oorlog, industrie en machines een belangrijke rol speelden. De stroming heeft eigenlijk alleen in Italië een rol gespeeld.
Belangrijke kunstenaars: Boccioni, Balla, Carrà, Severini
Symbolisme
Het symbolisme is een stroming die aan het einde van de 19e eeuw ‘uit de kast komt’. Kenmerken van deze stroming zijn dat de niet waarneembare ervaringen, zoals fantasieën, ideeën en dromen, worden gesymboliseerd in een waarneembare vorm. Het onzichtbare wordt hierin zichtbaar gemaakt.
Belangrijke kunstenaars: Gaugain, Rodin, Wyzema
Kubisme
Kubisme is een stroming in de beeldende kunst, het begon rond 1905 . De Kubisten hadden een ander kijk op het leven, ze wilden het leven niet meer afbeelden naar de werkelijkheid maar op een andere manier. Het kubisme was voor en tijdens de 1e wereld oorlog. Binnen het Kubisme bestaan weer 3 stromingen, het analytisch, het synthetisch en het analytisch synthetische kubisme, Georges Braque en Pablo Picasso zijn met het analytisch kubisme begonnen, Juan Gris met het synthetische kubisme. De kenmerken van het kubisme is dat alles vereenvoudigd wordt. Ook is het kleurgebruik niet belangrijk, men maakte gebruik van grijs en bruintinten. Onderwerpen die men schilderde waren mensen, landschappen en stillevens. Bij het kubisme heb je een aantal heel belangrijke fases. Aan deze fases kun je precies zien hoe het kubisme is ontstaan.
Fase 1: Pré-kubisme
De kunstenaars zien de natuur als een verzameling van ruimtelijke meetkundige vormen. Alles werd met deze vormen getekend. Je kunt de ruimtelijke vormen goed herkennen.
Fase 2: Analytisch kubisme
De mensen gingen de grondvormen van het voorwerp verder uitpluizen, zodat er interessante vormen overbleef. Zo ontstond een nieuw voorwerp. Alles wordt vereenvoudigd.
Fase 3: Synthetisch kubisme
De vorige fasen werden samengevoegd. Vormen uit het platte vlak werden uitgeknipt en tot een collage gemaakt. Montage is een belangrijk begrip hierbij. Dit wordt in het dadaïsme nog belangrijker.
Belangrijke schilders: Cézanne, Braque, Picasso, Gris
Russische Avant Garde, vooral Suprematisme
Het ‘symbool’ van het suprematisme is ‘het zwarte vierkant’ van K. Malevich. Volgens Malevich was dit een oppermachtige vorm, vandaar het woord ‘suprematie’. Ook Malevich wilde vluchten, weg van de moeilijke dingen en problemen in de wereld, net zoals het impressionisme, maar hij werd meer geïnspireerd door het kubisme en het futurisme. Later werd ook het suprematisme een voorbeeld voor opvolgende kunststijlen. De kenmerken zijn de meetkundige vormen die hij gebruikt, zoals vierkanten en rechthoeken en later cirkels. Zij hebben geen onderwerp, maar geven een heel abstracte indruk. Niet alleen het suprematisme hoort bij de Russische Avant Garde, maar ook het constructivisme en het rayonnisme. Dit laatste heeft als doel ruimtelijke vormen naar voren te brengen door gereflecteerde lichtstralen (rayon = lichtstraal) en is te vergelijken met futurisme. Er zijn twee mensen die deze stijl hebben vertegenwoordigd. Constructivisme is een soort bouwstijl, beeldende vorming stijl. Waarin in meerdere dimensies gewerkt kan worden en waarbij het sociale aspect belangrijk is, niet gesloten en donker, maar open, ‘eerlijk’ en licht.
Belangrijke schilders: K. Malevich (suprematisme), Goncharowa, Larionow (rayonnisme), Taltin (constructivisme).
De Stijl
Opgericht door Theo van Doesburg en de idealen zijn vastgelegd door Piet Mondriaan. De Stijl houdt in: de verhouding tussen lijn, kleur en vlak. De enige kleuren die waren toegestaan waren de primaire basiskleuren (rood, blauw en geel), daarnaast kwamen ook niet-kleuren voor (zwart en wit). De groepering de Stijl hield op te bestaan na de dood van Doesburg.
Belangrijke schilders: Mondriaan, Rietveld, Doesburg en van der Leck
Dadaïsme
Het dadaïsme is een korte, maar zeer heftige stroming geweest, die de rol van de beeldende kunst aan het licht wilde brengen. Deze indrukken kwamen vooral na de 1e Wereldoorlog als ingeving. Dit door de verschrikkelijke dingen die men mee had gemaakt in die tijd. De stroming komt uit Zwitserland en men kan deze stroming zien als een antikunststroming. Er wordt gewerkt met allerdaagse voorwerpen, zoals strijkijzers e.d., en dit worden ‘ready mades’ genoemd. Ondanks de weinig aanhangers van het dadaïsme, heeft de stroming naderhand vooral invloed op de pop art gehad. Montage is een erg belangrijk begrip bij het dadaïsme. Door (ver)knippen en (ver)plakken kreeg men de meest rare kunstwerken die terugsloegen op het allerdaagse leven.
Belangrijke kunstenaars: Duchamp, Schwitters en Ernst
Surrealisme
Uit het dadaïsme is het surrealisme ontstaan. Je kunt ook zeggen dat er een groot gedeelte te halen is uit het realisme, het enige verschil is dat het surrealisme een draai geeft aan het realistische beeld zodat het niet realistisch meer is. Vaak werden dromen heel precies weergegeven op zo'n schilderij, of zetten de kunstenaar zomaar hele rare onderwerpen naast elkaar in het schilderij. Vormen, voorwerpen en situaties worden bij elkaar gebracht en zij vormen een compositie. Ook door toevoeging van andere voorwerpen aan een ander voorwerp krijg je de meest gekke composities. Wat ze hiermee wilden uitlokken waren schrikreacties, verbazing of opwinding bij het publiek. De surrealisten wilden dat mensen loslieten waarin zij geloofden. Je hebt twee soorten surrealisme, namelijk Abstract surrealisme (de schilderijen hebben vaak poëtische titels en vloeiende vormen) en Figuratief surrealisme (op deze schilderijen zijn dingen naast elkaar geplaatst die eigenlijk niet naast elkaar kunnen)
Belangrijke schilders: Miró, Dalí en Magritte
REACTIES
1 seconde geleden